klas 2 - groep 4


TWEEDE KLAS - GROEP 4



De kinderen in de tweede klas zijn doorgaans zeer beweeglijk. Zij moeten dus veel bewegingskansen krijgen. Het hele onderricht kan doordrenkt worden met beweging. De ochtendopmaat met muziek en mondelinge herhaling zal daarom zo veel mogelijk bewegingselementen bevatten. Ook in de periodelessen en in de lessen Frans en Engels zitten tal van bewegingselementen.

In de eerste klas werd de basis gelegd voor lezen, schrijven en (hoofd)rekenen. Deze zaken worden nu in de 2e klas verder geoefend met veel aandacht voor het creatieve schrijven en zeer doorgedreven automatiseren van optellingen en aftrekkingen tot 20. In deze klas krijgen de kinderen ook veel gelegenheid om te lezen (stil- en luidop) o.a. via de zelfgeschreven teksten, de bibliotheek en een keuze aan korte leesteksten. In werk en spel viert beweging hoogtij: elke kans tot bewegen grijpen de kinderen enthousiast aan. Toneelspelen doen ze in deze klas graag en spontaan.



MUZIEK

Zang: Liederen in verschillende talen. 

Nederlandse, Engelse, Franse, Duitse, Italiaanse en Spaanse liederen zijn een must; andere talen kunnen ook, maar voor elke taal geldt dat de leerkracht de uitspraak beheerst en de betekenis van de tekst kent.


Instrumentaal: het spel op de sopraanblokfluit verder ontwikkelen door in verschillende toonaarden te spelen (transponeren); steeds op het gehoor (geen notenbeeld) én eenstemmig. Veel gebruikmaken van ritmische instrumenten.


Muziek kan en moet in alle andere vakken aan bod komen.

Taal: de woordsoorten (3e trimester) kunnen gecombineerd worden met ritme, melodie, zang, instrumenten.

Wiskunde: het oefenen van maal- en deeltafels kun je ondersteunen met zang en instrumenten.

Cultuurbeschouwing: Vóór de aanvang van het verhaal zingen of voorspelen om tot stilte te komen. Na het verhaal een gekend lied zingen.

W.o.: seizoensgebonden liederen, kinderlied (met beweging) en volkslied.


TEKENEN

Geleidelijk verdwijnt de typische kleuterstijl met zijn drieledige opbouw van grond, hemel en daartussen de lucht. Er komt meer en meer diepte in de tekeningen door het plaatsen van de figuren op verschillende niveaus.

Tekenen komt ook aan bod in de lessen cultuurbeschouwing, taal, wiskunde, w.o., Frans en Engels.

VORMTEKENEN

De klemtoon ligt op symmetrie- en spiegeloefeningen.

Vormtekeningen kunnen zeer goed gecombineerd worden met wiskunde (als illustratie op rekenbladen).

De hoofdletters van het verbonden schrift worden gecombineerd met vormtekeningen waarin de bewegingen zitten die nodig zijn voor het vloeiend schrijven.


SCHILDEREN

Nat-in-natschilderen: kleuroefeningen en vooral kleuren mengen. Elke kleur moet dynamisch worden: beweeglijk en rijk aan tinten.

Schilderen kan naast de eigen vaklessen aan bod komen in de lessen w.o., maar ook in taal (bv. als achtergrond bij de woordsoorten).


BOETSEREN

Diervormen boetseren vinden de kinderen in deze klas steeds weer leuk, maar ze beleven het ook als een uitdaging. Het gebruikte materiaal is nu vooral klei. Bijenwas wordt gebruikt voor zeer kleine opdrachten.

Boetseren kan naast de eigen vaklassen aan bod komen in de lessen w.o.


TONEEL

Toneelspelen is een van de kunstzinnige vakken waarnaar de kinderen steeds reikhalzend uitkijken. In de tweede klas zijn er nog veel kleuterelementen aanwezig in het spel: de kinderen spelen spontaan maar kunnen ook steeds beter regieaanwijzingen aanvaarden en opvolgen. Kleine toneelstukjes kunnen in taalperiodes en in lessen w.o. De kinderen kunnen ook een toneelstuk spelen in een andere taal (Frans,  Engels, Duits...).


TAAL NEDERLANDS

Lezen:

De kinderen krijgen individueel veel lectuur aangeboden, via korte teksten die in de lessen Nederlands of in lessen w.o. worden gegeven maar ook via de schoolbibliotheek. Veel aandacht voor stillezen, begrijpend lezen en luidop lezen.

Teksten worden nooit klassikaal gelezen (één tekst waarvan kinderen om beurt een stuk voorlezen).


Expressief lezen:

De kinderen oefenen zelfgeschreven teksten of andere teksten om ze voor te lezen, waarbij gelet wordt op stemplaatsing, inleving, interpunctie, expressie.

Terwijl de klas een tekenopdracht of een ander werk maakt, lezen kinderen individueel hun voorbereide tekst.


Schrijven:

Naast het schrijftechnische (pengreep, lijnvoering, houding, beweging) krijgt het creatief schrijven steeds meer aandacht. Best is om regelmatig 4 tot 5 schrijfopdrachten per week te geven, liefst 's morgens na de mondelinge herhaling. Deze schrijfopdrachten duren niet langer dan 15 minuten. Eén of twee schrijfperiodes binnen de taalperiodes zijn ook mogelijk. In totaal mogen kinderen in een tweede klas minstens een honderdtal korte opstellen schrijven.


Spelling:

Het gebruik van hulpmiddelen zoals 'klankvoeten', 'klanktenen' of termen als' het deurtje staat open' enz. is te vermijden, net als het werken met woordpakketten. Zie o.a. mijn commentaar op Zo leren kinderen lezen en spellen. De goede spelling ontstaat vooral dankzij het vele creatieve schrijven. Meer over creatief schrijven vind je hier


Als er in de 1e klas voldoende gewerkt is vanuit de verbogen en vervoegde vormen hoeft er in de 2e klas niet veel aandacht te gaan naar de verdubbeling van de medeklinkers of de halvering (verenkeling) van het aantal klinkers. Meer over open en gesloten lettergrepen vind je hier


Een dagelijks dictee met aandacht voor de spelling van woorden die in de opstellen of in de leesteksten aan bod kwamen is zeer zinvol.

Rekendictees bieden een ideale combinatie om spelling en hoofdrekenen te combineren. Bovendien leren de kinderen inzicht krijgen in de werkwijze die ze moeten toepassen om de oplossing te vinden. Meer over dictees en rekendictees vind je hier


Grammatica:

De kinderen leren in het derde trimester vier woordsoorten kennen: zelfstandig naamwoord, werkwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord. Het aanbrengen ervan kan met fantasienamen die echter onmiddellijk door de algemeen aanvaarde terminologie aangevuld en wat later erdoor vervangen worden.


VERHALEN (vertelstof)


Steiner raadt voor de tweede klas het vertellen van  fabels aan. 

In alle steinerscholen/vrijescholen vertelt men echter ook heiligenlegendes. Deze had Steiner destijds voorzien voor het vrij godsdienstig uur dat door kinderen uit klassen 1-2-3 gezamenlijk gevolgd werd ter vervanging van de katholieke en protestantse godsdienstlessen.  In feite horen ze dus niet thuis in de tweede klas, maar het kan geen kwaad om ze te vertellen op voorwaarde dat het alleen om die heiligenlegendes gaat die in de westerse cultuur van groot belang zijn geweest. Zie de lijst hieronder. Deze heiligenlegendes kun je ook in de 1e en de 3e klas en zelfs in de hele school vertellen. 


Ik raad aan om dagelijks een fabel te vertellen in de taalperiodes, zodat deze kunnen dienen als voorbereiding op een opstel en als leesteksten kunnen gebruikt worden. 

In het verteluur (tweemaal per week) kun je dan legendes en sprookjes vertellen.


Welke legendes?

Enkele heiligenlegendes.

Sint-Maarten

Sinterklaas

Franciscus van Assisi

Christuslegenden (Lagerlöf)

Christoforus

Hiëronymus

Enkele sprookjes

Sprookjes van Rackham

Sprookjes van Hauff

Sprookjes van Andersen

Scandinavische sprookjes

Engelse sprookjes

Vlaamse sprookjes

Russische sprookjes

Dierenverhalen


OPMERKING

Het allerbeste is om 1e en 2e klas samen te nemen tijdens de verteluren. Zo kunnen sprookjes, fabels en dierenverhalen gespreid worden over twee schooljaren.

Dit heeft enkele voordelen:

Er is telkens een leerkracht vrijgesteld van vertellen, waardoor hij/zij meer tijd heeft om één verhaal per week grondig voor te bereiden.

De kinderen van de tweede klas kunnen de eersteklassers helpen bij het schrijven over de verhalen.

Kinderen van 1e en 2e klas tekenen samen over de verhalen, waardoor ze elkaar stimuleren. Voor de eersteklassers is dit een stevige stimulans.

Eén leerkracht kan vertellen, de ander maakt bijvoorbeeld een bordtekening over het verhaal.


WISKUNDE

Hoofdrekenen

De optelling en de aftrekking tot 20 intensief oefenen. Je oefent de bewerkingen tot 100 vooral in analogie met die tot 20.

De kinderen leren vlot werken met de getallenlijn tot 100 en met het honderdveld. 

Het getalbegrip oefenen.

Niet te veel aandacht besteden aan de brug over het tiental. Als kinderen vlot kunnen optellen en aftrekken tot 20 is de brug over de 10 bijzaak. De brug over de 10 is pas belangrijk bij het cijferen, maar zelfs dan is het goed automatiseren van + en - tot 20 véél belangrijker.


Cijferen

In voorbereiding op het cijferen oefen je in de 2e klas de begrippen eenheden, tientallen en honderdtallen. In het derde trimester kun je van het hoofdrekenen overgaan op het cijferen. Dit wil zeggen dat de notering van de opgaven gebeurt zoals bij het cijferen, maar in feite blijft het hoofdrekenen. Ook andere vormen van notatie laatje aan bod komen.


Metend rekenen

Lengtematen, inhouden, gewichten al doende ervaren en oefenen met gebruik van de meest gekende maateenheden: meter, liter, kilo (exact één of twee of ... meter, liter, kilo; minder dan of meer dan een meter, een liter, een kilo). De natuurlijke (lichaamseigen) maten zoals duim, span, voet kun je in de derde of vierde klas behandelen als een vorm van historische wiskunde. Werken met geld (euro en cent). De klok intensief oefenen tot op de minuut. 


Breuken

Verdelingen van lijnen, cirkels en regelmatige vlakke figuren (vierkant, rechthoek en veelhoek) in 2, in 3, in 4, in 5 enz. kunnen regelmatig aan bod komen.


Rekendictee

Zo mogelijk komt er dagelijks een kort rekendictee waarbij de kinderen zowel op de spelling letten als op de werkwijze die ze moeten gebruiken om de oplossing te vinden.

REKENEN OEFENEN ONLINE


Rekenwijzer.

Eenvoudig, overzichtelijk, geen toeters en bellen. 

Op de openingspagina vul je een voornaam en de eerste letter van een familienaam in. Dit hoeft niet je echte voornaam en familienaam te zijn, je mag ook een fictieve naam gebruiken, wat aan te bevelen is. 


REKENEN OEFENEN OFFLINE


Teach2000

Dit eenvoudig overhoorprogramma kun je gratis downloaden in Windows-versie. Een Mac-versie is ook beschikbaar, maar de installatie verloopt minder vlot.

Het grote voordeel is dat de kinderen zelf de oefeningen kunnen samenstellen en daarna oefenen. 

Het programma beschikt over een timer waarmee de kinderen zelf kunnen zien hoeveel tijd ze per oefening besteden. 


WERELDORIËNTATIE (W.O.)

In de tweede klas gaan de lessen wereldoriëntatie hoofdzakelijk over de seizoenen, de maanden en de dagen. Zowel eigen beleving als waarneming komen aan bod, maar ook het schoolleven in samenhang met de seizoenen (feesten, vakanties, liederen). Het leven van verschillende dieren in samenhang met de seizoenen. Planten (granen, groente en fruit) in samenhang met de seizoenen. Zo veel mogelijk observaties en acties (uitstappen, belevingselementen, doeopdrachten enz.). Klasgesprekken. Korte opstellen.

Is de tweede klas een onderdeel van een combinatieklas waarin ook een 3e klas aanwezig is, dan kan de 2e klas aansluiten bij de onderwerpen die in de 3e klas aan bod komen: ambachten en kunstambachten. De geschiedkundige en volkskundige gebruiken in verband met de maanden en de dagen kunnen gedeeltelijk met de 3e klas tezamen gegeven worden.

Vormt de 2e klas een combinatieklas met de 1e klas, dan kunnen de onderwerpen gespreid worden over twee schooljaren.


ICT (Informatie- en communicatietechnologie)

De computer kun je dagelijks gebruiken als herhalingsinstrument (met overhoorprogramma's) voor rekenen en taal.


FRANS

Vooral mondeling: liederen, gedichten, korte teksten die uit het hoofd geleerd worden, korte conversatieoefeningen, nieuwe woordenschat en herhaling.


ENGELS

Vooral mondeling: liederen, gedichten, korte teksten die uit het hoofd geleerd worden, korte conversatieoefeningen, nieuwe woordenschat en herhaling.


HANDWERK


Een eigenaardigheid in het leerplan van de vrijeschool/steinerschool is dat de kinderen in de eerste klas en de derde klas breien, en in de tweede klas haken. Het zou toch veel logischer zijn om in de tweede klas het breien dat in de eerste klas aangevat is, voort te zetten en daarmee voort te gaan in de derde klas. Haken kan trouwens zowel in de eerste, als de tweede en de derde klas naast het breien gebeuren. De kinderen leren in de kleuterklas vingerhaken, dus zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat ze in de eerste klas leren haken met een haakpen. 

Ik zorgde ervoor dat kinderen in alle klassen minstens drie verschillende opdrachten hadden in de lessen handwerk, zodat er voldoende afwisseling in het programma zat. Een lesuur lang alleen maar breien of haken of borduren vergt veel van het concentratievermogen van de kinderen. Daarom is afwisseling noodzakelijk. Het brengt ook meer leven in de handwerklessen omdat kinderen met verschillende opdrachten bezig zijn.  

1. Breien en haken.

2. Naaien (borduren enz.). 

3. Een pop maken (dier, mens, kabouter).

Daarnaast kunnen gelegenheidsopdrachten komen zoals knutselen ter gelegenheid van een schoolfeest (lang op voorhand mee beginnen), een voederhuisje voor vogels maken enz. 

DAGSCHEMA VOOR EEN TWEEDE KLAS (niet in combinatieklas)


  1. Zang en instrumentaal spel: 25 minuten.

  2. Mondelinge  herhaling van de leerstof  van klassen 1 en 2: taal: woordsoorten (vanaf het moment dat ze aan bod gekomen zijn); spelling;  maal- en deeltafels, rij van vierkantsgetallen; hoofdrekenen plus, min, maal, gedeeld;  tijd (kloklezen); inhouden w.o.; Frans; Engels. Deze mondelinge herhaling bevat voldoende bewegingselementen. 10 à 15 minuten.

  3. Korte uitleg over de schriftelijke herhaling: 3 opgaven om te maken in de loop van de dag: 5 minuten.

  4. Instructie van de periodeles: uitleg over de nieuwe leerstof met enkele gezamenlijke oefeningen: 10 à 15 minuten. In w.o.-periodes zal de instructie langer duren.

  5. Korte herhaling van de leerstof van de vorige dag: 5 minuten.

  6. Verwerking nieuwe leerstof en herhalingsopgaven: 50 minuten.

  7. Recapitulatie: wat was er nieuw vandaag: 5 minuten.

  8. Vooruitblik: thema (onderwerp) van de nieuwe leerstof voor de volgende dag. 5 minuten.


Ochtendpauze


  9. Vakles (Frans, Engels) of voortzetting van de periodeles (in w.o.-periodes) of een kunstzinnig vak of een bewegingsvak..

10. Vakles cultuurbeschouwing of een ander vak.


Middagpauze


11. Kunstzinnige vakken of bewegingsvakken: schilderen, vormtekenen, tekenen, muziek, boetseren, lichamelijke opvoeding, dans, zwemmen.

DE TWEEDE KLAS ALS ONDERDEEL VAN EEN COMBINATIEKLAS

Als de tweede klas deel uitmaakt van een combinatieklas kunnen bepaalde periodes en lessen tezamen met een andere klas of andere klassen gegeven worden.

COMBINATIEKLAS 1 - 2 - 3

De muzikale opmaat gebeurt met de 3 klassen tezamen. De derdeklassers spelen dan vooral op de altfluit, de eerste en de tweede klas spelen op de sopraanblokfluit.

De mondelinge herhaling gebeurt met de 3 klassen tezamen.

De instructie voor de tweede klas komt na de instructie voor de 1e klas. Terwijl de kinderen van 1 en 3 hun instructie krijgen werken de kinderen van de tweede klas aan hun schriftelijke herhalingsopdrachten of aan werk dat nog niet afgewerkt is. Kinderen die hulp nodig hebben wenden zich tot kinderen van de 3e klas of de 1e klas of gaan bij elkaar te rade.

In sommige periodes kunnen de 1e en de 2e klas samen les krijgen. Dat kan bijvoorbeeld in de lessen w.o. waarin dan onderwerpen gekozen worden die voor beide klassen geschikt zijn. Het w.o.-programma kan dan over 2 schooljaren gespreid worden. Dit kan ook voor klassen 2 en 3 tezamen.

Frans en Engels kan met de 3 klassen tezamen gebeuren.

Cultuurbeschouwing: eerste en tweede klas kunnen best samen genomen worden voor de verhalen. Het tekenen en schrijven over de verhalen kan ook met 1 en 2 tezamen.

Wiskunde: metend rekenen kan met 2e en 3e klas tezamen. Beide klassen werken zowel met lichaamsgerelateerde maateenheden (duim, span, voet enz. = historische wiskunde), als met meter, liter, enz. Rekenen met geld kan met beide klassen samen.

L.O. en zwemmen: de 3 klassen samen.

Toneel: zowel 1e als 2e als 3e klas kunnen apart toneel oefenen, maar het is ook zeer goed mogelijk om de drie klassen tezamen te laten spelen of 2 klassen tezamen (bijvoorbeeld 2 + 3 of 3 + 1 of 1 + 2). In Rinkrank spelen de 1e, 2e en 3e klas elk jaar 1 toneelstuk samen, meestal ter afsluiting van het schooljaar op de laatste schooldag.

Lezen: de tweede taalperiode in oktober kan zeer goed tezamen met de eerste klas gegeven worden. Elke tweedeklasser krijgt dan gezelschap van een eersteklasser als een vorm van tutorlezen.

COMBINATIEKLAS 1 - 2


Muzikale opmaat: 1 en 2 samen

Mondelinge herhaling: 1 en 2 samen

Instructie: eerst de 1e klas, dan de 2e klas. Soms is het zinvol om de 2e klas mee te laten luisteren naar de instructie (in taal- en rekenperiodes). In periodes w.o. werken 1e en 2e klas altijd samen.

Frans en Engels: 1e en 2e klas samen.

Cultuurbeschouwing: De klassen 1 en 2 krijgen dan samen dezelfde verhalen. De verhalen worden gespreid over twee schooljaren.

Welke verhalen? Sprookjes (Grimm, Andersen e.a.), fabels, heiligenlegendes (alleen van heiligen die een sterke impact hebben gehad op de volkscultuur).

L.O. en zwemmen: 1 en 2 samen.

COMBINATIEKLAS 2 - 3


Muzikale opmaat: 2 en 3 samen

Mondelinge herhaling: 2 en 3 samen

Instructie: eerst de 2e klas, dan de 3e klas. Soms is het zinvol om de 3e klas mee te laten luisteren naar de instructie (in taal- en rekenperiodes). In periodes w.o. werken 2e en 3e klas altijd samen.

Frans en Engels: 2e en 3e klas samen.

Cultuurbeschouwing: Als er op school een 4e klas is, dan kan de 3e klas best dezelfde verhalen krijgen als de 4e klas. De 2e klas sluit dan aan bij de 1e klas. Is er geen 4e klas, dan luisteren beide klassen samen naar de verhalen en maakt de leerkracht een keuze uit fabels, heiligenlegenden, plaatsgebonden sagen, verhalen uit de wereldliteratuur, sprookjes van Andersen en andere literaire sprookjes.

L.O. en zwemmen: 2 en 3 samen.

Toneel: zowel 1e als 2e klas kunnen apart toneel oefenen, maar het is ook zeer goed mogelijk om beide klassen tezamen te laten spelen.

DAGSCHEMA VOOR EEN TWEEDE KLAS IN EEN COMBINATIEKLAS 1 - 2 - 3 of andere combinatie

  1.    Zang en instrumentaal spel: 25 minuten

  2.   Mondelinge  herhaling van de leerstof  van klassen 1, 2 en 3: taal: woordsoorten; spelling;  maal- en deeltafels, rij van vierkantsgetallen; hoofdrekenen plus, min, maal, gedeeld;  tijd (kloklezen); inhouden w.o.; Frans; Engels. Deze mondelinge herhaling bevat voldoende bewegingselementen. 10 à 15 minuten.

  3.   Korte uitleg over de schriftelijke herhaling in klassen 2 en 3: drie opgaven om te maken in de loop van de dag: 5 minuten.

  4.   Instructie van de periodeles: uitleg over de nieuwe leerstof met enkele gezamenlijke oefeningen en korte herhaling van de leerstof van de vorige dag. 

Eerst de instructie voor klas 1. Klassen 2 en 3 werken intussen aan de schriftelijke herhalingsoefeningen, of maken herhalingsopdrachten aan de computer, of werken aan de nieuwe opgaven voor zover zij dat kunnen. 10 à 15 minuten. In w.o.-periodes zal de instructie langer duren, maar gebeurt met 2 klassen tezamen.

Dan instructie voor de 2e klas. 10 à 15 minuten. 1e en 3e klas werken aan hun opgaven. In w.o.-periodes zal de instructie langer duren, maar gebeurt met 2 klassen tezamen.

Ten slotte de instructie voor de 3e klas terwijl klassen 1 en 2 aan hun opgaven werken. 10 à 15 minuten. In w.o.-periodes zal de instructie langer duren, maar gebeurt met 2 klassen tezamen.

  5.   Verwerking nieuwe leerstof en herhalingsopgaven: in totaal 50 minuten (inbegrepen de tijd die tijdens de instructie van de andere klassen benut wordt voor het eigen werk).

  7.   Recapitulatie: wat was er nieuw vandaag (voor de drie klassen samen): 5 minuten.

  8.   Vooruitblik: thema (onderwerp) van de nieuwe leerstof voor de volgende dag (voor de drie klassen samen). 5 minuten.


Ochtendpauze


  9. Vakles (Frans, Engels) of voortzetting van de periodeles (in w.o.-periodes) of een kunstzinnig vak of een bewegingsvak. De drie klassen samen.

10. Vakles cultuurbeschouwing of een ander vak. Drie klassen samen of 2 klassen samen.


Middagpauze


11. Kunstzinnige vakken of bewegingsvakken: schilderen, vormtekenen, tekenen, muziek, boetseren, lichamelijke opvoeding, dans, zwemmen.

Schilderen, vormtekenen en muziek gebeurt in elke klas apart. Eén van de 3 leerkrachten specialiseert zich in een van de drie vakken en geeft die periodegewijs in de verschillende klassen. Ook leerkrachten van buiten de school kunnen hier aan bod komen.

Lichamelijke opvoeding, zwemmen: normaliter met de drie klassen tezamen. Is het aantal leerlingen te groot, dan kunnen deze zaken ook afzonderlijk per klas (leeftijdsgroep) gegeven worden door vakleerkrachten.