AARDRIJKSKUNDE
Als vak komt aardrijkskunde in het vierde, vijfde en zesde leerjaar aan bod in de lagere school. .
Maar ook in het eerste, tweede en derde leerjaar is er aandacht voor de wereld. Zo worden in periodes W.O. diverse facetten reeds in de onderbouw belicht. Bijvoorbeeld: de tijd, het weer, het geld enz.
De gezamenlijke lunch in de klas is bovendien een goed moment om met de kinderen in de onderbouw over aardrijkskunde te spreken aangezien vele kinderen er interesse voor hebben en regelmatig met vragen komen.
Vierde leerjaar:
Afbeeldingen hierboven: fantasiekaarten van de politiezone Grens (Kalmthout - Essen - Wuustwezel)
Eerst de eigen klas, dan de school, dan het grondplan van de school, dan de wijk. Zo breidt de studie - met veel verhalen daaromtrent - zich uit tot de wijk of het dorp in zijn verschillende facetten - wegennet, wijken, organisatie, bestuur, hydrografie e.d., daarna tot de stad en de mliggende gemeenten, de provincie, het gewest, België (staatkundig, hydrografisch, bestuurlijk, infrastructuur enz.)
Veel opdrachten zijn van kunstzinnige aard: kaarten tekenen (kaarten moeten uit het hoofd kunnen getekend worden en krijgen daarom eerst een fantasievolle invulling, zodat de vorm beter in het geheugen blijft), muziek (de Vlaamse Leeuw, De Brabançonne, Lied van de Kempen, Limburgs
volkslied, ... zie de link in de rechtse kolom), gedichten ....
Dagelijks een dictee in verband met aardrijkskunde.
---
Het hele project aardrijkskunde in de vierde klas is gebaseerd op één groot gegeven: het leren hanteren van landkaarten.
Maar voor het gebruik van kaarten aan bod komt, leren de kinderen eerst zelf
proefondervindelijk hoe landkaarten gemaakt worden. Ze beginnen dus zelf kaarten te
tekenen en in een later stadium pas kaarten lezen.
Die landkaarten worden zelf ontworpen, zelf getekend. Altijd zelf tekenen, zodat vorm en
gegevens goed gekend zijn. Om dat te ondersteunen worden de kaarten ook op een
fantasievolle manier getekend.
Waarom landkaarten?
Omdat dat een belangrijk gegeven is in onze cultuur. Mensen spreken bijvoorbeeld niet over
ten noorden van, of ten zuiden van, maar eerder over boven en onder. Bijvoorbeeld: Charleroi
ligt onder Brussel. Essen ligt boven Antwerpen. Dat wil zeggen dat mensen, als ze over
geografische gegevens spreken steeds een kaart voor ogen hebben. En dat degene die luistert
zich die kaart kan voorstellen. Dat geldt voor alle geografische gegevens, ook voor wegen
en dergelijke.
Maar de windroos hoort er ook bij, en alle windstreken moeten ook goed gekend zijn, zowel op de kaart als in de werkelijkheid. Dus oefenen.
Landkaarten geven ook elementen weer die NIET in het landschap te zien zijn. Naast de
zichtbare gegevens zijn er dus ook onzichtbare gegevens op een kaart te zien. Bijvoorbeeld de
grenzen van gemeenten. In werkelijkheid kan je die alleen maar vaststellen aan de hand van
naamborden langs de weg, andere zichtbare gegevens zijn er niet. Op een kaart kan je echter
de gemeentegrenzen tekenen en kan je ook de vorm van de gemeente zien.
Fantasiekaarten helpen bij het oriënteren op de kaart. Als je de kaart van Kalmthout bekijkt,
dan zie je dat het station van Heide bijvoorbeeld in de nek van Kalmthout ligt, en dat de heide
(het natuurreservaat) de haardos is van die figuur. Als kinderen dan ergens in Kalmthout zijn,
kunnen ze zich voorstellen waar die plek op de kaart ligt.
Fantasiekaarten zijn te vergelijken met sterrenbeelden. In de oudheid werden sterrengroepen tot een fantasievoorstelling samengevoegd. Sterren binnen die voorstelling konden dan gemakkelijk teruggevonden worden. De ster die bijvoorbeeld het hart van de leeuw aanduidt is Regulus. Bij gebrek aan coördinaten was dit de eenvoudigste manier om de plaats van sterren aan te duiden. Voor kinderen geldt dit ook voor landkaarten. Vóór ze vertrouwd gemaakt worden met het coördinatenstelsel kunnen ze dankzij de fantasiekaarten toch al bepalen waar bijvoorbeeld hun huis of de school staat.
Het tekenen van kaarten is slechts de neerslag van wat er inhoudelijk is verteld over de
gemeente, provincie, land. Enz. Belangrijke en opvallende plaatsen worden uitgebreid
besproken. Bepaalde gegevens worden apart getekend en genoteerd, afhankelijk van wat de
leerkracht en de kinderen voldoende belangrijk vinden. Het gaat dus niet alléén om
landkaarten, het gaat ook om de inhoud ervan.
De periode is zo opgebouwd dat de kinderen vertrekken van de eigen omgeving en die steeds
verder uitbreiden tot het hele land: België, waarbij ook de buurlanden al even aan bod mogen
komen. Maar in de vijfde klas komen die dan heel specifiek aan bod en breidt alles uit tot
Europa. In de zesde klas komt dan heel de wereld in het blikveld.
Heel wat details of geografische gegevens kunnen aangevuld worden met verhalen.
Bijvoorbeeld over de gemeentegrenzen van Kalmthout (verhaal van de kinderen die slaag
kregen – zou ook in geschiedenis aan bod moeten komen).
Bijvoorbeeld over de hoofdsteden van de provincies: verhaal over Gent, over Antwerpen (Lange Wapper …), enz… Dus niet vergeten dat er regelmatig een boeiend verhaal kan verteld worden. De keuze
maakt de leerkracht zelf. Het kan dus bijvoorbeeld ook gaan over de eerste spoorverbinding
tussen Brussel en Antwerpen, op het moment dat op de kaart de spoorwegen worden getekend
en de grote snelwegen en kanalen enz.. Zo kan je op dat moment ook vertellen over de manier
waarop bijvoorbeeld het Albertkanaal werd gegraven. Onlangs stond er in De Morgen ook
een artikel over de aanleg van de eerste snelweg (Brussel-Oostende). Zulke zaken kunnen dus
gebruikt worden.
De muzikale elementen komen ook aan bod: streeklied, nationale hymne. De kinderen
schrijven zelf de tekst en de notenbalk over van het bord. De beste werkwijze daarvoor is de
volgende:
Eerst de notenbalken tekenen (de lijnen, nog niet de noten) met de voortekening (kruisen,
mollen, sleutel).
Dan de tekst eronder schrijven.
Dan de noten op de notenbalk invullen, zodat die mooi boven de tekst kunnen staan.
De liederen oefenen: zang en instrumentaal (blokfluit).
Vijfde leerjaar:
Korte herhaling van België en dan via de aangrenzende buurlanden naar alle landen van Europa met hun specifieke gegevens.
Opdrachten zijn: fantasiekaarten tekenen van elk land en daaropvolgend kaarten tekenen met een minimaal aantal gegevens (steden, streken, gebergten enz,) en kaarten herkennen en kunnen beschrijven.
Muziek uit de verschillende landen: nationale hymnen zingen en instrumentaal spelen, volksmuziek uit de diverse landen spelen ...
Tekeningen in verband met de verschillende landen.
Hoofdsteden leren en aanduiden op de kaart.
Tabellen maken over elk land met daarop steden, gebergten, zeeën, eilanden, rivieren, typische producten, bekende personen, munt, bevolking enz.
Elke dag een dictee in verband met aardrijkskunde (over gemeenten uit de omgeving). Dit dictee wordt voorbereid in de klas minstens één dag op voorhand en de leerlingen die het nodig hebben, oefenen het dictee ook thuis. De bedoeling is dat elk kind de tekst foutloos kan noteren tijdens het dicteren door de leerkracht.
De kinderen krijgen een handboek dat door de leerkracht is samengesteld en waarin de opdrachten zijn opgenomen. De kinderen kunnen dit op eigen tempo afwerken. Zo kan het gebeuren dat kinderen enkele dagen voor het einde van de periode klaar zijn en tijd hebben om andere zaken te doen, of om de leerstof verder uit te werken naar eigen keuze.
LESSCHEMA
1. Liederen en muzikale stukken in verband met aardrijkskunde oefenen.
2. Dictee
3. Doornemen van het werkboek. Bij voorkeur geven de leerlingen hun werkboek aan een ander kind. De leerkracht leidt het doornemen, steeds beginnend van blad 1. In een hoog tempo, met hier en daar even aandacht voor een afbeelding of een tekst wordt het werkboek doorgenomen tot waar de leerkracht gekomen is met zijn instructies.
4. Instructie: de leerkracht vertelt beeldend en boeiend enkele zaken over een land, een continent en volgt daarbij het werkboek, maar breidt uit en stelt vragen.
5. Verwerking: Is er een leestekst voorzien in het werkboek, dan wordt die gelezen en worden vragen beantwoord over de tekst (mondeling/schriftelijk). Een lied kan overgenomen worden van het bord. Een gedicht of een korte tekst kan overgenomen worden van het bord. Een illustratie opzoeken is mogelijk. Wiskunde-opgaven kunnen gemaakt worden (bv. hoeveel inwoners per km²?). Lengte van rivieren opzoeken.
6. Verder werken aan het werkboek.
7. Tot slot van de les: de voorbereiding van het dictee van de volgende dag.
Zesde leerjaar:
Van Europa vertrekkend, alle landen van de wereld, per continent. Dezelfde werkwijze als in de vijfde klas.
Elke dag een dictee over verschillende aspecten van aardrijkskunde. Onder andere over zon, maan en planeten enz.
Het handboek op eigen tempo afwerken, zoals in de vijfde klas.
Spreekbeurt over een zelf gekozen land voorbereiden en voorbrengen met daarbij het klaarmaken of meebrengen van een typisch gerecht uit het gekozen land.
De kinderen maken zelf een wereldbol met continenten en zeeën erop geschilderd.
LESSCHEMA
1. Liederen en muzikale stukken in verband met aardrijkskunde oefenen.
2. Dictee
3. Doornemen van het werkboek. Bij voorkeur geven de leerlingen hun werkboek aan een ander kind. De leerkracht leidt het doornemen, steeds beginnend van blad 1. In een hoog tempo, met hier en daar even aandacht voor een afbeelding of een tekst wordt het werkboek doorgenomen tot waar de leerkracht gekomen is met zijn instructies.
4. Instructie: de leerkracht vertelt beeldend en boeiend enkele zaken over een land, een continent en volgt daarbij het werkboek, maar breidt uit en stelt vragen.
5. Verwerking: Is er een leestekst voorzien in het werkboek, dan wordt die gelezen en worden vragen beantwoord over de tekst (mondeling/schriftelijk). Een lied kan overgenomen worden van het bord. Een gedicht of een korte tekst kan overgenomen worden van het bord. Een illustratie opzoeken is mogelijk. Wiskunde-opgaven kunnen gemaakt worden (bv. hoeveel inwoners per km²?). Lengte van rivieren opzoeken.
6. Verder werken aan het werkboek.
7. Tot slot van de les: de voorbereiding van het dictee van de volgende dag.
Steiner-uitspraken-pedagogie-aardrijkskunde-natuur-milieu.htm
Steiner uitspraken aardrijkskunde met commentaar van LC.pdf
Eindtermen aardrijkskunde Vlaanderen met commentaar van LC.pdf
VIERDE KLAS
Aardrijkskunde-liedbundel-05-05-2002 4e, 5e, 6e klas.pdf
Aardrijkskunde liedbundel kaft.pdf
Grondplan school Rinkrank en "blokske rond" bordtekening.jpg
Periodeoverzicht 4e klas 2001.pdf
België provincies, steden bordtekening 2000.jpg
België info bordtekening 2000.jpg
België en buurlanden bordtekening 2000.jpg
België gemeenten en provincies invulblad NL en FR.pdf
Kalmthout lege vorm (blinde kaart).jpg
Kalmthout blinde kaart met wegen.jpg
VIJFDE KLAS
Aardrijkskunde-liedbundel-05-05-2002 4e, 5e, 6e klas.pdf
Aardrijkskunde liedbundel kaft.pdf
Aardrijkskunde 5e klas periodeplanning en werkboek 2001
Aardrijkskunde 5e klas werkboek 2002.pdf
Aardrijkskunde 5e klas werkboek 2003.pdf
Aardrijkskunde 5e klas werkboek 2004.pdf
Aardrijkskunde 5e klas werkboek 2005.pdf
Aardrijkskunde 5e klas werkboek leerkracht.pdf
Europa blinde kaart landsgrenzen.jpg
Duitsland kaart met de Länder.jpg
Baltische staten en Oost-Europa bordtekening.jpg
Nederlandse hymne Wilhelmus partituur.jpg
België gemeenten en provincies invulblad NL en FR.pdf
ZESDE KLAS
Aardrijkskunde 6e klas voorbereiding 1997.pdf
Aardrijkskunde 6e klas werkboek 2015.pdf
Aardrijkskunde 6e klas werkboek 2015-2016.pdf
Aardrijkskunde-liedbundel-05-05-2002 4e, 5e, 6e klas.pdf
Aardrijkskunde liedbundel kaft.pdf
Aardrijkskunde 6e klas lijst van Schengenlanden.jpg
Aardrijkskunde 6e klas kaart van Schengenlanden.jpg
Congo leestekst. Stanley vindt Livingstone.
Europa blinde kaart met landsgrenzen.jpg
Grootte van landen vergelijken.pdf
Lezing over aardrijkskunde in de 6e klas (2011).pdf
Azië verhaal: Een spoor van vier tijgers.pdf
1e GRAAD MIDDELBAAR
Eindtermen regulier onderwijs Vlaanderen
INTERNETOEFENINGEN
aardrijkskunde-europa-hoofdsteden-NL.
Belgische rivieren benoemen op basis van een omschrijving.
Belgische provincies en hoofdsteden NL en FR
Belgische steden. Namen in FR-NL
MEDIA
Een derde van de mensheid ziet de Melkweg niet meer.pdf