Nederlands Waterman
Latijn
Aquarius
Frans
Verseau
Engels
Waterman
Duits
Wassermann
Italiaans
Aquario
Spaans
Acuario
Portugees
Aquário
De Waterman
in de Griekse mythologie
De Olympische goden waren
gewoon zich te voeden met ambrozijn en om nectar als drank te gebruiken.
Tot dan toe was het zo
geregeld dat Hebe, de dochter van oppergodin Hera de wijnschenkster van de
goden was. Maar daar zou verandering in komen, ten gevolge van een gril van
Zeus.
In het gebergte in de
omgeving van Troje liep een jonge schaapherder. Hij heette Ganymedes en was
een zoon van koning Tros van Troje. Het was deze koning naar wie de stad
trouwens genoemd werd.
Ganymedes was een
wondermooie jongeling en zoals steeds: van zodra iemand mooier, volmaakter was
dan de anderen, liet Zeus er zijn oog op vallen. Zeus had nu al vele jonge
meisjes zijn goddelijke aandacht en nog iets meer geschonken, maar daarmee was
hij blijkbaar nog niet verzadigd. Hij keek nu met welbehagen en andere
gevoelens naar deze mooie knaap. En de herenliefde ontwaakte in hem. Nu was
dat niet zo abnormaal. De oude Grieken zagen daarin helemaal geen schande, net
zomin als heel wat mensen tegenwoordig. Maar Zeus kon zich niet bedwingen en
zonder de vader om toestemming te vragen ontvoerde hij de zoon. Hij nam
daartoe de gedaante aan van een adelaar. Hoog cirkelde hij boven de bergtoppen
en spiedde naar de verblijfplaats van Ganymedes.
Toen hij hem temidden van
de schaapskudde zag, stortte hij zich naar beneden, greep met zijn sterke
klauwen de nietsvermoedende jongeling en voerde hem hoog door de lucht naar de
Olympus. Daar maakte hij Ganymedes tot zijn bedgenoot en speelkameraadje. Hij
was daarover zo in de wolken dat hij Ganymedes voortdurend in zijn omgeving
wilde hebben, en hij bevorderde hem tot ‘nectarschenker’ van de goden.
Dat Zeus een mannelijke
bedgenoot had, daar kon Hera zich mee verzoenen, maar dat Hebe haar dochter
niet langer nectarschenkster mocht zijn, dat nam ze Zeus zéér kwalijk en het
was eens te meer een reden om het goddelijk echtpaar in twist tegen elkaar op
te zetten. Zeus gaf dit keer niet toe en Ganymedes bleef zijn rol vervullen.
Omdat Zeus en de andere goden echter niet konden verdragen dat Ganymedes op
den duur oud en gerimpeld zou worden, gaf Zeus hem de eeuwige jeugd en zorgde
ervoor dat hij onsterfelijk zou zijn.
Toen vader Tros zijn zoon
niet terug naar huis zag keren en daarover zéér verontrust was, stuurde Zeus
zijn boodschapper Hermes naar hem. Tros kreeg enkele waardevolle geschenken in
ruil voor zijn zoon. Eerst een gouden wijnstok, die met zorg geplant en
verzorgd werd en waarvan de heerlijke fonkelende goudgele wijn van Troje
afkomstig was. Verder nog een stel paarden, zwart glanzende dieren van
goddelijke oorsprong. Het waren vooral die paarden die Tros met de toestand
verzoenden.
Maar waarom wordt het
sterrenbeeld niet als een jongeling afgebeeld, zoals het toch zou moeten
volgens het verhaal? Het is toch duidelijk een oude gerimpelde man met een
waterkruik die de Waterman voorstelt? Het beeld is nooit aangepast aan het
Griekse verhaal, en dat komt omdat het verhaal van Ganymedes van jongere datum
is. De figuur Waterman was al bekend in Babylonië en Egypte, en het is uit dit
laatste land dat de beeltenis en de betekenis afkomstig zijn.
Waterman is de Nijlgod die
ervoor zorgt dat het water van de Nijl jaarlijks overstroomt. De Egyptenaren
dachten dat hij ten zuiden van de watervallen in een grot leefde en een kruik
(eigenlijk twee kruiken) bezat waaruit hij het goddelijke hemelwater uitgoot
dat dan de Nijl vormde. Als de zon het sterrenbeeld Waterman was gepasseerd,
begon het water van de Nijl te stijgen en overstroomde het land. Dat was nodig
om het land vruchtbaar te maken en daarom was dit sterrenbeeld zo belangrijk
in Egypte. Maar naar het schijnt liepen de oude Grieken niet zo hoog op met de
verhalen en filosofieën van de Egyptenaren en vonden zij een betere verklaring
voor het sterrenbeeld. En daardoor hebben homo’s nu ook een sterrenbeeld aan
de hemel staan.
De Waterman
in Mesopotamië
Humbaba was ooit de
stormgod, bekend uit het Mesopotamische Gilgamesjepos. Hij zou ook wel eens de
figuur achter het sterrenbeeld Waterman kunnen zijn.
Koning Gilgamesj had
Enkidu ontmoet, met hem geworsteld en ondervonden dat ze beiden even krachtig
waren. Enkidu wordt dan zijn vriend en leeft met Gilgamesj in zijn burcht in
Uruk. Maar al gauw verveelt Enkidu zich. Hij wil heldendaden verrichten en hij
overtuigt Gilgamesj om mee ten strijde te trekken tegen Humbaba, de bewaker
van het heilige woud, het cederwoud op de Libanon.
Na een lange reis komen ze
bij het cederwoud. Enkidu wil de poort van het woud openduwen, maar zijn hand
raakt daardoor verlamd. Hij wil dan terugkeren naar Uruk, maar Gilgamesj
overtuigt hem om verder te gaan.
Gilgamesj neemt zijn bijl
Heldenmacht en hakt de eerste boom om. Daarop ontwaakt Humbaba en brult zo
hard dat ook Gilgamesj de moed verliest en neervalt. Nu is het Enkidu die hem
moed inspreekt, maar zelf niet verder wil gaan. Het is echter al te laat.
Humbaba komt naar hen toe. Plots staat hij voor Gilgamesj.
Dan stuurt de god Sjamasj
de winden om Humbaba te verblinden: de noordenwind, de wervelwind, de hete
wind, de orkaan, de vrieswind en de zandstorm. De winden verhinderen dat
Humbaba zich nog kan bewegen. Gilgamesj velt een cederboom. Humbaba wil hem
tegenhouden maar het lukt niet. Hij is verblind en zijn adem is krachteloos.
Hij belooft voor Gilgamesj een paleis te bouwen en daarvoor de nodige bomen om
te hakken. Maar Gilgamesj weigert en richt zich met zijn wapens nu tegen
Humbaba. Hij gooit zijn zwaard met vreselijke kracht en treft Humbaba in de
nek. Enkidu geeft hem een tweede slag en ten slotte doodt Gilgamesj hem. Met
een geweldige slag valt Humbaba neer, de grond trilt. Dan hakken Gilgamesj en
Enkidu het woud om en keren naar Uruk terug.
De Waterman
in de Bijbel
In
Israël werd de Waterman vereenzelvigd met Ruben, een van de twaalf zonen van
aartsvader Jakob.
Jakob was gevlucht naar
zijn oom Laban. Daar werkte hij zeven jaar met als doel Rachel, de dochter van
Laban, tot vrouw te krijgen. Toen de zeven jaren om waren werd dus de bruiloft
gevierd, maar ‘s nachts stuurde Laban zijn oudste dochter Lea naar het
huwelijksbed, zodat Jakob onwetend met Lea huwde. Toen hij dat ontdekte, vroeg
hij toch om Rachels hand. Die kreeg hij dan ook nog tot vrouw als hij daarna
nog eens zeven jaar voor Laban werkte. Zo gebeurde.
Jakob hield meer van
Rachel, en had Lea er nu maar bijgenomen omdat ze toch aan hem was gegeven, en
hij er eigenlijk ook voor gewerkt had. Maar hij hield toch het meest van
Rachel. De Bijbel vertelt :
Toen Jahwe zag dat Lea minder bemind werd, opende Hij haar
schoot, terwijl Rachel onvruchtbaar bleef. Lea werd zwanger, baarde een zoon
en noemde hem Ruben, want zei ze, Jahwe heeft neergezien op mijn ellende, nu
zal mijn man wel van mij gaan houden.
Zo werd Ruben de oudste
zoon van Jakob. Hij krijgt nog 11 broers, niet allemaal zonen van Lea, alleen
de vier oudsten waren zonen van haar. De andere acht waren kinderen verwekt
bij de slavin van Lea en de slavin van Rachel. Ten slotte baart Rachel de twee
jongste zonen van Jakob. Ruben, als oudste van het gezin, zal altijd een
zekere verantwoordelijkheid dragen en neemt die ook op zich. Al is hij niet
van de dappersten. Zeker niet ten opzichte van sommige jongere broers, die
niet voor moord en doodslag terugdeinzen. Ruben houdt zich dan meer op de
vlakte, doet zogezegd mee en probeert achteraf in stilte de zaken te regelen
of op te lossen. Dat lukt hem niet steeds zoals in het geval met zijn broer
Jozef.
De broers haatten Jozef
omwille van dromen waarin hij (Jozef dus) zich verheven zag boven zijn broers.
Toen de gelegenheid zich voordeed, wilden ze hem dan ook van kant maken. Juda,
een van de twaalf broers was dapper genoeg om zich niet akkoord te verklaren,
hij wilde Jozef sparen. En Juda komt daar ook voor uit. Ruben daarentegen
heeft duidelijk schrik van sommige broers en zegt: “Vergiet toch geen bloed !
Ginds in de steppe is een put; gooi hem daarin, maar sla niet de hand aan
hem.” Hij wilde hem uit hun handen redden en bij zijn vader terugbrengen. Het
woord van de oudste wordt gevolgd en als Jozef bij hen komt, trekken ze hem
zijn mooie kleed uit en werpen hem in de put (waarin geen water stond volgens
de Bijbel).
Ruben verwijdert zich,
waarom en waarheen wordt niet verteld, en tijdens zijn afwezigheid gebeurt
dit: een groep Ismaëlieten komt voorbij en de broers verkopen Jozef aan hen
als slaaf. Hij wordt meegevoerd naar Egypte. De Bijbel vertelt verder:
Toen Ruben weer bij de put kwam en merkte dat Jozef er niet
meer in zat, scheurde hij zijn kleren. Hij kwam terug bij zijn broers en zei:
“De jongen is weg! Wat moet ik nu beginnen!?” Zij namen het prachtige kleed
van Jozef, slachtten een geitenbokje en doopten het kleed in het bloed. Toen
lieten zij het naar hun vader brengen met de boodschap: “Dit hebben we
gevonden. Kijk eens goed, is dit misschien het kleed van uw zoon?”
En Jakob leeft verder met
de idee dat zijn zoon Jozef door wilde dieren is verscheurd.
Jozef is ondertussen in
Egypte gekomen en dank zij zijn bekwaamheid als dromenuitlegger is hij
opgeklommen tot onderkoning van Egypte. Als er hongersnood heerst, is hij
degene die ervoor gezorgd heeft dat er toch voldoende voedsel in voorraad is
om ieders behoefte te voldoen. Zo komen dan ook zijn broers naar hem om graan
te kopen. Ze herkennen Jozef niet. Jozef houdt een van de broers als gevangene
achter in Egypte, en zal die pas vrij laten als ze terugkomen met de jongste,
Benjamin. Het is Ruben die zijn broers terecht wijst: “Ik had jullie toch
gezegd je niet aan de jongen (Jozef) te vergrijpen; maar jullie hebt niet
willen luisteren. En nu zien we hoe zijn bloed wordt teruggeëist.” Als zij
weer bij Jakob thuis zijn en vertellen dat ze terug moeten naar Egypte en
Benjamin moeten meenemen, zegt Ruben tegen Jakob: “U mag mijn beide zonen
doden - Ruben had toen al twee zonen, Chanok en Pallu, later komen daar nog
Chesron en Karmi bij - als ik Benjamin niet bij u terugbreng. Vertrouw hem aan
mij toe en ik zal hem bij u terugbrengen.”
Als vele jaren later Jakob
op sterven ligt, roept hij al zijn zonen bij zich en zegent hen. De eerste
zegen is natuurlijk voor Ruben. Jakob spreekt:
“Ruben, jij bent mijn eerstgeborene, de eerste vrucht van mijn
mannenkracht. Vooraan staan moet je in hoogheid, vooraan staan in macht; maar
onstuimig ben je als water, (vandaar Waterman) je zult niet vooraan
staan! Want het bed van je vader heb je bestegen, de legerstee van zijn
bijvrouw onteerd.”
Het loopt dus niet zo goed
af met Ruben, die blijkbaar meer heimelijke zaken verrichtte, en in plaats van
alles toegewezen te krijgen wordt hij in feite onterfd. Juda zal dan ook een
machtiger geslacht voortbrengen waaruit later de koningen zullen
voortkomen, met als hoogtepunten David en Salomo.
De Waterman
aan de christelijke hemel
In de christelijke hemel
is Waterman vervangen door de apostel Judas Taddeüs, een minder bekende
apostel overigens, over wie heel weinig geweten is, en die bovendien nog eens
te lijden had onder het feit dat zijn naamgenoot Judas Iskariot in een minder
goed daglicht stond. Je komt dan ook weinig mensen tegen die als voornaam
Judas hebben. Als scheldwoord wordt zijn naam meer gebezigd, maar dat ligt dus
niet aan Taddeüs.
Judas Taddeüs was de zoon
van een zekere Jakobus, die verder nergens vernoemd wordt. Zijn naam komt
slechts enkele keren voor in de evangelies en ook een keer in de Handelingen
van de Apostelen. Verder weten we niets van hem.
Het zou dus een ideale
figuur kunnen zijn om allerhande legendes rond te weven, maar deze Judas
schijnt zo onopvallend geweest te zijn dat hij zelfs daarin niet echt kon
bekoren. Er is wel een Judasbrief bekend, maar de auteur daarvan is zeker niet
de Judas over wie het hier gaat, het is bijna zeker een auteur die de naam van
deze apostel gebruikte (misbruikte?) om enige geloofwaardigheid aan zijn
epistels te geven.
Nu, hij schijnt na de
pinksterdagen toch ook wel het nodige predikerswerk te hebben gedaan en nog
wel in de belangrijke christelijke gemeente van Edessa. Maar meer
waarschijnlijk is het dat het Thomas was die daar werkzaam was. De
overlevering vermeldt dat Judas samen met Simon de Zeloot in Syrië en
Mesopotamië het geloof ging verkondigen en dat ze daar door magiërs zijn
vermoord. Wat Judas betreft zou dat met een knuppel gebeurd zijn, reden waarom
hij dat voorwerp op afbeeldingen dan ook draagt. Het feest van Taddeüs wordt
op dezelfde dag gevierd als dat van de apostel Simon en hun beider gebeente
rust in Rome.
Heel even werd zijn
verering gestimuleerd door uitspraken van een middeleeuwse visionaire Zweedse
non, maar al gauw verloor men weer alle belangstelling voor hem, al werd hij
nu en dan wel eens aangeroepen om te bemiddelen in ‘hopeloze zaken’.
Ster en steen
Op de borstplaat van de Israëlische hogepriester waren 12
stenen bevestigd. Die correspondeerden met de 12 zonen van Jakob en daardoor
ook met de 12 sterrenbeelden van de dierenriem.