Luc Cielen in Rinkkrant 527,528 en 529, april 2002
Pasen 2002. Het was een vroege
Pasen en het werd ook een vroege lente. Zo hoort het. We kregen een prachtig
palmpasenfeest, zonovergoten met heerlijke muziek in een sfeervolle kerk. En
het paasontbijt, door de ouderraad aangeboden was een succes.
De Goede Week eindigde op school met een bijzonder sfeervol toneel van de
vierde klas: een Mozesspel, waarvan het slot verwees naar het joodse Pesach
of Paasfeest.
En nu zijn we op weg naar het volgende feest : Pinksteren.
Dit is nu echt eens een feest dat steunt op het getal, en daarvan ook
zijn naam heeft gekregen. Pinksteren komt van pentecoste en betekent in
feite niets anders dan ‘vijftigste dag’ (na Pasen).
Dit feest is verwant aan en gebaseerd op het joodse Wekenfeest (Shawoeot).
Het verwijst ook naar een gebeurtenis die in ‘De Handelingen der Apostelen’
wordt vermeld : de nederdaling van de heilige geest over de apostelen. Het
Pinksterfeest is ook een echt lentefeest. Het is trouwens hét lentefeest bij
uitstek.
Over al deze aspecten van het feest wil ik iets vertellen.
1. Het Pinksterfeest is een lentefeest.
Het is het hoogtepunt van de lente. Het is dus in de eerste plaats een
lentefeest. Hierdoor is het een feest dat van alle tijden is en als
dusdanig heeft het (nog) geen christelijk karakter. Dat is het
uitgangspunt van het feest, zeker op kleuterniveau. Het pinksterfeest zou
je dan ook kunnen bekijken als een meifeest. Mei staat voor het begin van
het nieuwe jaar : vele meiliederen wijzen ook op die vernieuwing. Vroeger
was het de gewoonte om de leeftijd van mensen niet in jaren uit te
drukken, maar in lentes: de nieuwe lente beleven was hetzelfde als een
nieuw jaar beleven, het was als een nieuwe geboorte. Daarom is het
Pinksterfeest in Rinkrank misschien ook zo waardevol : de naam Rinkrank
komt uit een sprookje dat een beeld geeft van de nieuwe geboorte.
Eén van de lenteliederen die we zingen heeft het over dat ‘nieuwe jaar’
:
Naar groene verwe mijn hart verlangt,
Daar ik allene was.
Zij heeft mijn herteke aanbevaan
gelijk het groene gras.
Ontsproten uit der meien schijn,
met menig bloemken klaar.
Alzo heeft haar een jonkvrouw fijn,
geprent al in dat herte mijn,
al met het nieuwe jaar.
Het is ook opvallend dat oude mensen dikwijls zeggen dat ze toch graag
de volgende lente willen halen.
In het begin van de vorige eeuw begonnen vele scholen het nieuwe
schooljaar in de lente. In Duitsland is die gewoonte tot aan de Tweede
Wereldoorlog blijven bestaan. In Zwitserland weet ik dat er scholen zijn
die nu nog steeds hun schooljaar met de lente laten aanvangen. Een restant
van deze gewoonte bestaat ook nog bij ons, waar in vele scholen een
‘zomerklasje’ bestaat, waarin de jongste kleuters worden opgevangen. We
zien ook dat heel wat schoolrijpe kleuters eigenlijk nu al best naar de
eerste klas zouden gaan. Vanuit dit standpunt gezien komen we tot de
invulling van het feest op een correcte manier, we zetten de oudste
kleuters tijdens dit feest in het zonnetje, zij zijn de nieuwe kinderen
van het komende nieuwe jaar, zij zijn de lentekinderen, of zoals we ze dan
ter gelegenheid van dit feest noemen, de pinksterkinderen. Daarmee komen
we bij het christelijke aspect van dit feest.
2. Het christelijke aspect
Nadat Christus verrezen was, bleef hij nog veertig dagen bij zijn
leerlingen onder een getranscendenteerde vorm. Toen voer hij ten hemel (Ons-Heer-Hemelvaart).
Tien dagen later zond hij de Geest van God over zijn leerlingen. Die
daalde over hen neer in de gestalte van vurige tongen. Daarna werden zijn
leerlingen van wijsheid vervuld en vonden zij de moed om naar buiten te
treden in de wereld, om daar de boodschap van christus te verkondigen.
Op dat punt zijn we met de oudste kleuters aangekomen. Zij treden uit
de besloten kleuterwereld naar buiten en gaan de wereld verkennen. Zij
gaan in wisselwerking treden met die wereld, in een groeiend bewustzijn
voor de schoonheid en de kwaliteit ervan. Zij zijn als het ware als de
apostelen, die ontwaakten op Pinksteren ook pas uit hun beslotenheid,
zowel op geestelijk vlak (omdat ze zich tot dan toe gekoesterd hadden in
de aanwezigheid van Christus) als op het fysische vlak, omdat ze nu de
deuren van hun zaal openden en naar buiten traden om te prediken.
Maar net zoals de apostelen zich bleven vastklampen aan de goddelijke
autoriteit van hun leermeester (en daarin door de geest werden begeleid),
zo zullen de schoolrijpe kleuters zich nog enkele jaren lang vasthouden
aan de autoriteit van hun leerkracht in de lagere school. Het zal nog vele
jaren duren voor ze in staat zijn volledig zelfstandig in de wereld te
staan.
"Toen de dag van het Pinksterfeest was aangebroken, waren ze allen
op één plaats bijeen. Eensklaps kwam er een geruis uit de hemel als
van een hevige windvlaag en vulde het hele huis, waar ze waren
vergaderd. Allen werden vervuld van de heilige geest en begonnen
verschillende talen te spreken, naar gelang de geest hen liet
spreken."
Dit christelijke aspect van Pinksteren is in het feest vertaald in een
talenfeest. De kinderen zingen op het Pinksterfeest liederen in
verschillende talen : Engels, Frans, Duits, Italiaans, Zweeds, en alle
andere talen die ze op een min of meer correcte manier ten gehore kunnen
brengen. Dit jaar is er ook Luxemburgs (Letzeburgs) bij, dankzij de
grootvader van Martin, Alexis, William en Tanguy.
Een van de hoogtepunten van dit feest is het verhaal. Elk jaar wordt er
een verhaal verteld in een andere taal. De voorbije vier jaar kregen we zo
al een verhaal in het Engels, in het Duits, in het Frans en in het
Portugees. Dit jaar komt Alexandra (moeder van Indra uit de klas van juffen
Kathleen en Veer) met een verhaal in het Spaans.
Nog meer internationaal klinkt het bij de opening van het feest, dan
zingen en spelen kinderen van vierde, vijfde en zesde klas een hele resem
nationale hymnen en volksliederen uit verschillende landen, zowel Europese
als van verder weg. Het Pinksterfeest wordt daardoor een feest waarbij een
gevoel ontstaat deel uit te maken van een wereld die samenhangt, die
broederlijk verbonden is. Het is dan ook niet toevallig dat ‘Freude, schöner
Götterfunken’ van Beethoven (dat tevens de Europese hymne is) een
belangrijke plaats inneemt.
Dat internationale karakter komt ten overvloede nog eens tot uiting in
het buitengedeelte van dit feest: het dansfeest. Hier dansen de kinderen van
de verschillende klassen volksdansen uit veel verschillende culturen.
Tweemaal per jaar neemt dans een belangrijke plaats in op de schoolfeesten.
Met Carnaval zijn dat de kinderdansjes, bij het pinksterfeest zijn dat de
echte volksdansen. Dansen is een van de elementen van het kunstzinnige
aspect van de beweging. Daarom mogen die in feite nooit ontbreken in het
pedagogisch werk, en daarom moeten ze nu en dan ook eens nadrukkelijk naar
voor komen in een schoolfeest.
Het christelijke pinksterfeest is gebaseerd op het oudere Joodse feest.
De link tussen het christelijke en het Joodse feest vinden we beschreven in
de ‘Handelingen van de apostelen’ van de evangelist Lukas :
"Toen de dag van Pinksteren aanbrak waren allen bijeen op dezelfde
plaats. Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind
opstak en heel het huis waar zij gezeten waren was er vol van. Er
verscheen hun iets dat op vuur geleek en zich, in tongen verdeeld, op
ieder van hen neerzette."
Het was een feest waarop joden uit de hele toen bekende wereld in
Jeruzalem samenstroomden
"Nu waren in Jeruzalem Joden gevestigd, vrome mannen, die afkomstig
waren uit alle volkeren onder de hemel. Toen dat geluid ontstond, liepen
de mensen te hoop en tot hun eigen verbazing hoorde iedereen hen spreken
in zijn eigen taal. Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering:
Hoe komt het dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal?
Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en
Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfilië, Egypte en het
gebied van Lybië bij Cyrene, de Romeinen die hier verbleven, Joden zowel
als proselieten (heidenen die zich tot het jodendom hadden bekeerd),
Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods
grote daden."
In de Joodse cultuur heet het pinksterfeest : SJAWOEOT. Het valt precies
zeven weken na het paasfeest. De joden vieren dit feest door hun huizen met
prachtige bloemen en bladeren te versieren. Dat doet hen denken aan de
lente-oogst. Het is ook een gewoonte om maaltijden van zuivelproducten te
eten, zoals kaas en eieren. Veel mensen eten speciale kaaspannenkoeken, die
blintzes heten.
Op Sjawoeot gaan de joden naar de synagoge en bedanken God voor de Tora
die hij hen heeft gegeven. Zij lezen ook het bijbelboek RUTH. Dit boek
vertelt het verhaal van een jonge Moabitische vrouw die haar land en haar
volk verliet om met haar Joodse schoonmoeder naar het land van Israël te
gaan. Het verhaal speelt zich af in de oogsttijd van de lente en vertelt
over Ruths sterke liefde en haar sterk geloof.
Sjawoeot is ook de tijd waarin sommige Joden een begin maken met de
joodse opvoeding van hun kinderen. Door te beginnen met hun kinderen
onderricht te geven in de Tora.
Sjawoeot of Wekenfeest is het feest van de Tora, de wet die god gegeven
heeft. Het verhaal is door iedereen gekend, het gaat namelijk over de tien
geboden. In het boek: ‘Joodse dagen en feesten’ wordt het zo verteld :
Heel lang geleden besloot God om aan de mensen zijn Wet te geven. God
ging naar de mensen van Ammon en zei : "Willen jullie mijn Wet ?" De
mensen van Ammon zeiden : "Vertel ons eerst wat er in de wet staat
geschreven." God vertelde hen toen zijn wet en zei : "Gij zult niet
doden." Toen zeiden de mensen van Ammon : "Nee, die wet is niet voor ons."
Toen ging God naar de mensen van Moab. "Willen jullie mijn wet ?" vroeg
hij. En de mensen van Moab zeiden : "Vertel ons eerst wat er in de wet
staat geschreven." En God zei : "Gij zult niet stelen." Toen zeiden de
mensen van Moab : "Nee, dat is niet het soort wet voor ons."
God ging van het ene volk naar het andere en aan ieder volk vroeg hij :
"Willen jullie mijn wet?" En ieder volk zei : "Vertel ons eerst wat er in
de wet staat geschreven." En als God hen dan vertelde wat er in de wet
stond, bijvoorbeeld dat zij in vrede moesten leven, zeiden ze allemaal :
"Nee, dat is niet het soort wet voor ons."
Ten slotte, zo verhaalt de legende, kwam God bij een heel klein volk,
dat net ontsnapt was aan de slavernij van Egypte. Dat volk stond bekend
onder de naam van ‘Kinderen van Israël’. "Willen jullie mijn wet?" vroeg
God. En de Kinderen van Israël antwoordden : "Ja, dat willen wij. Vertel
ons wat er in uw wet staat geschreven." Toen verzamelde God de Kinderen
van Israël bij de berg Sina. Hij riep Mozes, hun leider, naar de top van
de berg. Daar gaf Hij hem de Tien Geboden. Deze werden geschreven op twee
stenen tafels, LOECHOT, geheten. Toen Mozes van de berg afdaalde leerde
hij de Kinderen van Israël deze wetten, die Tora werden genoemd. Ze
luidden als volgt :
Er is maar één God
Vereer geen afgoden
Je mag de naam van God niet voor niets uitspreken
Houd de Sabbat heilig
Eer je vader en je moeder
Je zult niet doden
Je zult de vrouw van een andere man of de man van een andere vrouw
niet nemen.
Je zult niet stelen
Je zult niet liegen
Zet je zinnen niet op wat je toebehoort.
De Kinderen van Israël leerden deze wetten en zij gehoorzaamden eraan.
En om deze allerbelangrijkste gebeurtenis in hun geschiedenis te gedenken,
hebben de Joden daarna aldoor het feest Sjawoeot gevierd.
Sjawoeot is een van drie Sjalosj Regaliem, optochten naar de tempel van
Jeruzalem om god te danken voor de oogst.
Pinksteren is dus, naast een feest voor het verkrijgen van de Wet, een
oogstfeest. In ons land heeft die betekenis niet zoveel zin, want de oogst
is hier nog veraf. Toch is er een verwijzing naar dat joodse oogstfeest in
de manier waarop Rinkrank het feest viert. Het Pinksterfeest wordt namelijk
afgesloten met een traktatie onder de vorm van jonge, frisse groenten en
knolletjes: de eerste producten uit de tuin.
Als feest van de wet is Pinksteren voor ons niet zo zinvol. Wij leven in
onze tijd namelijk in een totaal andere verhouding tot de wet dan de Joden
ten tijde van Mozes. En ook onze zingeving aan de wet is eerder van louter
menselijke, sociale betekenis, en heeft niet de impact die de goddelijke wet
heeft op de joodse religie.
We houden het dan ook bij dat lentefeest. En daarover gaat dan de
volgende bijdrage.
Maar nog even dit : het pinksterfeest wordt door de christenen beschouwd
als de begindatum van de christelijke kerk. Om die reden is het dan na Pasen
ook het belangrijkste feest van het jaar.
Dat het pinksterfeest ook een lentefeest is, spreekt vanzelf. Het feest
valt steeds midden in de lente, meestal in de maand mei. Het is dan ook
logisch dat het pinksterfeest ook een bloemenfeest is. Kinderen getooid met
bloemenkroontjes zullen het feest een vrolijk feeëriek aanschijn geven.
De meimaand wordt al sinds eeuwen beleefd als een nieuw begin, als de
aanvang van een nieuw, veelbelovend jaar. Daarom werd de leeftijd van mensen
eertijds ook uitgedrukt in ‘lentes’, niet in jaren. De nieuwe lente beleven
dat was wat telde. Of het jaar dan vol gemaakt werd, daar ging het niet om.
Als meifeest is Pinksteren de link met de volkscultuur.
In Rinkrank zitten er in het Pinksterfeest elementen van die volkscultuur
die zowel met de maand mei als met de lente te maken hebben.
Er is de meiboom. Eertijds werd die opgericht op 30 april, op ‘meiavond’.
Dat was de avond dat de jonge mannen, getooid met een bloeiende eglantier,
naar het huis van hun geliefde trokken om haar toe te zingen en haar de
eglantier te overhandigen. Dat de meisjes er bijzonder op gesteld waren,
blijkt wel uit het meilied ‘Schoon lieveken", waarin een meisje haar
verdriet uitzingt omwille van een lief dat niet komt opdagen.
"Schoon lieveken, waar waarde gij den eerste meienacht
Dat gij mij genen mei en bracht?"
"Den eerste meienacht, schoon lief dan was ik ziek,
Ik kon er van mijn beddeke niet."
"Schoon lieveken, waar waarde gij de tweede meienacht,
Dat gij mij genen mei en bracht ?"
"Den tweede meienacht, zocht ik een eglantier,
Schoon lieveken sta op en uwe mei is hier."
"‘k en sta er nu voorwaar voor uwe schone mei niet op,
Of en zal er mijn vensterke niet ontsluiten!
Uw mei die komt te laat,
Plant vrij hem op de straat,
Schoon lieveken, plant uwe mei daarbuiten !"
Hetzelfde liefdesthema vind je in het overbekende lied : "De winter is
vergangen", vooral in de tweede strofe:
Ik wil de mei gaan houwen, (de mei = de eglantier)
al in het groene gras.
En schenken haar de trouwe,
Die mij de liefste was.
En bidden dat zij wil komen,
Al voor haar vensterke staan.
En ontvangen de mei met bloemen,
Het is zo wel gedaan.
We vinden hetzelfde verlangen in het bijzonder mooie Italiaanse meilied :
"L’inverno l’ e passato" :
La bell' a la finestra
Het mooie meisje in het vensterraam
la guarda in su e in giula,
speurt in de buurt en in de verte,
spetta il fidanzato
hopend dat haar geliefde
al canto del cucu
zal komen op de roep van de koekoek
Het lijkt wel alsof meiavond zijn liefdeskrachten is kwijt gespeeld in de
moderne tijd, maar dat schijnt toch niet helemaal waar te zijn, want daar
lees ik in De Morgen van donderdag 2 mei 2002, dat in Malmédy in de meinacht
(La Nut’ du May) de jonge Malmédiens door de nacht trekken en serenades
brengen bij de huizen waar jonge dames naar hen uitkijken. Het gaat hen
daarbij niet zozeer om de liefde, dan wel om de traktatie die ze krijgen:
een borrel kan hun hart al in vervoering brengen. De burgemeester van
Malmédy ziet dat allemaal heel goed zitten en voegt er aan toe: "De gewoonte
zou in Vlaanderen ook aanslaan, al was het maar om de verzuring tegen te
gaan".
Hij heeft nog gelijk ook: samen feesten is het beste middel om niet op
elkaar te sakkeren en te vitten. Kinderen van de lagere school zijn echter
nog niet toe aan het brengen van serenades en kennis te maken met het
liefdesaspect van de meimaand. Maar de liederen mogen ze al kennen en
ingepast in het pinksterfeest brengen ze die lichte, vrolijke toets die zo
typisch bij dit lentefeest hoort.
Maar hoe is de lente op het pinksterfeest te herkennen?
Die zie je terug in de vrolijke bloemenkransen die de kinderen dragen. De
oudste kleuters zien er het meest feestelijk uit met hun strohoed met
bloemenkrans er omheen gevlochten. Maar alle andere kinderen dragen ook
bloemenkransen van weide- en veldbloemen, al dan niet zelf gevlochten. En
als de kleuters de zaal verlaten en op weg gaan naar de weide waar de
meiboom staat, dan strooien vele kleine kinderhandjes kleurrijke bloesems
voor hen uit.
Lente is niet alleen bloem en bloesem, er is ook al wat te oogsten in de
tuin: knolletjes (radijsjes) zijn er nu al volop, dus die zullen op het
feest niet ontbreken. We zouden het pinksterfeest, als we het over eten
hebben, ook wel het ‘knolletjesfeest’ kunnen noemen.
Maar hoe zou het komen dat het pinksterfeest niet meer gevierd wordt in
de dorpen en steden? Terwijl dat vroeger toch een groot en vrolijk feest was
met jaarmarkt en kermis erbij? Denken we maar aan de Antwerpse Sinksenfoor,
die een traditie van vele eeuwen heeft (in de Middeleeuwen werd deze foor
bezocht door duizenden mensen, zelfs uit verre streken als Spanje en
Italië). Ik vrees dat de negentiende en de aanvang van de twintigste eeuw
daar schuld aan hebben. Door de industrialisatie verdwenen stilaan de
landelijke feesten, al heeft de KAJ lang geprobeerd om die feesten levendig
te houden. En tegelijk werden de lentefeesten ingepalmd door de katholieken,
die er een zeer godsdienstige en devote uitdrukking aan gaven. Dankzij
mensen als Priester Poppe, met zijn Eucharistische Kruistocht, werden de
pinksterfeesten omgebouwd tot Eerste en Plechtige Communie. En wat schiet
daar nu nog inhoudelijk van over ? En zijn dat nog echt wel lente- en
kinderfeesten?
Liefde en een mooie lente die blij maakt, wat is er meer nodig om te gaan
dansen? Meifeesten en pinksterfeesten zijn dan ook bij uitstek dansfeesten.
Het spreekt toch vanzelf dat kinderen en jonge mensen dansen. Het zit in de
mens ingebakken. Een kind kan amper lopen of het begint al te dansen. Dan is
het toch jammer dat in de hele opvoeding geen dansscholing voorzien is. Ja,
in de eindtermen die de Vlaamse Gemeenschap oplegt staat wel zoiets als
‘dansante vorming’, maar hoe wordt die gerealiseerd? Is het voldoende om af
en toe een volksdansgroep uit te nodigen die de kinderen ook eens een dansje
aanleert? Volgens mij niet. Dansen moet een inherent deel zijn van de
pedagogie. En niet alleen de ‘hedendaagse’ kinderdans, maar de echte
volksdans moet aan de beurt komen.
Nu is het tegenwoordig niet gemakkelijk om volksdans als pedagogisch
instrument te brengen, volksdans wordt als iets oubolligs ervaren en wie
houdt er zich dan nog mee bezig? Toch heeft volksdans een enorme waarde,
niets is zo goed voor de bewegingsontwikkeling en de sociale vorming als dit
soort dans. Vooral bij kinderen in de lagere school moet de volksdans levend
gehouden worden. Langzaam aan probeert Rinkrank daar iets aan te doen, door
ander andere bij het pinksterfeest de goede volksdans als een hoogtepunt van
het feest te brengen.
Een van de elementen in het landelijke pinksterfeest was de pinksterblom:
een jonge maagd die als een bruid getooid de rondgang door het dorp maakte.
Ze was het symbool van de vruchtbaarheid. Daarmee sluit dit feest aan bij
oeroude voorchristelijke gebruiken. In het oude Egypte bijvoorbeeld werd het
beeld van de god of godin ook rondgedragen om de aarde vruchtbaar te maken.
Nu we weten dat het niet die god of godin is die de vruchtbaarheid
verzekert, verliest de pinksterbruid ook haar betekenis. En is het dus niet
zinvol om een soort van ‘geestelijke bruiloft’ te houden. Toch zijn de
pinksterbruiden en -bruidegoms nog wel aanwezig, maar in een heel andere
context: niet als symbool van vruchtbaar makend, maar als teken van
‘rijping’: het zijn de oudste kleuters, van wie de meesten er binnenkort aan
toe zijn om een grote stap te zetten: de overgang naar de ‘grote’ school; ze
zijn (bijna) schoolrijp. Dus is het pinksterfeest wel heel speciaal hun
feest.
In het beeld van de pinksterkinderen zitten alle oude gebruiken van het
pinksterfeest verzameld.