pinksterfeest

PINKSTEREN

 

Dit is een feest dat steunt op een getal en daaraan ook zijn naam heeft ontleend. Pinksteren komt van pentecoste en betekent in feite niets anders dan ‘vijftigste dag’ (na Pasen).

 

Dit feest is verwant aan en gebaseerd op het joodse Wekenfeest (Shawoeot). Het verwijst ook naar een gebeurtenis die in ‘De Handelingen der Apostelen’ wordt vermeld: de nederdaling van de Heilige Geest over de apostelen. Het pinksterfeest is ook een echt lentefeest. Het is trouwens hét lentefeest bij uitstek.

Over al deze aspecten van het feest wil ik iets vertellen.

 

1. Het pinksterfeest is een lentefeest.


Het is het hoogtepunt van de lente. Het is dus in de eerste plaats een lentefeest. Hierdoor is het een feest dat van alle tijden is en als dusdanig heeft het (nog) geen christelijk karakter. Dat is het uitgangspunt van het feest, zeker op kleuterniveau. Het pinksterfeest zou je dan ook kunnen bekijken als een meifeest. Mei staat voor het begin van het nieuwe jaar: vele meiliederen wijzen ook op die vernieuwing. Vroeger was het de gewoonte om de leeftijd van mensen niet in jaren uit te drukken, maar in lentes: de nieuwe lente beleven was hetzelfde als een nieuw jaar beleven, het was als een nieuwe geboorte. Daarom is het pinksterfeest in Rinkrank misschien ook zo waardevol: de naam Rinkrank komt uit een sprookje dat een beeld geeft van de nieuwe geboorte.

 

Eén van de lenteliederen die we zingen heeft het over dat ‘nieuwe jaar’ :

Naar groene verwe mijn hart verlangt,

Daar ik allene was.

Zij heeft mijn herteke aanbevaan

gelijk het groene gras.

Ontsproten uit der meien schijn,

met menig bloemken klaar.

Alzo heeft haar een jonkvrouw fijn,

geprent al in dat herte mijn,

al met het nieuwe jaar.


Het is ook opvallend dat oude mensen dikwijls zeggen dat ze toch graag de volgende lente willen halen.

 

In het begin van de vorige eeuw begonnen vele scholen het nieuwe schooljaar in de lente. In Duitsland is die gewoonte tot aan de Tweede Wereldoorlog blijven bestaan. In Zwitserland weet ik dat er scholen zijn die nu nog steeds hun schooljaar met de lente laten aanvangen. Een restant van deze gewoonte bestaat ook nog bij ons, waar in vele scholen een ‘zomerklasje’ bestaat waarin de jongste kleuters worden opgevangen. We zien ook dat heel wat schoolrijpe kleuters eigenlijk nu al best naar de eerste klas zouden gaan. Vanuit dit standpunt gezien komen we tot de invulling van het feest op een correcte manier, we zetten de oudste kleuters tijdens dit feest in het zonnetje, zij zijn de nieuwe kinderen van het komende nieuwe jaar, zij zijn de lentekinderen, of zoals we ze dan ter gelegenheid van dit feest noemen, de pinksterkinderen. Daarmee komen we bij het christelijke aspect van dit feest.


2. Het christelijke aspect


Nadat Christus verrezen was, bleef hij nog veertig dagen bij zijn leerlingen onder een getranscendenteerde vorm. Toen voer hij ten hemel (Ons-Heer-Hemelvaart). Tien dagen later zond hij de Geest van God over zijn leerlingen. Die daalde over hen neer in de gestalte van vurige tongen. Daarna werden zijn leerlingen van wijsheid vervuld en vonden zij de moed om naar buiten te treden in de wereld, om daar de boodschap van Christus te verkondigen.

 

Op dat punt zijn we met de oudste kleuters aangekomen. Zij treden uit de besloten kleuterwereld naar buiten en gaan de wereld verkennen. Zij gaan in wisselwerking treden met die wereld, in een groeiend bewustzijn voor de schoonheid en de kwaliteit ervan. Zij zijn als het ware als de apostelen, die ontwaakten op Pinksteren ook pas uit hun beslotenheid, zowel op geestelijk vlak (omdat ze zich tot dan toe gekoesterd hadden in de aanwezigheid van Christus) als op het fysische vlak, omdat ze nu de deuren van hun zaal openden en naar buiten traden om te prediken.

 

Maar net zoals de apostelen zich bleven vastklampen aan de goddelijke autoriteit van hun leermeester (en daarin door de geest werden begeleid), zo zullen de schoolrijpe kleuters zich nog enkele jaren lang vasthouden aan de autoriteit van hun leerkracht in de lagere school. Het zal nog vele jaren duren voor ze in staat zijn volledig zelfstandig in de wereld te staan.


"Toen de dag van het Pinksterfeest was aangebroken, waren ze allen op één plaats bijeen. Eensklaps kwam er een geruis uit de hemel als van een hevige windvlaag en vulde het hele huis, waar ze waren vergaderd. Allen werden vervuld van de heilige geest en begonnen verschillende talen te spreken, naar gelang de geest hen liet spreken." Uit De handelingen van de apostelen


Dit christelijke aspect van Pinksteren is in het feest vertaald in een talenfeest. De kinderen zingen op het Pinksterfeest liederen in verschillende talen : Engels, Frans, Duits, Italiaans, Zweeds, en alle andere talen die ze op een min of meer correcte manier ten gehore kunnen brengen. Dit jaar is er ook Luxemburgs (Letzeburgs) bij, dankzij de grootvader van Martin, Alexis, William en Tanguy.

 

Een van de hoogtepunten van dit feest is het verhaal. Elk jaar wordt er een verhaal verteld in een andere taal. De voorbije vier jaar kregen we zo al een verhaal in het Engels, in het Duits, in het Frans en in het Portugees. Dit jaar komt Alexandra (moeder van Indra uit de klas van juffen Kathleen en Veer) met een verhaal in het Spaans.

 

Nog meer internationaal klinkt het bij de opening van het feest, dan zingen en spelen kinderen van vierde, vijfde en zesde klas een hele resem nationale hymnen en volksliederen uit verschillende landen, zowel Europese als van verder weg. Het pinksterfeest wordt daardoor een feest waarbij een gevoel ontstaat deel uit te maken van een wereld die samenhangt, die broederlijk verbonden is. Het is dan ook niet toevallig dat ‘Freude, schöner Götterfunken’ van Beethoven (dat tevens de Europese hymne is) een belangrijke plaats inneemt.

 

Dat internationale karakter komt ten overvloede nog eens tot uiting in het buitengedeelte van dit feest: het dansfeest. Hier dansen de kinderen van de verschillende klassen volksdansen uit veel verschillende culturen. Tweemaal per jaar neemt dans een belangrijke plaats in op de schoolfeesten. Op het carnavalsfeest zijn dat de kinderdansjes, bij het pinksterfeest zijn het de echte volksdansen. Dansen is een van de elementen van het kunstzinnige aspect van de beweging. Daarom mogen die in feite nooit ontbreken in het pedagogische werk, en daarom moeten ze nu en dan ook eens nadrukkelijk naar voor komen in een schoolfeest.

 

Het christelijke pinksterfeest is gebaseerd op het oudere Joodse feest. De link tussen het christelijke en het Joodse feest vinden we beschreven in de ‘Handelingen van de apostelen’ van de evangelist Lukas:

 

"Toen de dag van Pinksteren aanbrak waren allen bijeen op dezelfde plaats. Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette."

 

Het was een feest waarop joden uit de hele toen bekende wereld in Jeruzalem samenstroomden

 

"Nu waren in Jeruzalem Joden gevestigd, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel. Toen dat geluid ontstond, liepen de mensen te hoop en tot hun eigen verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn eigen taal. Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering: Hoe komt het dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal? Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfilië, Egypte en het gebied van Lybië bij Cyrene, de Romeinen die hier verbleven, Joden zowel als proselieten (heidenen die zich tot het jodendom hadden bekeerd), Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden."

 

In de Joodse cultuur heet het Pinksterfeest: SJAWOEOT. Het valt precies zeven weken na het Paasfeest. De joden vieren dit feest door hun huizen met prachtige bloemen en bladeren te versieren. Het doet hen denken aan de lenteoogst. Het is ook een gewoonte om maaltijden van zuivelproducten te eten, zoals kaas en eieren. Veel mensen eten speciale kaaspannenkoeken, die blintzes heten.

 

Op Sjawoeot gaan de joden naar de synagoge en bedanken God voor de Tora die hij hen heeft gegeven. Zij lezen ook het bijbelboek RUTH. Dit boek vertelt het verhaal van een jonge Moabitische vrouw die haar land en haar volk verliet om met haar Joodse schoonmoeder naar het land van Israël te gaan. Het verhaal speelt zich af in de oogsttijd van de lente en vertelt over Ruths sterke liefde en haar sterk geloof.

 

Sjawoeot is ook de tijd waarin sommige Joden een begin maken met de joodse opvoeding van hun kinderen. Door te beginnen met hun kinderen onderricht te geven in de Tora.

 

Sjawoeot of Wekenfeest is het feest van de Tora, de wet die God gegeven heeft. Het verhaal is door iedereen gekend, het gaat namelijk over de tien geboden. In het boek: ‘Joodse dagen en feesten’ wordt het zo verteld :

 

Heel lang geleden besloot God om aan de mensen zijn Wet te geven. God ging naar de mensen van Ammon en zei: "Willen jullie mijn Wet?" De mensen van Ammon zeiden: "Vertel ons eerst wat er in de wet staat geschreven." God vertelde hen toen zijn wet en zei: "Gij zult niet doden." Toen zeiden de mensen van Ammon: "Nee, die wet is niet voor ons."

Toen ging God naar de mensen van Moab. "Willen jullie mijn wet?" vroeg hij. En de mensen van Moab zeiden: "Vertel ons eerst wat er in de wet staat geschreven." En God zei: "Gij zult niet stelen." Toen zeiden de mensen van Moab: "Nee, dat is niet het soort wet voor ons."

God ging van het ene volk naar het andere en aan ieder volk vroeg hij: "Willen jullie mijn wet?" En ieder volk zei: "Vertel ons eerst wat er in de wet staat geschreven." En als God hun dan vertelde wat er in de wet stond, bijvoorbeeld dat zij in vrede moesten leven, zeiden ze allemaal: "Nee, dat is niet het soort wet voor ons."

Ten slotte, zo verhaalt de legende, kwam God bij een heel klein volk, dat net ontsnapt was aan de slavernij van Egypte. Dat volk stond bekend onder de naam van ‘Kinderen van Israël’. "Willen jullie mijn wet?" vroeg God. En de Kinderen van Israël antwoordden: "Ja, dat willen wij. Vertel ons wat er in uw wet staat geschreven." Toen verzamelde God de Kinderen van Israël bij de berg Sina. Hij riep Mozes, hun leider, naar de top van de berg. Daar gaf Hij hem de Tien Geboden. Deze werden geschreven op twee stenen tafels, LOECHOT, geheten. Toen Mozes van de berg afdaalde leerde hij de Kinderen van Israël deze wetten, die Tora werden genoemd. Ze luidden als volgt:

Er is maar één God.

Vereer geen afgoden.

Je mag de naam van God niet voor niets uitspreken.

Houd de Sabbat heilig.

Eer je vader en je moeder.

Je zult niet doden.

Je zult de vrouw van een andere man of de man van een andere vrouw niet nemen.

Je zult niet stelen.

Je zult niet liegen.

Zet je zinnen niet op wat je toebehoort.

De Kinderen van Israël leerden deze wetten en zij gehoorzaamden eraan. En om deze allerbelangrijkste gebeurtenis in hun geschiedenis te gedenken, hebben de Joden daarna aldoor het feest Sjawoeot gevierd.


Sjawoeot is een van drie Sjalosj Regaliem, optochten naar de tempel van Jeruzalem om god te danken voor de oogst.

Pinksteren is dus, naast een feest voor het verkrijgen van de Wet, een oogstfeest. In ons land heeft die betekenis niet zoveel zin, want de oogst is hier nog veraf. Toch is er een verwijzing naar dat joodse oogstfeest in de manier waarop Rinkrank het feest viert. Het Pinksterfeest wordt namelijk afgesloten met een traktatie onder de vorm van jonge, frisse groenten en knolletjes: de eerste producten uit de tuin.

 

Als feest van de wet is Pinksteren voor ons niet zo zinvol. Wij leven in onze tijd namelijk in een totaal andere verhouding tot de wet dan de Joden ten tijde van Mozes. En ook onze zingeving aan de wet is eerder van louter menselijke, sociale betekenis, en heeft niet de impact die de goddelijke wet heeft op de joodse religie.

 

We houden het dan ook bij dat lentefeest. En daarover gaat dan de volgende bijdrage.

Maar nog even dit: het pinksterfeest wordt door de christenen beschouwd als de begindatum van de christelijke kerk. Om die reden is het dan na Pasen ook het belangrijkste feest van het jaar.


 

 

 

 

Dat het pinksterfeest ook een lentefeest is, spreekt vanzelf. Het feest valt steeds midden in de lente, meestal in de maand mei. Het is dan ook logisch dat het pinksterfeest ook een bloemenfeest is. Kinderen getooid met bloemenkroontjes zullen het feest een vrolijk feeëriek aanschijn geven.

 

De meimaand wordt al sinds eeuwen beleefd als een nieuw begin, als de aanvang van een nieuw, veelbelovend jaar. Daarom werd de leeftijd van mensen eertijds ook uitgedrukt in ‘lentes’, niet in jaren. De nieuwe lente beleven  dat was wat telde. Of het jaar dan vol gemaakt werd, daar ging het niet om.

 

Als meifeest is Pinksteren de link met de volkscultuur.

In Rinkrank zitten er in het Pinksterfeest elementen van die volkscultuur die zowel met de maand mei als met de lente te maken hebben.

Er is de meiboom. Eertijds werd die opgericht op 30 april, op ‘meiavond’. Dat was de avond dat de jonge mannen, getooid met een bloeiende eglantier, naar het huis van hun geliefde trokken om haar toe te zingen en haar de eglantier te overhandigen. Dat de meisjes er bijzonder op gesteld waren, blijkt wel uit het meilied ‘Schoon lieveken", waarin een meisje haar verdriet uitzingt omwille van een lief dat niet komt opdagen.


"Schoon lieveken, waar waarde gij den eerste meienacht

Dat gij mij genen mei en bracht?"

"Den eerste meienacht, schoon lief dan was ik ziek,

Ik kon er van mijn beddeke niet."

 

"Schoon lieveken, waar waarde gij de tweede meienacht,

Dat gij mij genen mei en bracht ?"

"Den tweede meienacht, zocht ik een eglantier,

Schoon lieveken sta op en uwe mei is hier."

 

"‘k en sta er nu voorwaar voor uwe schone mei niet op,

Of en zal er mijn vensterke niet ontsluiten!

Uw mei die komt te laat,

Plant vrij hem op de straat,

Schoon lieveken, plant uwe mei daarbuiten !"


Hetzelfde liefdesthema vind je in het overbekende lied : "De winter is vergangen", vooral in de tweede strofe:


Ik wil de mei gaan houwen, (de mei = de eglantier)

al in het groene gras.

En schenken haar de trouwe,

Die mij de liefste was.

En bidden dat zij wil komen,

Al voor haar vensterke staan.

En ontvangen de mei met bloemen,

Het is zo wel gedaan.


We vinden hetzelfde verlangen in het bijzonder mooie Italiaanse meilied : "L’inverno l’ e passato" :

 

La bell' a la finestra                         Het mooie meisje in het vensterraam

la guarda in su e in giula,                 speurt in de buurt en in de verte,

spetta il fidanzato                            hopend dat haar geliefde

al canto del cucu                             zal komen op de roep van de koekoek

 

Het lijkt wel alsof meiavond zijn liefdeskrachten is kwijtgespeeld in de moderne tijd, maar dat schijnt toch niet helemaal waar te zijn, want daar lees ik in De Morgen van donderdag 2 mei 2002, dat in Malmédy in de meinacht (La Nut’ du May) de jonge Malmédiens door de nacht trekken en serenades brengen bij de huizen waar jonge dames naar hen uitkijken. Het gaat hen daarbij niet zozeer om de liefde, dan wel om de traktatie die ze krijgen: een borrel kan hun hart al in vervoering brengen. De burgemeester van Malmédy ziet dat allemaal heel goed zitten en voegt er aan toe: "De gewoonte zou in Vlaanderen ook aanslaan, al was het maar om de verzuring tegen te gaan".

 

Hij heeft nog gelijk ook: samen feesten is het beste middel om niet op elkaar te sakkeren en te vitten. Kinderen van de lagere school zijn echter nog niet toe aan het brengen van serenades en kennis te maken met het liefdesaspect van de meimaand. Maar de liederen mogen ze al kennen en ingepast in het pinksterfeest brengen ze die lichte, vrolijke toets die zo typisch bij dit lentefeest hoort.

 

Hoe is de lente op het pinksterfeest te herkennen?

Die zie je terug in de vrolijke bloemenkransen die de kinderen dragen. De oudste kleuters zien er het meest feestelijk uit met hun strohoed met bloemenkrans er omheen gevlochten. Maar alle andere kinderen dragen ook bloemenkransen van weide- en veldbloemen, al dan niet zelf gevlochten. En als de kleuters de zaal verlaten en op weg gaan naar de weide waar de meiboom staat, dan strooien vele kleine kinderhandjes kleurrijke bloesems voor hen uit.

 

Lente is niet alleen bloem en bloesem, er is ook al wat te oogsten in de tuin: knolletjes (radijsjes) zijn er nu al volop, dus die zullen op het feest niet ontbreken. We zouden het pinksterfeest, als we het over eten hebben, ook wel het ‘knolletjesfeest’ of 'radijsjesfeest' kunnen noemen.

 

Maar hoe zou het komen dat het pinksterfeest niet meer gevierd wordt in de dorpen en steden? Terwijl dat vroeger toch een groot en vrolijk feest was met jaarmarkt en kermis erbij? Denken we maar aan de Antwerpse Sinksenfoor, die een traditie van vele eeuwen heeft (in de late middeleeuwen werd deze foor bezocht door duizenden mensen, zelfs uit verre streken als Spanje en Italië). Ik vrees dat de negentiende en de aanvang van de twintigste eeuw daar schuld aan hebben. Door de industrialisatie verdwenen stilaan de landelijke feesten, al heeft de KAJ (Katholieke Arbeidersjeugd) lang geprobeerd om die feesten levendig te houden. Tegelijk werden de lentefeesten ingepalmd door de katholieken, die er een zeer godsdienstige en devote uitdrukking aan gaven. Dankzij mensen als Priester Poppe, met zijn Eucharistische Kruistocht, werden de pinksterfeesten omgebouwd tot Eerste en Plechtige Communie. En wat schiet daar nu nog inhoudelijk van over? Zijn dat nog echt wel lente- en kinderfeesten?

 

Liefde en een mooie lente die blij maakt, wat is er meer nodig om te gaan dansen? Meifeesten en pinksterfeesten zijn dan ook bij uitstek dansfeesten. Het spreekt toch vanzelf dat kinderen en jonge mensen dansen. Het zit in de mens ingebakken. Een kind kan amper lopen of het begint al te dansen, ja het danst zelfs al vóór het aan lopen toe is. Dan is het toch jammer dat in de hele opvoeding geen dansscholing voorzien is. Ja, in de eindtermen die de Vlaamse Gemeenschap oplegt, staat wel zoiets als ‘dansante vorming’, maar hoe wordt die gerealiseerd? Is het voldoende om af en toe een volksdansgroep uit te nodigen die de kinderen ook eens een dansje aanleert? Volgens mij niet. Dansen moet een inherent deel zijn van de pedagogie. En niet alleen de ‘hedendaagse’ kinderdans, maar de echte volksdans moet aan de beurt komen.

 

Nu is het tegenwoordig niet gemakkelijk om volksdans als pedagogisch instrument te brengen, want volksdans wordt als iets oubolligs ervaren en wie houdt er zich dan nog mee bezig? Toch heeft volksdans een enorme waarde, niets is zo goed voor de bewegingsontwikkeling en de sociale vorming als dit soort dans. Vooral bij kinderen in de lagere school moet de volksdans levend gehouden worden. Langzaamaan probeert Rinkrank daar iets aan te doen, door ander andere bij het pinksterfeest de goede volksdans als een hoogtepunt van het feest te brengen.

 

Een van de elementen in het landelijke pinksterfeest was de pinksterblom: een jonge maagd die als een bruid getooid de rondgang door het dorp maakte. Ze was het symbool van de vruchtbaarheid. Daarmee sluit dit feest aan bij oeroude voorchristelijke gebruiken. In het oude Egypte bijvoorbeeld werd het beeld van de god of godin ook rondgedragen om de aarde vruchtbaar te maken. Nu we weten dat het niet die god of godin is die de vruchtbaarheid verzekert, verliest de pinksterbruid ook haar betekenis. En is het dus niet zinvol om een soort van ‘geestelijke bruiloft’ te houden. Toch zijn de pinksterbruiden en -bruidegoms nog wel aanwezig, maar in een heel andere context: niet als symbool van vruchtbaar makend, maar als teken van ‘rijping’: het zijn de oudste kleuters, van wie de meesten er binnenkort aan toe zijn om een grote stap te zetten: de overgang naar de ‘grote’ school; ze zijn (bijna) schoolrijp. Dus is het pinksterfeest wel heel speciaal hun feest.

 

In het beeld van de pinksterkinderen zitten alle oude gebruiken van het pinksterfeest verzameld.