Verdubbeling van medeklinkers en verenkeling van klinkers in meerlettergrepige woorden.
Klassiek gaat men bij het leren lezen en schrijven uit van de enkelvoudsvorm van woorden (naamwoorden en werkwoorden). Bijvoorbeeld: men leert eerst 'boom', daarna 'bomen'. Men leerst eerst 'bal', daarna 'ballen'.
In het Nederlands blijft men veel te lang bij de enkelvoudsvorm van woorden hangen waardoor kinderen de enkelvoudsvorm als woordbeeld ingeprent krijgen. Daardoor ontstaat later het probleem van de verdubbeling en de verenkeling: als je het woord 'boom' hebben geleerd, onthouden de kinderen dat een lang klinkende o met twee letters wordt geschreven. Als ze nu 'bomen' willen schrijven, hebben ze de neiging om 'boomen' te schrijven en als ze ballen willen schrijven, schrijven ze balen.
Begin je in de eerste klas met de meervoudsvorm van naamwoorden, dan stelt dit probleem zich niet. Je leert eerst de vormen bomen en ballen. Als kinderen nu de enkelvoudsvorm willen schrijven, hebben ze de neiging om bom en bal te schrijven. Maar als ze nu lezen wat ze geschreven hebben, ontdekken ze dat er niet boom staat maar bom, wat iets totaal anders is. Met bal hebben ze geen probleem, geen enkel kind zal ball met twee l'en schrijven.