Carnaval en Lichtmis zijn "omkeringsfeesten".
Dat merkten we al aan de liederen die rond het feest van Lichtmis aan bod komen:
stapelliederen en verhuisliederen. Ook sprookjes en verhalen kennen het
stapel-verschijnsel.
LICHTMIS, HET EERSTE OMKERINGSFEEST
Luc Cielen
in Rinkkrant 914, 27 januari 2006
Ik wil even op een rijtje zetten welke symboliek in dit feest
te vinden is, en dan vooral in de praktische uitwerking ervan.
De pop:
Dit is een verwijzing naar het kind Jezus dat in de armen van zijn moeder in
de tempel getoond werd aan de priesters. Ook de oude hogepriester Simeon (Simon)
mocht het Kind even in zijn armen houden. Verleden (Simeon) en
heden (Maria) dragen de toekomst (Christus). Het is de ‘Hypapantè tou Kuriou’ =
(ontmoeting met de Heer). De kinderen mogen dus daarom een pop
meebrengen, om aan die episode in de tempel te herinneren. Dat de kleuters een
pop meebrengen is vanzelfsprekend en de betekenis daarvan op dit feest hoeft hen
niet uitgelegd te worden.
Voor de kinderen van de lagere school is het wel noodzakelijk dat ze te horen
krijgen waarom de pop bij dit feest past. Daarom krijgen zij in de dagen
voorafgaand aan dit feest het verhaal te horen.
Dat verhaal is te vinden bij
Lucas, hoofdstuk 2, vers 22 tot 38.
Het getal 2:
Dit verwijst naar Maria en Jozef als de verwekkers van het kind.
maar ook naar de twee duiven die zij offeren. Die twee duiven zien we in het Valentijnsfeest terugkeren op 14 februari. Zij zijn
het symbool van de geliefden, dus eigenlijk weer van de vruchtbaarheid en dus gericht op het nieuwe
leven, de toekomst. Leven is ook beweging en muzikaal hangt dit samen met de secunde, die - als het goed
zit - nu volop in de aandacht staat tijdens de muzieklessen.
Daarom maken de kinderen voorafgaand aan dit feest twee tekeningen. Wat anders kunnen kinderen beter offeren dan dat wat ze zo goed kunnen? Het verwijst naar het
offer dat Maria en Jozef moesten brengen: twee duiven. Dat was ook alles wat zij konden.
Jakobus de Voragine
vraagt zich echter af waarom ze maar twee duiven offerden, net als arme mensen. Maria had toch goud gekregen van de Drie
Koningen? Wat heeft ze daarmee gedaan? Was ze te gierig om daarmee een ram te kopen als offer? Heeft ze het goud
bewaard om de opvoeding van Jezus te bekostigen? Heeft ze het goud opzijgelegd om te overleven in Egypte? Of
heeft ze het uitgedeeld aan de armen? Of hebben de Drie Koningen maar heel weinig goud gegeven, meer als
symbool? Onvoldoende dus om er iets waardevols mee te kopen.
De kinderen geven twee tekeningen op dit feest, in ruil krijgen ze twee
pannenkoeken.
Enkele pannenkoekentekeningen:
Het is een omkeringsfeest.
Na Kerstmis - het dieptepunt van de winter - keert het seizoen. Twee
omkeringsfeesten markeren dit: Lichtmis en Carnaval. We laten dit in de praktijk
zien door het feest een omgekeerd verloop te geven en stellen het dan ook
tegenover het feest van Sint Maarten, dat 40 dagen vóór kerstmis wordt gevierd;
Lichtmis 40 dagen erna.
Lichtmis ‘s morgens bij
aanvang van de schooldag, Sint Maarten ‘s avonds bij het einde van de schooldag.
Om helemaal correct te zijn zouden we het feest rond 7.30 uur moeten laten
beginnen, wanneer het nog donker is, en dan zo het licht tegemoet stappen.
Lichtmis begint met wandeling
en vuur, Sint Maarten eindigt ermee.
Het eten wordt bij het begin
van het feest gegeven, bij Sint-Maarten op het einde.
Het verhaal komt als laatste
terwijl bij Sint Maarten het verhaal eerst komt.
De wandeling
Dit is een verwijzing naar het feest dat in Rome aan de oorsprong lag van
Lichtmis, de Lupercalia. Het hoogtepunt van dat feest was een loop door de stad.
Dat werd later in de christelijke kerk omgevormd tot een fakkeltocht en daarna
tot een kaarsenprocessie, waaraan het feest dan zijn naam dankt. Op school is
het ook het feestelijke moment van de looptochten die vijfde- en zesdeklassers
tweemaal per week maken.
Het vuur:
Met Lichtmis eindigt de kersttijd definitief. Tijd dus om al wat binnen
diende om kerstsfeer te brengen verbrand wordt. Dit is de échte
kerstboomverbranding.
Het vuur wordt aangestoken met zelfgemaakte fakkels door de kinderen van de
zesde klas. Dit verwijst dan weer naar de fakkeltocht uit het oude Rome.
De pannenkoeken:
De rijk gevulde tafelen zijn voorbij. Een sobere tijd breekt aan.
Pannenkoeken zijn de eenvoudigste bereiding in de keuken. Een kind kan ze
bakken. Dat doen de kinderen op school dan ook. Die van de zesde klas.
De stapelliederen en stapelverhalen:
Lichtmis was eertijds de verhuisdag voor knechten en meiden. Dan konden ze
van de boerderij waar ze werkten vertrekken naar een nieuwe werkgever. Onderweg
deden ze de herbergen aan. En onderweg zongen ze 'verhuisliederen'. Die liederen
noemt men ook stapelliederen. En net als die stapelliederen bestaan er ook
stapelverhalen. Om te weten wat een stapelverhaal is, kan je Grimm erop naslaan,
of even hier een voorbeeld uit Grimms verzameling lezen:
Het luisje en het vlootje.
De drijfkaarsjes:
Natuurlijk verwijzen die naar de naam Lichtmis. Maar het zijn
niet gewone drijfkaarsen. Ze zijn vervaardigd van notenschalen (okkernoten)
omdat die als echte winterkost nu stilaan leeg gegeten zijn. De schalen blijven
over. Die worden nu gevuld met de restjes was (overblijfsels van de kersttijd)
en mogen tijdens het feest voor het licht zorgen. Zij verwijzen naar het
innerlijke licht (het denken!) dat nu naar buiten wordt gebracht. Daarmee dus
weer een omkering van wat met Sint Maarten gebeurt: toen werd het uiterlijke
licht naar binnen gebracht. Okkernoten, die de schalen leveren voor deze
kaarsjes, zijn in de volkskunde gebruikt als beeld voor de hersenen, omdat ze er
nogal wat op lijken. En hersenen hebben nu eenmaal met denken te maken, en
denken met licht.
Het auditorium of tribune of aula.
Dit is een verwijzing naar die andere naam van Lichtmis : Hypapantè.
Het kind dat getoond wordt in de tempel. Als afbeelding vinden we dit terug in de ‘Sedes Sapientiae’ en
dat is dan weer de benaming die een van de oudste universiteiten ter wereld kreeg, die van Leuven. En in
de universiteit zitten de studenten op tribunes in een auditorium of aula. Nu is Lichtmis ook het feest van
die universiteit. Wij sluiten daarbij aan door de zaal om te bouwen tot een auditorium. maar een
universiteit is ook hét symbool bij uitstek van het denken, van de wetenschap, van het ‘innerlijke licht’
(denk maar aan de geschiedkundige term: Verlichting) en zo komt ook dat aspect weer aan bod.