vormtekenen

VORMTEKENEN


Elk kind begint op een bepaald moment in zijn ontwikkeling te tekenen. Eerst zijn dat krabbels vanuit de schouder, enkele maanden later vanuit de elleboog en weer een tijd later vanuit de pols. Dan is het moment aangebroken waarop het kind voor het eerst een gesloten kromme tekent en kan het 'tekenen' beginnen. Het kind is op dat moment ook 'kleuter' geworden. Tekenen hangt nauw samen met de ontwikkeling van een kind en gebeurt over heel de wereld op dezelfde wijze.

Het de taak van de school om het tekenen verder te ontwikkelen. Dit gebeurt op twee manieren.


De eerste is de begeleiding van het vrije tekenen, meestal aan de hand van verhalen, maar ook als illustratie bij leerstof.


De tweede is het vormtekenen, waarin wordt uitgegaan van rechte en gebogen lijnen. Uit dit vormtekenen ontstaan twee disciplines:

in de eerste klas is dit het verbonden schrift;

in de derde/vierde/vijfde/zesde klas is dit de meetkunde.




1. Vormtekenen leidt tot het verbonden schrift.

 

Vanuit het vormtekenen ontstaat in de eerste klas het verbonden schrift (lopend schrift). Vanaf de eerste schooldag in de eerste klas wordt dit vormtekenen dagelijks geoefend, het is zo opgebouwd dat tegen Kerstmis uit die vormen de letters van het verbonden schrift zijn ontstaan. Dit gebeurt gelijktijdig met het leren lezen, waarvoor de kleine drukletters (onderkast) gebruikt worden. Om zelf te schrijven gebruiken de kinderen het verbonden schrift, om te lezen hanteren ze de kleine drukletter en om te tekenen gebruiken ze de grote drukletter.



2. Vormtekenen leidt tot meetkunde.

 

Vanaf de eerste klas krijgen de kinderen ook namiddagperiodes vormtekenen. Dit is een ander soort vormtekenen dan het vormtekenen dat uitmondt in het verbonden schrift. Vanuit rechte en kromme lijnen, met spiegeling en symmetrie ontstaan er vlakken. Die vlakken evolueren tot cirkel, ellips, vierkant, rechthoek enz. 


In de derde klas kunnen de kinderen uit de losse hand cirkels tekenen en deze verdelen in twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf gelijke delen. Daarin ontstaan dan allerlei vormen dankzij spiegelen en symmetrie. Eén basisvorm krijgt meer aandacht: dat is de zeshoek met daarin de zesster. In die figuur ontdekken de kinderen van de derde klas alle vlakke meetkundige figuren, behalve het vierkant. In die meetkundige vormen ontstaan tevens de eerste vlechtvormen.


In de vierde klas kun je de vlechtvormen - meestal de Keltische knoopfiguren - uitvoerig behandelen en oefenen.

 

In de vijfde klas ga je voort met vlechtvormen zoals die te vinden zijn in de Germaanse, Keltische, Longobardische, Indische en Perzische vormentaal. Griekse meanders  zijn ook aan de orde in de vijfde klas. In de meetkunde neem je het vormtekenen van de derde klas weer op, maar nu met passer en lat en héél nauwkeurig werk. Uit de zeshoek-zesster ontstaan nu weer alle meetkundige vormen en construeren de kinderen nu ook het vierkant, de vijfhoek en vijfster, twaalfhoek en twaalfster (verschillende mogelijkheden). Driedimensionele vormen op basis van de gelijkzijdige vlakken worden gemaakt: de platonische lichamen.


In de zesde klas kun je de islamitische vlechtvormen analyseren en construeren. Het zijn dikwijls zeer ingewikkelde figuren, waarbij de kinderen goed moeten nadenken. De vormentaal van het Alhambra is de leidraad, maar vlechtfiguren uit moskeeën worden ook nagetekend. In de meetkunde tekenen en berekenen de kinderen de omtrek en oppervlakte van de vlakke meetkundige figuren (vierkant, rechthoek, parallellogram, ruit, driehoek, trapezium, vlieger, cirkel). Ze construeren de verschillende volumes (kubus, balk, prisma, piramide, kegel, bol) en berekenen er de oppervlakte en de inhoud van. 

DE LIJN

Architect Henri van de Velde schreef in 1902:

De lijn is een kracht die net als de elementaire krachten actief is. Meerdere met elkaar in verbinding gebrachte maar ook tegenwerkende lijnen, bewerken hetzelfde als meerdere elkaar tegenwerkende elementaire krachten. 


Kunstenaar Kandinsky schreef in 1912: 

Die Linie ist ein Ding, welches ebenso einen praktisch-zweckmässigen Sinn hat wie ein Stuhl, ein Brunnen, ein Messer, ein Buch und so weiter. Und dieses Ding wird (... als ein reines malerisches Mittel gebraucht - also in seinem reinen inneren Klang. Wenn also im Bild eine Linie von dem Ziel ein Ding zu bezeichnen, befreit wird und selbst als ein Ding fungiert, wird ihr innerer Klang durch keine Nebenrollen abgeschwächt und bekommt ihre volle innere Kraft. (Uit: Die Formfrage, Der Blauwe Reiter). 

DE LIJN ALS BEGRENZING VAN VLAKKEN en de LIJN ALS MEETKUNDIG BEGRIP. 


Bij volumes (driedimensionaal) ontstaat de lijn waar de vlakken elkaar raken. Het zijn de ribben van de figuur. 


Bij vlakke figuren ontstaat de lijn waar twee vlakken elkaar raken. Ze vormen de zijden van de figuur. 


Als meetkundig begrip is de lijn opgebouwd uit punten. Maar een punt heeft per definitie geen dimensie. Hoe kan een lijn dan ontstaan uit de delen als de delen zelf geen dimensie hebben? Volgens deze definitie is de lijn dus een abstractie. 


Meetkundig wordt een lijn ook gedefinieerd als de kortste afstand tussen twee punten. 

PEDAGOGISCH

1. De lijn als een krabbel. Bij ieder kind begint het tekenen met het tekenen van lijnen; het is de eerste kunstzinnige uiting van het kind op plastisch gebied. Het is niet de kleur die als eerst optreedt - kleine kinderen hebben trouwens een voorkeur voor zwart of een donkere kleur - maar de lijn. De lijn is hier het gevolg van een beweging. 

Uit de krabbel ontstaat de gebogen lijn die rond 4 jaar evolueert naar een gesloten vorm: min of meer een cirkel.  

2. De lijn is de begrenzing van de ene kleur ten opzichte van de andere. Als kleuren niet door elkaar vloeien, zie je de begrenzing als een lijn. 

3. Je kunt de lijn zien als een contrast tussen voor- en achtergrond, zoals een heuvelrug afsteekt tegen de lucht: donker tegenover licht. Bij het tekenen houd je daarmee rekening om voor- en achtergrond van elkaar te scheiden door wat op de voorgrond staat te benadrukken. 

4. Gebogen lijnen ontstaan in de natuur overal. 

In elke vorm (blad, haar enz.)

De horizonlijn benadert een rechte lijn, maar is een kromme.


5. Rechte lijnen ontstaan in de natuur waar kristalvormen optreden.

Water dat bevriest, vormt eerst rechte lijnen. 

Bij snelle afkoeling van mineralen zijn de lijnen recht, bij trage afkoeling zijn ze gebogen. Dit verschil zie je goed in bergkristal (snelle afkoeling) en agaat (trage afkoeling). Meer hierover bij mineralogie

6. Gebogen lijnen hebben een beweeglijk karakter. 

Rechte lijnen zijn eerder star (zoals je in ijs en kristallen kunt zien)

7. Lijnen zijn het resultaat van een beweging. 

Om rechte lijnen te tekenen moet je het doel in het oog houden en steeds aftasten of de lijn rechtdoor gaat: het is zoeken naar evenwicht. 

Gebogen lijnen kunnen doelloos zijn zoals krabbels, maar wil je een gesloten vorm zoals een cirkel of een ellips tekenen, dan heb je wel een doel: beginpunt en eindpunt moeten samenvallen. 

VORMTEKENEN


kleuterklas - 1e klas - 2e klas - 3e klas - 4e klas - 5e klas - 6e klas