Nederlands Schorpioen
Latijn
Scorpio
Frans
Scorpion
Engels
Scorpion
Duits
Skorpion
Italiaans
Scorpione
Spaans
Escorpión
Portugees
Escorpião
De Schorpioen in de
Griekse mythologie
Dit
sterrenbeeld verwijst naar de schorpioen die de grote jager Orion in de hiel
bijt. Het verhaal komt in het kort hierop neer - het volledige verhaal komt
later aan bod bij het sterrenbeeld
Orion:
Orion, die een
zoon van de zeegod Poseidon was, was de knapste man die ooit op aarde had
geleefd. Hij werd verliefd op Merope, maar om haar te mogen huwen, moet hij
het eiland Chios volledig van wilde dieren bevrijden. Als Orion dat gedaan
heeft en zijn bruid in ontvangst verlangt te nemen, weigert Oinopion, vader
van Merope om het huwelijk te laten doorgaan.
Orion is
daarover zeer verdrietig en zoekt zijn heil in de wijn. Hij drinkt echter
teveel en in zijn roes verkracht hij Merope. Haar vader is daarover zo woest,
dat hij Orion de ogen uitsteekt. Orion wil graag van zijn blindheid genezen en
gaat naar het orakel van Helius. Dat zegt hem dat hij naar het oosten moet
gaan en de eerste zonnestralen op zijn dode ogen moet laten schijnen.
Na vele
omzwervingen lukt het Orion om, gezeten bij de rotsen in het oosten van het
land de eerste zonnestralen op te vangen. Hij kan weer zien en keert naar huis
terug. Maar onderweg ontmoet hij Artemis, godin van de jacht. Artemis, die
beloofd had om nooit ofte nooit met een man om te gaan, wordt verliefd op
Orion. Apollo vreest dat van het een het ander zal komen en stuurt een grote
schorpioen om Orion aan te vallen. Orion ziet de schorpioen komen en valt haar
aan met pijl en boog, maar vergeefs: de schorpioen is onkwetsbaar. Orion wordt
gebeten en zal moeten sterven. Maar dan komt Asclepius, die Orion geneest, en
de schorpioen met zijn hiel vertrappelt.
De dappere
jager Orion staat nu aan de hemelkoepel als sterrenbeeld, maar hij staat ver
verwijderd van de schorpioen, waar hij nog steeds bevreesd voor is.
De Schorpioen in de
Mesopotamische mythologie
In het verhaal
van Gilgamesj, koning van Uruk in Mesopotamië, die ongeveer 4700 jaar geleden
leefde, wordt verteld hoe twee schorpioenmensen de zonnebaan bewaken.
Gilgamesj
treurt om de dood van zijn vriend Enkidu. Hijzelf wil de dood niet ontmoeten
en gaat daarom op zoek naar Utnapisjtim (Utanapisjtim of Zi-udsudra), die het
eeuwige leven bezit. Hij wil hem gaan vragen hoe hij het eeuwige leven kan
verkrijgen. Op zijn toch naar het eiland Dilmoen, waar Utanapisjtim leeft,
komt hij bij de berg Masjoe (= Tweelingberg). De twee toppen van de berg zijn
als een port waar doorheen de zon elke dag opkomt en onder gaat. Aan
weerszijden van deze poort staan twee wachters: de twee schorpioenmensen, man
en vrouw. Wie hen aankijkt raakt verblind en uit hun ogen straalt de dood.
Gilgamesj bedekt zijn ogen en nadert de zonnepoort, bevend en bleek nadert
hij. Hij groet de twee wachters. Reuzegroot zijn ze. Dan hoort hij hoe de
schorpioenman tegen zijn vrouw roept:
“Hij die ons nadert, heeft
godenbloed” En de schorpioenvrouw antwoordt: “Voor twee derde is hij goddelijk
en voor een derde is hij mens!” Toen vroeg de man aan Gilgamesj: “Wie ben jij
? Waarom heb je zo’n verre reis ondernomen?” En Gilgamesj antwoordde: “Ik ben
Gilgamesj, koning van Uruk. Ik treur om de dood van Enkidu. Samen versloegen
wij Humbaba en de Hemelstier. Hij was de bijl aan mijn zijde, de kracht van
mijn arm. Ik zag hoe de dood hem aan mij ontrukte en zelf werd ik bang om te
sterven. Daarom ben ik op weg gegaan naar Utnapisjtim, want hij kent het
geheim van het eeuwige leven.” De schorpioenman antwoordde : “Niemand kan het
eiland Dilmoen bereiken. Want om daar te komen moet je afdalen in de berg
Masjoe. Het pad is honderd twintig mijl lang en volkomen duister. Geen enkele
lichtstraal dringt er in door. Zou jij deze weg durven gaan?” En Gilgamesj
antwoordde : “Ik ben niet bang voor koude, noch voor hitte, niet voor smart,
noch voor pijn. Ik zal afdalen in de berg. Open de poort.” De schorpioenman
opende de poort en Gilgamesj verdween in het duister. Tien mijlen ver trok hij
door het donker. Hij kon niets zien, niet voor, niet achter hem. Hij liep
twintig mijl en het leek hem of de duisternis alleen maar dikker werd. Hij
liep dertig mijl en hij rilde van de kou. Hij tastte met zijn handen langs de
vochtige bergwand. Tachtig mijl liep hij als een blinde en hij schreeuwde het
uit van angst. Toen hij negentig mijl had gelopen voelde hij de koude
noordenwind. Na honderd tien mijl begon het te schemeren en ten slotte voelde
hij de warme zonnestralen op zijn gezicht. Na honderd twintig mijl verliet hij
de berg en stond Gilgamesj in de tuin van de goden.
Dit is het
oudste verhaal waarin sprake is van schorpioenen.
Nog meer schorpioenen
in de Griekse mythologie
In de Griekse
mythologieën en sagen vinden we ook het verhaal van Phaëton. En daarin horen
we hoe de schorpioenen ontstonden.
Phaëton was een
zoon van de zonnegod Helios, maar woonde bij zijn moeder en zussen op het
eiland Rhodos. Hij wilde aan zijn zussen tonen hoe moedig en sterk hij wel was
en ging naar zijn vader Helius en vroeg hem of hij één keer de zonnewagen
mocht mennen. Helius was zeer ontstemd over deze vraag, maar net voordien had
hij tegen Phaëton gezegd dat hij mocht vragen wat hij wilde, dus kon hij niet
anders dan toestaan. Phaëton besteeg de zonnewagen en mende het vierspan. Het
waren vier hevige briesende paarden die de wagen trokken en Phaëton was niet
bij machte hen op de rechte weg te houden. De zonnewagen dwaalde af en
scheerde langs bergtoppen en over de velden en weilanden en zette alles in
vuur en vlam. Zo ontstonden de woestijnen en werden de bewoners van Afrika
zwart van huid. Daar ontstonden ook de schorpioenen.
Schorpioen is Adelaar?
Oorspronkelijk,
lang voor onze tijdrekening, waren er slechts zes sterrenbeelden. In de
oudheid, in de Romeinse tijd, haalde men als bewijs daarvoor het sterrenbeeld
Schorpioen aan dat toen nog dubbel zo groot was als nu. Het omvatte destijds
ook het sterrenbeeld Weegschaal (dat waren de klauwen van de schorpioen) en
grensde dus aan het sterrenbeeld Maagd.
Eén auteur
vermeldt dat het sterrenbeeld vroeger Adelaar heette. Deze benaming werd door
heel wat hedendaagse astrologen overgenomen, zij het dan steeds met de
vermelding Schorpioen erbij, maar men hechtte veel betekenis aan het beeld
Adelaar, en leidde daar ook heel wat uit af voor de karakter- en
toekomstbepaling van hen die onder dit teken werden geboren. Zo kon men van
dit sterrenbeeld toch weer een belangrijk beeld maken.
De Schorpioen in de
Bijbel
In de Bijbel
(Oude Testament) komt de schorpioen ook aan bod. In het prachtige, ontroerende
boek Job wordt er over het sterrenbeeld gesproken, zonder het sterrenbeeld met
naam te noemen.
Job is van
rijkdom tot armoede vervallen. Aanvankelijk is hij vertoornd op Jahweh en
geeft Jahweh alle schuld. Bildad laat hem inzien dat vertrouwen op Jahweh
altijd gerechtvaardigd is en Job antwoordt :
“Ja, ik weet het, je hebt gelijk,
tegenover God staat niemand in zijn
recht, geen mens.
Treed je met Hem in het geding,
duizend tegen een dat geen verweer
hebt.
Zo wijs is Hij en zo sterk
dat niemand Hem ongestraft kan
weerstaan.
Bergen rukt Hij van hun plaats en ze
weten het niet,
in zijn toorn stoot Hij ze omver.
Hij schudt de aarde: ze trilt los,
wankelt op haar zuilen.
Hij beveelt de zon en ze komt niet
meer op,
Hij dekt de sterren af en ze
schijnen niet meer.
Hij, en Hij alleen spant het
hemelgewelf,
Hij schiep de Grote Beer en Orion,
de Plejaden en de sterren van het
Zuiden.
Grote, ondoorgrondelijke dingen
brengt Hij tot stand,
wonderen ontelbaar.”
De sterren van
het zuiden, dat is de Schorpioen.
De
sterrenbeelden die de auteur wel noemt zijn de sterrenbeelden die net
tegenover Schorpioen aan de hemel staan. Die kende hij duidelijk beter. Of het
kan natuurlijk ook zijn dat hij de naam van dit sterrenbeeld niet wilde
vernoemen, omdat Schorpioen nogal eens in verband werd gebracht met de
onderwereld, met de duivel.
Dan is Schorpioen
Bij de 12 zonen
van aartsvader Jakob is er ook één die congrueert met het sterrenbeeld
Schorpioen. Het is Dan, vijfde zoon van Jakob. Jakob had al vier kinderen
verwekt bij Lea, de oudere zus van Rachel met wie hij door verplichting was
getrouwd. Bij Rachel had hij nog geen kinderen, hoewel hij regelmatig met haar
gemeenschap had. Toen bleek dat Lea geen kinderen meer zou krijgen bij Jakob,
vond Rachel er een oplossing op om toch kinderen te krijgen die haar
toebehoorden:
Toen Rachel zag dat zij Jakob geen
kinderen schonk, werd ze jaloers op haar zuster en zei tot Jakob : geef mij
toch kinderen, anders ga ik dood. Toen werd Jakob kwaad op Rachel en zei :
Neem ik soms de plaats in van God, die je geen kinderen laat krijgen? Daarop
zei ze: Hier is mijn slavin Bilha, heb gemeenschap met haar, dan kan zij op
mijn knieën baren en kan ik kinderen krijgen door haar. Zij gaf hem dus haar
slavin Bilha tot vrouw en Jakob had gemeenschap met haar. Bilha werd zwanger
en schonk Jakob een zoon. Toen zei Rachel: God heeft mij recht gedaan. Hij
heeft mijn gebed verhoord en mij een zoon geschonken. Daarom noemde zij hem
Dan.
Als Jakob vele
jaren later op sterven ligt, laat hij al zijn zonen bij zich komen en geeft
hen zijn zegen. Voor elk heeft hij een woord. Over Dan zegt hij :
Dan is rechter over zijn volk,
Als één van Israëls stammen.
Een slang op de weg moet Dan zijn,
een adder op het pad,
hij bijt het paard in de hiel
en de wagenmenner slaat achterover.
Op uw redding hoop ik Jahweh !
Weer is er geen
sprake van de schorpioen, maar volgens diverse auteurs wordt in astrologische
context de slang, waarover hier sprake is, gelijkgesteld met de schorpioen.
Soms wordt deze slang dan afgebeeld als een gekroonde slang, een basilisk.
De
Schorpioen in de christelijke hemel
De christelijke
sterrenhemel bekeerde de Schorpioen tot de apostel Bartolomeus, die eigenlijk
‘Bar tolmai’ heette, ‘zoon van de groevenmaker’. Hij is ook bekend onder de
naam Natanaël. Over hem lees je ook bij het sterrenbeeld
Weegschaal. Daar kan je lezen hoe de apostel Philippus deze Bartolomeus
naar Jezus bracht. Johannes de evangelist vertelt het als volgt:
Toen Jezus de volgende dag naar
Galilea wilde vertrekken, trof hij Philippus aan en zei tot hem:
“Volg mij.” Deze Philippus was van
Bethsaïda, de stad van Andreas en Petrus. Philippus ontmoette Natanaël en zei
hem: ”Degene over wie Mozes in de Wet heeft geschreven en ook de profeten, hem
hebben wij gevonden: Jezus, de zoon van Jozef uit Nazareth.” Natanaël smaalde
: “Uit Nazareth, kan daar iets goeds vandaan komen?” Waarop Philippus
antwoordde: “Kom dan kijken.” Jezus zag Natanaël en zei, doelend op hem: “Dat
is waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is.” Natanaël zei tot hem: “Hoe
kent gij mij ?” Jezus gaf ten antwoord: “Voordat Philippus u riep, zag ik u
onder de vijgenboom zitten.” Toen zei Natanaël tot hem: “Rabbi, gij zijt de
Zoon van God. Gij zijt de koning van Israël.” Jezus antwoordde: “Omdat ik u
zei dat ik u onder de vijgenboom zag, gelooft ge? Gij zult grotere dingen zien
dan deze. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: gij zult de hemel open zien en de
engelen Gods zien opstijgen en neerdalen in dienst van de Mensenzoon.”
Na de dood en
de verrijzenis van Christus werd Bartolomeus een wandelende predikant. Zijn
schreden voerden hem naar Armenië, aan de Kaspische Zee. Naar het schijnt zou
hij zelfs tot in Indië getrokken zijn om daar de leer van Christus te brengen,
wat enkele eeuwen later gestaafd werd door het feit dat er in Indië mensen
werden aangetroffen die reeds van Christus hadden gehoord.
Het einde van
Bartolomeus (Bart) is niet zo navolgenswaardig, hoewel dat einde toch heel
goed begon. Hij genas namelijk de dochter van de Armeense koning - Bartolomeus
schijnt heel goed geweest zijn in het genezen, en vooral het genezen van
bezetenen. Daarop liet de koning zich dopen en heel zijn familie met hem. Dat
was niet naar de zin van de afgodenpriesters. Die beraamden een aanslag en
kregen de broer van de koning zover dat hij de soldaten op Bartolomeus
afstuurde. Bartolomeus werd gegrepen, gevangen genomen en kreeg ten slotte de
Perzische doodstraf: hij werd eerst levend gevild en dan gekruisigd.
Sommigen
beweren echter dat hij na het villen onthoofd werd. Het is dan ook te
begrijpen dat Bartolomeus de patroon werd van de leerlooiers en van allen die
met huiden en leer te maken hadden, zoals bijvoorbeeld de schoenmakers en de
boekbinders.
Bij heiligen is
het ook altijd boeiend om te weten wat er met hun lijk, in dit geval met het
gebeente, gebeurde. Zo reislustig als Bartolomeus was bij leven, zo reislustig
bleek ook zijn gebeente. Dat kwam eerst in Mijafarkin terecht, later in het
Mesopotamische Daras. In 580 verhuisde het naar het eiland Lipari. Maar omdat
er Arabische zeerovers dreigden, werd het gebeente veiligheidshalve
overgebracht naar een klooster in Benevento. Toen de Duitse keizer Otto III in
983 bovenop de resten van een Aesculapiustempel op het Tibereiland in Rome een
kerk liet bouwen ter ere van de heilige Adalbert, verplichtte hij de monniken
om het gebeente van Bartolomeus af te staan en zo kwamen de relieken in Rome
terecht. Na de dood van de keizer lieten de monniken weten dat ze een vals
gebeente hadden geleverd en dat Bartolomeus nog steeds bij hen was in
Benevento. Het kwam tot een proces dat door geen van beide partijen werd
gewonnen : in 1740 besliste de paus dat beide plaatsen over een authentiek
gebeente beschikten.
Blijkbaar was
het niet voldoende om op twee plaatsen bijgezet te zijn, delen van zijn skelet
werden naar andere oorden gebracht: in Frankfurt bijvoorbeeld bevindt zich een
schedel van de heilige. In 1515 werd een deel van zijn gebeente zelfs naar
Geraardsbergen in Oost-Vlaanderen overgebracht.
De Schorpioen in de
middeleeuwen
Het
sterrenbeeld Schorpioen was in de middeleeuwen een heel belangrijk
sterrenbeeld, zeker voor de alchemisten. Alchemisten zochten naar de ‘Steen
der wijzen’ (Magisterium) waarmee ze lood of ijzer in goud konden
transformeren. Dat kon alleen gebeuren als de zon in het sterrenbeeld
Schorpioen verbleef. Bovendien was voor de astrologen de plaats van dit
sterrenbeeld het ‘huis van Mars’, de oorlogsgod. Ook voor hen was dit
sterrenbeeld dus van groot belang. Dat komt hoogstwaarschijnlijk door de
helderste ster van dit sterrenbeeld die door haar kleur aan Mars deed denken.