Het zijn grote ankerpunten in de loop van het jaar. Dankzij die feesten
ontstaat er een duidelijk ritme in de jaargang. Voor kleine kinderen is dat
een grote houvast. De tijd krijgt er structuur door. In de klassen wordt er
steeds naar een feest toe gewerkt. En stilaan worden de kinderen zich bewust
van de tijd en de opeenvolging van de feesten.
Voorbeeld : Als het herfstfeest gedaan is, beginnen stilaan de liederen
voor het volgende feest (Sint-Maarten) geoefend te worden. De kinderen
herkennen aan de liederen al dat volgende feest. Dan komt het verhaal over
Sint Maarten. Dan komen de knutselwerkjes (lantarens) aan bod, er wordt
toneel geoefend en de muziek wordt afgewerkt. En dan is het grote moment van
het feest daar, het is het hoogtepunt. Maar de voorbereiding is in feite
veel belangrijker dan het feest zelf.
Deze feesten zijn toonmomenten. Omdat elk feest een pedagogische inhoud
heeft, is er ook steeds een grote inbreng van kinderen en leraren. En omdat
het kunstzinnige de basis is van deze pedagogie zijn al deze toonmomenten
ook kunstzinnig: koor, orkest, toneel, verhaal, theater, poppenspel ... zijn
mogelijke ingrediënten van het feest.
Waarom kunstzinnig ? Omdat in het kunstzinnige ieder kind zichzelf kan
uiten. Ieder heeft wel op een of ander vlak een gave en dankzij zang,
muziek, toneel, knutselen, schilderen, tekenen, dansen kan ieder zichzelf
zijn en zich tonen. Het kunstzinnige is de meest directe weg om
gedifferentieerd te werken.
Elk feest is een sociale activiteit. De hele schoolgemeenschap is daarbij
verbonden. De inbreng van de ouders is dan ook groot. Samen plannen, samen
versieren, samen aan tafel. Daarom is er bij elk feest ook een culinair
aspect. Feesten zonder eten en drinken: dat bestaat niet.
Voorbeeld : Het herfstfeest: ouders van bepaalde klassen versieren de
zaal met herfsttakken en vruchten. Ouders van andere klassen krijgen bak- of
kookopdrachten voor de ‘tafel van overvloed’. Iedere ouder kan zijn
vaardigheden tonen: koude schotels, soepen, noten- en vruchtentaarten en
-cakes. En zo verder. Het herfstfeest is culinair een hoogtepunt, want de
herfst schenkt overvloed. Dat maakt ook een grote indruk op de kinderen.
Twee uitgangspunten staan bij elk feest voorop : natuur en christelijke
impact. De natuur omdat elk feest in oorsprong een natuurfeest is. Er zijn
dus elementen van oude voorchristelijke culturen aanwezig. Christelijk omdat
we nu eenmaal in dit land een christelijke erfenis hebben, het behoort tot
onze eigen cultuur.
Voorbeeld : Het Pinksterfeest is duidelijk een lentefeest met meiboom en
reidansen en een overvloed aan bloemen. Dat is het natuuraspect van dat
feest. Het christelijke aspect komt tot uitdrukking in het talenfeest dat
daarbij hoort (de apostelen spraken in ‘talen’). Het christelijke ligt er
echter niet vingerdik op, het is eerder inspiratiebron voor de inhoud van
het feest.