Astronomie in de lagere school
Waarom astronomie als leerstof in de lagere school?
Omdat haast ieder kind interesse heeft in de sterrenhemel.
Omdat haast ieder kind weet onder welk sterrenbeeld het geboren is.
Astronomie of astrologie?
Het gaat wel degelijk over astronomie en niet over astrologie. Zolang we het
over sterrenbeelden hebben die niet tot de Dierenriem behoren, is daarover geen
misverstand te verwachten, maar van zodra we aan de beelden van de Dierenriem
beginnen zijn er steeds weer ouders die denken dat we astrologie als vak geven
op school. Er wordt in géén geval astrologie gegeven, wél astronomie.
Waarom het onderscheid tussen astrologie en astronomie?
Omdat astronomie een wetenschap is, met waarneembare en
verifieerbare gegevens. Astrologie daarentegen is een geloof dat steunt op
gegevens uit de overlevering. De sterrenbeelden in de astrologie zijn niet
dezelfde als deze van de astronomie. Een klein voorbeeld mag dat duidelijk
maken: de Dierenriem in de astronomie bevat 13 sterrenbeelden, de Dierenriem
in de astrologie bevat 12 sterrenbeelden.
De astronomische sterrenbeelden zijn zeer verschillend van grootte, de
astrologische zijn allemaal ongeveer even groot (het jaar bevat 12 min of meer
even grote sterrenbeelden, die min of meer overeenkomen met maandperiodes van
de 21e tot 21e van elke maand ).
Als astrologen zeggen dat de zon in de Leeuw staat, dan bedoelen ze daarmee
niet de werkelijke stand van de zon in het sterrenbeeld Leeuw, maar een
wiskundig becijferde stand in een theoretisch sterrenbeeld, die zeer sterk kan
verschillen van de waarneembare stand in het werkelijke sterrenbeeld.
Astrologisch spreken we eerder over sterrentekens dan over sterrenbeelden.
Een sterrenteken is een symbool, een sterrenbeeld is een groep van sterren die
waarneembaar is aan de hemel. Sterrenteken en sterrenbeeld zijn niet steeds
congruent.
Wat brengen we in een astronomieperiode?
We zitten nog in de lagere school, dus bevat zo’n astronomieperiode vooral
verhalen. De hemelkoepel is een open boek, waarin prachtige verhalen staan te
lezen, als je tenminste de taal van de verhalen kent. Die taal leren we in zo’n
periode.
Ten eerste:
Het gaat er in de eerste plaats om dat de kinderen de verhalen krijgen
waaraan de sterrenbeelden hun naam danken. Bij sommige sterrenbeelden zijn er
verschillende verhalen, dus komen die, indien gewenst, ook aan bod. Beeld en
verhaal zijn hier de essentie.
Ten tweede:
De sterrenbeelden herkennen op een sterrenkaart (planisfeer), een sterrenbol
en zo mogelijk ook aan de hemelkoepel zelf.
Ten derde: De belangrijkste (helderste) sterren van de verschillende
sterrenbeelden kunnen benoemen en zo mogelijk ook aan de hemelkoepel herkennen.
De periode (het project) astronomie is verdeeld in drie hoofdstukken:
Hoofdstuk 1:
De sterrenbeelden tussen Poolster en Dierenriem. Daarin vooral de
circumpolaire en gedeeltelijk circumpolaire sterrenbeelden. Dit zijn de
sterrenbeelden waarvan de sterren (of één of enkele ervan) steeds boven de
horizon zijn en heel duidelijk zichtbaar de Poolster als centrum hebben waar
ze omheen draaien. Om deze sterrenbeelden te zien richten we ons naar het
noorden, naar de Poolster.
Hoofdstuk 2:
De sterrenbeelden van de Dierenriem. Dit zijn de sterrenbeelden waarlangs
de zon, de maan en de planeten bewegen. Om deze sterrenbeelden te zien
richten we ons naar het zuiden. De beweging van zon, maan en planeten is
(meestal) tegengesteld aan die van de sterren. Er zijn 13 sterrenbeelden in de
Dierenriem, maar 12 ervan hebben een speciale betekenis, omdat ze ook in de
astrologie gebruikt worden en meestal door de kinderen van jongs af gekend zijn.
Hoofdstuk 3:
Enkele sterrenbeelden ten zuiden van de Dierenriem. Vooral die
sterrenbeelden die in sommige perioden van het jaar - meestal de winter -
duidelijk zichtbaar en goed herkenbaar zijn. Bijvoorbeeld Orion, Grote
Hond (met Sirius) en Kleine Hond (met Procyon).