Luc Cielen
in Rinkkrant 911, 23 december 2005
Vorige week deed de paus een oproep om de kerststal weer een plaats te geven onder de kerstboom. Om
zodoende het kerstfeest weer een meer christelijk karakter te geven en de aandacht van de uitspattingen op
commercieel en culinair vlak af te leiden. Kerstmis moet volgens de paus weer dat ingetogen feest worden dat het
altijd is geweest.
Was dat zo ?
Ik vrees dat dat alleen maar opgaat voor kloosters en pauselijke omgeving, want in vroeger tijden was Kerstmis
helemaal geen ingetogen feest.
De kerststal staat pas sinds aanvang twintigste eeuw in de woonkamers, dat is ruim na de kerstboom, die enkele
decennia eerder zijn intrede deed. Toch was de kerststal eerder al in gebruik, maar dan in de kerk of bij de kerk.
Het is een traditie die de heilige Franciscus in voege heeft gebracht eind twaalfde - begin dertiende eeuw.
Hoe werd Kerstmis eertijds gevierd bij het gewone volk?
In onze streken werd Kerstmis gemarkeerd door een lichtende ster. Dat was het allerbelangrijkste attribuut van
dit feest. Die ster was in huis of buiten op straat aanwezig. Van in de Middeleeuwen was die ster algemeen
verspreid en dat bleef zo tot vlak vóór de Tweede Wereldoorlog. Pas in de twintigste eeuw kwamen kerstboom
en kerststalletje erbij, die waren komen overwaaien uit andere streken. De kerststal kwam uit de Provence en de
kerstboom uit Duitsland. In Timmermans’ verhaal ‘En waar de sterre stil bleef staan’ klinkt nog iets door van de
centrale rol die de ster bij het kerstfeest vervulde. De gewoonte om een grote ster bovenaan in de kerstboom te
plaatsen, is ook nog een restant van de vroegere rol van de ster.
Kanunnik Schmidt beschrijft in het begin van de twintigste eeuw hoe Kerstmis op het einde van de negentiende
eeuw werd gevierd in Duitsland:
“Haast in ieder huis staat de groene boom, waaraan honderden allerliefste nietigheden: verrassingen,
lekkernijen en speelgoed hangen, terwijl de piramidale boom gans doortinteld is van lichtjes en sterren. Heerlijk
kinderfeest, waaraan ook de ouden van dagen deelnemen en dat uit de kerk is voortgekomen, want het was
eertijds het gebruik in het noorden om de kerken op Kerstdag met groen te versieren.
In sommige gewesten van Duitsland stelt men Jezus voor met zijn knecht Klaas Bur, elders Ruprecht geheten, die
door het dorp rijdt, zekere huizen met een bezoek vereert en de kinderen speelgoed uitdeelt.”
Het is die Klaas Bur die in Amerika zal uitgroeien tot Santa Claus en dan weer veel later - eind twintigste eeuw -
zal overkomen naar Europa.
De Scandinavische landen kenden in de negentiende eeuw al een dergelijke figuur die geschenken uitdeelde. De
Vlaamse auteur August Snieders beschrijft in 1878 het volgende:
“Als in het Noorden de schitterende Kerstboom, met allerlei geschenken in de helder verlichte huiskamer pronkt,
en oud en jong zich verheugt in de lieve en naïeve voorstelling van het kindeke in de kribbe, wordt plotseling het
licht gedoofd. .. Men klopt.... Daar werpt een onzichtbare hand geschenken in de kamer, geschenken die niet
zelden een scherpe satire zijn, maar ook wel een vleiende poëzie, want wel eens krijgen twee verloofden een
doos, waaruit twee witte duiven ontsnappen, die na wat rondgevlogen te hebben, zich op de kerstboom of op dit
of dat meubel neerzetten. Terzelfdertijd dat men in bewondering staat voor de geschenken, springt een ruig dier
de kamer binnen; het vervolgt de lachende vrouwen en kinderen, bonst rechts en links met de horens, totdat de
Julbok de ruige huid afwerpt en zich als gast aan tafel zet. De tafel is rijk voorzien van Lutfisk (stokvis) en
Julgröt, twee onmisbare gerechten op het kerstfeest. Boven de tafel hangt een kroon van stro gevlochten en
prachtig versierd, en op de vloer is een tapijt van stro (Julhalm) gespreid.”
In 1877 beweerde de Rotterdamsche Courant dat het kerstfeest in Holland zijn christelijk beginsel meer en meer
verliest: “Nog vóór weinige jaren stonden alle schouwburgen in de week vóór en na Kerstmis stil, vanwaar zij
de naam van ‘stille weken’ gekregen hebben; doch tegenwoordig zijn deze godsdienstige gevoelens door de
zucht naar werelds vermaak overvleugeld.”
Werelds in de ogen van August Snieders is ook de kerstboom die via de Elzas naar Parijs kwam: “Daar rond die
boom komen zij bijeen, de Elzassers. De kerstboom doet hen aan hun verwijderd vaderland denken en zijn
glinsterende takken, met speelgoed, kerkboeken, lekkernijen en kleren versierd, strekken zich beschermend over
honderden families uit.” In 1877 waren er in de zaal van de Châtelet in Parijs meer dan 3.000 kinderen bijeen
rond de kerstboom.
Maar het land waar Kerstmis het meest de wereldse toer is opgegaan, is Engeland. August Snieders is er niet
gelukkig mee, maar hij vertelt wel uitgebreid hoe de Engelsen het kerstfeest vieren:
“In Engeland heeft men altijd tijdens het Kerstfeest op een monsterachtige manier gegeten en gedronken. Vóór
eeuwen was de Christmasday in het gehele koninkrijk ter vergelijken met onze Vastenavond. Reeds in de
twaalfde eeuw kleedden zich de voornaamste burgers van Londen in de meest fantastische kostuums en gaven
zich schitterende titels, door de zotheid gekozen. Op kartonnen paarden gezeten, onder het schallen van
trompetten en het zwaaien van fakkels, liep men de weg op naar Kensington, en van daar, verenigd met de
kleinzoon van Edward I en zijn hofhouding, kwam men juichend, schreeuwend, zingend in Londen terug, waar
de burgerij in straten en huizen zich aan dezelfde vreugde overgaf. Richard II vierde eens een kerstfeest met niet
minder dan 10.000 gasten. Zijn woning was in een toverpaleis herschapen. Vóór het paleis was een fontein,
waaruit voor het volk een brede straal wijn vloeide.
In Engeland is het kerstfeest, het moge dan ook door Charles Dickens, in zijn bewonderenswaardige
kerstvertelling, geïdealiseerd zijn, bij velen een schier heidens feest geworden.
Voor Engeland is Christmasday het eigenlijke begin van het jaar: dan roept men elkaar gulweg toe: ‘A merry
Christmas, a happy new year!’ en men zendt geschenken in massa, die elk jaar min of meer nieuwe vorm
bekomen. Maar het is niet het Christuskind dat deze geschenken in blok, schoen of korf legt, maar wel een oud
grijs man die men Father Christmas noemt. Het is onbekend wat die oude father voorstelt. Sommigen zien in
deze figuur een voorstelling van één der drie koningen, maar het zou ook wel kunnen dat deze figuur voortkomt
uit een oude Saksische traditie, uit de godenleer.
In de huizen versiert men nog tamelijk algemeen de kamer met groen, met hulst en maretak, de woekerplant die
op de eik groeit en waaraan van ouds toverkracht werd toegewezen De vrouw die onder dergelijke tak doorgaat
mag door de aanwezigen omhelsd worden.
Ook de kerstboom bestaat hier en daar in Engeland, zijn invoer dagtekent slechts van de tijd van Prins Albert,
die Duitser zijnde, hem om zo te zeggen in de plooien van zijn mantel meebracht en hem op Windsor plantte,
waar hij ieder jaar weelderig bloeit voor het leger kinderen en kindskinderen van de koningin.
Op de tafels pronken de plumpuddings van twintig, dertig, ja vreselijk, van veertig pond, zwemmend in een
brandysaus, in afwachting dat de eter zelf als het ware in een vat vol dranken zwemmen zal. Bij de pudding
voegt zich de gebraden gans, de zwijnskop, de gekookte kalkoen, een kolossaal ossenlendenstuk enzovoort en
een regiment flessen.
Op de tweede kerstdag bokste men weleer (boxing day). Dat in bloed stompen van neuzen heeft voorzeker niets
Bethlehems, niets kinderlijks, tenzij men er een soort Herodes wil spelen.”
Of Snieders het hier bij het rechte eind heeft, is niet zeker. Christmas boxes zijn de cadeautjes die op tweede
kerstdag (= boxing day) worden uitgewisseld.
“In 1877 waren er in Londen wat minder dronken lui op Kerstdag dan de jaren ervoor. In Dundee echter had de
politie vijf nieuwe kruiwagens aangekocht om de dronkelappen naar huis te rijden.”
aldus Snieders.
Kerstmis een ingetogen feest? In de negentiende eeuw helaas niet, in de twintigste eeuw ook al niet en de
eenentwintigste eeuw laat vermoeden dat de paus een prediker in de woestijn zal zijn, nu ook de door en door
christelijke gezinnen de meer wereldse versie van het feest omarmen.