◄
Muziek
in kleuterschool en lagere school
KLEUTERSCHOOL
Inventaris
(wanneer wordt er gezongen, wanneer wordt er instrumentaal gemusiceerd)
1. ‘s Morgens in de kring (verschillende
liederen bij verschillende onderdelen van de kring)
2. Overgang kring naar tafel voor de
pedagogische activiteit
3. Tijdens, maar zeker bij de voorbereiding
van de pedagogische activiteiten
4. Einde van het vrij spel
5. Bij de vingerspelletjes
6. Bij het begin van de pedagogische maaltijd
7. Bij het einde van de pedagogische maaltijd
8. Bij het verlaten van de klas
9. Bij het einde van de pauze buiten en in de
gang
10. Tijdens het arbeids-, kring- of bewegingsspel- of
(soms = ritmiek)
11. Bij de aanvang van het verhaal
12. Bij het aan tafel gaan ‘s middags
13. Bij het verlaten van de klas voor de middagpauze
14. Bij het binnenkomen na de middagpauze
15. Bij het nemen van de matrasjes om te rusten
16. Bij het einde van de namiddagactiviteit
17. Bij het begin van het afsluitend verhaal
18. Bij het einde van de schooldag
19. Tussendoor nemen de kleuters ook nog een lied boek en
zingen daar uit.
20. De kleuterleidsters zingen bepaalde opdrachten,
opmerking en of tussenkomsten.
21. Repeteren voor een feest
22. Gebruik van zelfgemaakte instrumenten (carnaval)
23. Verhaal met gebruik van instrumenten (Orff-instrumentarium)
Zang
Eenstemmig
Syllabisch
Keuze van de liederen
traditionele kinderlied
goede kleuterliederen (zie verder)
Tessituur tussen fa en do (f' en c'') met af en toe één of
twee tonen daarboven .
Vergezeld van gebaren
Instrumentale begeleiding
Verhalende liederen
Liederen voor de feesten
Liederen in diverse talen
Instrumentaal
Zelfgemaakte instrumenten
Orff-instrumentarium
Instrumenten gebruikt door de kleuterleidsters
Gehoorvorming
Herkennen van geluiden
Herkennen van klanken
Toonhoogte herkennen
Toonduur herkennen
Vormleer
Vraag en antwoord zingen, instrumentaal spelen.
Ademhalingsoefeningen (spelletjes)
Blazen (kaars, ritmiekballetjes ...)
Spreuken
Ritmische oefeningen
Steeds gebaseerd op het ritme van de tekst. Geen metrum
(maat) stampen of klappen.
Dans: wel gebaseerd op metrum.
Hoe herkent men een goed kleuterlied?
De tekst is niet te logisch
De tekst nodigt uit tot gebaren (beweging)
of de tekst is verhalend
of de tekst sluit aan bij een feest.
De tekst bevat humor
De tekst heeft een ritme
De tessituur gaat van f’ tot c”
De melodie is niet té sterk tonaal (te sterk
grondtoongevoel)
Zelf een kleuterlied maken
Eerste mogelijkheid:
een metrum kiezen (versvoet)
de tekst schrijven
de tekst ritmisch (niet per se volgens de versvoet) lezen
een melodie laten ontstaan (improvisatie) door herhaald
lezen.
Tweede mogelijkheid:
een melodie improviseren al zingend of instrumentaal
tekst improviseren
EERSTE KLAS
Muziek in de eerste klas: het gaat hier vooral om de
inhoud van de muzieklessen in de namiddagperiodes. Sommige elementen daarvan
komen ook aan bod in de ochtendmuziek. In die ochtendmuziek komen kinderen
van de eerste klas echter ook in contact met wat in tweede en derde klas
thuishoort.
Zang
Eenstemmig
Syllabisch
Keuze van de liederen
Uit het repertoire van het traditionele kinderlied
In samenhang met de opbouw van het blokfluitspel
In samenhang met de intervalleer
In samenhang met periodelessen
In samenhang met toneelstuk
In samenhang met het feest
Bij voorkeur geen vereenvoudigde versies van bekende muziekwerken.
Liederen in diverse talen
Tessituur: e’-e”
Instrumentaal
Aansluiten bij het liedrepertoire
Blokfluit
Leren blokfluitspelen volgens een zeer gestructureerde
methode (in tegenstelling
tot de ochtendmuziek, waar dit minder gestructureerd
verloopt)
De opbouw van het leren blokfluitspelen sluit aan bij
ontwikkeling kinderlied:
1. koekoeksterts: dalend en stijgend op verschillende
toonhoogten
Koekoek waar ben je?
Rommele in de pot
Woont een bakker in Kalmthout
2. kinderdeun (zaagdeun) op verschillende toonhoogten
Paardje beslaan
Het regent
3. prepentatoniek
Goede lieden wilt mij aanhoren
4. pentatoniek (verschillende vormen van pentatoniek)
Mieke hou je vast
Ikkeltje kramikkeltje
Herderkens van buiten (majeurpentachord)
Al van de droge haring (mineurpentachord)
5. hexachord
Tussen Keulen en Parijs
Al die daar zegt de reus die komt
Hier is onze fiere pinksterblom
6. diatoniek
Veruit de meeste kinderliederen
Klokkenspel
Leren bespelen van klokkenspel. Vooral in samenhang met de
blokfluit en de
intervalleer.
Slaginstrumenten
Ritmische ondersteuning van de melodie.
Elementaire (voorzichtige) ondersteuning van het metrum
Notenleer
de tonen mogen benoemd worden (liefst met de letterbenaming)
maar moeten nog niet
op de notenbalk staan. Zuiver op het gehoor en in
aansluiting met blokfluit en
klokkenspel.
Intervalleer
de a als eerste bewuste toon. De absolute toon “de
zonnetoon”
Kwint omhoog en omlaag “de stralende toon”
Secunde omhoog en omlaag “de beweeglijke toon”
Kwart omhoog en omlaag “de staptoon”
Terts als opvulling van de kwint “de klokkentoon”
Prime als repetitor voor de stijgende kwart- en kwintsprong
“de grondtoon”
Veel instrumentale improvisatie
Gebruik van klokkenspel is onontbeerlijk
Stemvorming en ademhaling
geen bewustzijn voor de middenrifademhaling wekken. Wel
spelletjes en oefeningen die
deze bevorderen: kaarsen blazen, ritmiekballonnetje blazen,
veertjes blazen enz...
Geen stemvorming als dusdanig, wel steeds voldoende hoog
zingen met aandacht voor
kopresonantie.
Zingen op klanken: noe, lu, jo, ju enz; klanken die vooraan
in de mond kunnen
gezongen worden. Liefst niet met de a-klank, tenzij
voorafgegaan door een j (ja) of
n(na) en met voldoende aandacht voor de plaatsing van de
klank vooraan in de mond.
Goede articulatie met ontspannen mond
Gehoorvorming
klanken herkennen
toonduur herkennen
Toonhoogte herkennen
Intervallen herkennen
luisteren naar muziek (bijvoorbeeld ook bij begin van een
verhaal)
Vormleer
voor- en nazingen van muzikale zinnen
voor- en naspelen improviserend
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal
spelen
Ritme
het ritme van de tekst volgen al klappend en op instrumenten
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal
spelen
eenvoudige ondersteuning van het metrum
metrum en ritme gelijktijdig hanteren
ostinato’s en bourdons op Orff-instrumentarium
Functionele muziek
Toneelmuziek
Begeleiden van eenvoudige liederen
Zuiver instrumentale melodische stukjes
Eenvoudige ritmische stukjes
feestmuziek:
Vóór het feest: steeds dezelfde toonaard instrumentaal
Na het feest: in andere toonaarden (transponeren) zingen en
spelen.
TWEEDE KLAS
Muziek in de tweede klas: het gaat hier vooral om de
inhoud van de muzieklessen in de namiddagperiodes. Sommige elementen daarvan
komen ook aan bod in de ochtendmuziek. In die ochtendmuziek komen kinderen
van de tweede klas echter ook in contact met wat in eerste en derde klas
thuishoort.
Zang
Eenstemmig
Syllabisch
Moeilijkere liederen komen nu ook aan bod.
Keuze van de liederen
Uit het repertoire van het traditionele kinderlied
In samenhang met de opbouw van het blokfluitspel
In samenhang met de intervalleer
In samenhang met periodelessen
In samenhang met toneelstuk
In samenhang met het feest
Niet: vereenvoudigde versies van bekende muziekwerken.
Liederen in diverse talen
Tessituur: e’-e”
Instrumentaal
Aansluiten bij het liedrepertoire
Blokfluit
Herhaling van de eerste klas, moeilijkere liederen
Voortzetting: fis, cis, bes, es (twee mollen, twee
kruisen)
Blokfluitstukjes met instrumentale begeleiding
Klokkenspel
Zoals in de eerste klas. Meer gebruik van chromatische
tonen.
Slaginstrumenten
Ritmische ondersteuning van de melodie.
Elementaire (voorzichtige) ondersteuning van het metrum
Notenleer
de tonen mogen benoemd worden (liefst met de
letterbenaming) maar moeten nog niet
op de notenbalk staan. Zuiver op het gehoor en in
aansluiting met blokfluit en
klokkenspel. Nog steeds geen notenbeeld
Intervalleer
Intervallen op het klokkenspel treffen
Improviseren op klokkenspel
Intervallen op de blokfluit treffen
Intervallen al zingend treffen
Stemvorming en ademhaling
geen bewustzijn voor de middenrifademhaling wekken. Wel
spelletjes en oefeningen die
deze bevorderen: kaarsen blazen, ritmiekballonnetje
blazen, veertjes blazen enz...
Geen stemvorming als dusdanig, wel steeds voldoende hoog
zingen met aandacht voor
kopresonantie.
Zingen op klanken: noe, lu, jo, ju enz; klanken die
vooraan in de mond kunnen
gezongen worden. Liefst niet met de a-klank, tenzij
voorafgegaan door een j (ja) of
n(na) en met voldoende aandacht voor de plaatsing van de
klank vooraan in de mond.
Goede articulatie met ontspannen mond
Gehoorvorming
klanken herkennen
toonduur herkennen
Toonhoogte herkennen
Intervallen herkennen
luisteren naar muziek (bijvoorbeeld ook bij begin van een
verhaal)
Vormleer
voor- en nazingen van muzikale zinnen
voor- en naspelen improviserend
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal
spelen
Ritme
Het ritme van de tekst volgen al klappend en op
instrumenten
Ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal
spelen
Eenvoudige ondersteuning van het metrum
Metrum en ritme gelijktijdig hanteren
Ostinato’s en bourdons op Orff-instrumentarium
Functionele muziek
Toneelmuziek
Begeleiden van de liederen (eenstemmig) met mogelijk
gebruik van ostinato
Zuiver instrumentale melodische stukjes
Ritmische stukjes (slagwerk)
Feestmuziek:
Vóór het feest: steeds dezelfde toonaard instrumentaal
Na het feest: in andere toonaarden (transponeren) zingen
en spelen.
DERDE KLAS
Muziek in de derde klas: het gaat hier vooral om de
inhoud van de muzieklessen in de namiddagperiodes. Sommige elementen daarvan
komen ook aan bod in de ochtendmuziek. In die ochtendmuziek komen kinderen
van de derde klas echter ook in contact met wat in eerste en tweede klas
thuishoort.
Zang
Eenstemmig
Waarom nog geen meerstemmigheid?
Omdat te vroege meerstemmigheid schadelijk is voor de kinderstem.
Kinderen in een derde klas zijn er doorgaans nog niet aan toe om
meerstemmig te zingen, omdat ze nog niet voldoende zelfstandigheid
hebben opgebouwd. Zij gaan nog sterk van de nabootsing uit. Als men hen
toch al meerstemmig laat zingen, valt het op dat ze op de stem gaan
drukken: ze willen zich manifesteren ten opzichte van de andere stemmen
en zingen daarom meestal te luid en zijn niet in staat te luisteren naar
de andere stemmen.
Wat met eenvoudige canons en zeer eenvoudige meerstemmigheid?
Er zijn zeer eenvoudige, zeer homofone canons die in de loop van de
derde klas aan bod kunnen komen. Meestal gebeurt dat zelfs spontaan door
de kinderen. Men kan dat laten gebeuren op voorwaarde dat er niet te
luid gezongen wordt. Beter is echter om zulke canons op de blokfluit te
laten spelen. Zo bouwen de kinderen op een gezondere manier de nodige
zelfstandigheid op en leren ze ook naar de andere stemmen luisteren.
Er bestaan ook liederen waarop heel eenvoudig een tweede stem kan
gezongen worden. In een muzikale derde klas gebeurt dat ook spontaan en
dikwijls improviserend. Dat kan men ook laten gebeuren, mits men ook
hier weer let op de kwaliteit van de zang en het instrumentale spel.
Syllabisch (hoofdzakelijk)
Moeilijkere en langere liederen komen nu ook aan bod: o.a. ballades
(deze liederen kunnen uitsluitend in de namiddagmuziekles aan bod komen,
maar kunnen ook opgenomen in het repertoire voor ‘s morgens).
Keuze van de liederen
Uit het repertoire van het traditionele kinderlied
In samenhang met de intervalleer
In samenhang met periodelessen
In samenhang met toneelstuk
In samenhang met het feest
Liederen in diverse talen
Niet: vereenvoudigde versies van bekende muziekwerken.
Tessituur
c’-e" (c’ - f")
Instrumentaal
Aansluiten bij het liedrepertoire
Blokfluit
moeilijkere liederen
Voortzetting: fis, cis, bes, es (twee mollen, twee kruisen).
Blokfluitstukjes met instrumentale begeleiding
Aanvang bespelen altfluit
Eenvoudige meerstemmige zettingen en zeer eenvoudige canons
Klokkenspel
Meer gebruik van kruisen en mollen.
Ostinato’s en bourdons
Slaginstrumenten
Ritmische ondersteuning van de melodie
ondersteuning van maat en metrum
Notenleer
Aanbrengen van het notenbeeld.
Eerst de c op de hulplijn.
Dan de stijgende toonladder (diatonisch) opbouwen tot hoge g
Stilaan ontstaat de vijflijnige notenbalk
De G-sleutel.
Toonladders van C en F op de sopraanfluit, van C, F en G op de
altfluit.
Toontreffen op sopraan-, en altblokfluit en met de stem.
Ritmische notatie apart van toonnotatie
Intervalleer
Intervallen op het klokkenspel treffen, vanuit diverse tonen (niet
alleen meer vanuit de toon a).
Improviseren op klokkenspel
Intervallen op de blokfluit treffen
Intervallen al zingend treffen
Stemvorming en ademhaling
Nog geen bewustzijn voor de middenrifademhaling wekken. Wel
spelletjes en oefeningen die deze bevorderen: kaarsen blazen,
ritmiekballonnetje blazen, veertjes blazen enz...
Geen stemvorming als dusdanig, wel steeds voldoende hoog zingen met
aandacht voor kopresonantie.
Zingen op klanken: noe, lu, jo, ju enz; klanken die vooraan in de
mond kunnen gezongen worden. Liefst niet met de a-klank, tenzij
voorafgegaan door een j (ja) of n(na) en met voldoende aandacht voor de
plaatsing van de klank vooraan in de mond.
Goede articulatie met ontspannen mond
Gehoorvorming
klanken herkennen (klankkwaliteiten)
toonduur herkennen
Toonhoogte herkennen
intervallen herkennen
luisteren naar muziek (bijvoorbeeld ook bij begin van een verhaal)
luisteren naar muziek in taalperiode creatief schrijven
Vormleer
voor- en nazingen van muzikale zinnen
voor- en naspelen improviserend
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal spelen
Ritme
het ritme van de tekst volgen al klappend en op instrumenten
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal spelen
ondersteuning van het metrum krijgt nu meer aandacht
metrum en ritme gelijktijdig hanteren
ostinato’s en bourdons op Orff-instrumentarium
maatslaan is niet nodig.
Functionele muziek
Toneelmuziek
Begeleiden van de liederen (meerstemmig) met mogelijk gebruik van
ostinato
Zuiver instrumentale melodische stukjes
Ritmische stukjes (slagwerk)
Feestmuziek
Vóór het feest: steeds dezelfde toonaard instrumentaal
Na het feest: in andere toonaarden (transponeren) zingen en spelen.
VIERDE KLAS
Muziek in de vierde klas: het gaat hier vooral om de
inhoud van de muzieklessen in de namiddagperiodes. Sommige elementen daarvan
komen ook aan bod in de ochtendmuziek. In die ochtendmuziek komen kinderen
van de vierde klas echter ook in contact met wat in vijfde en zesde klas
thuishoort.
Zang
Meerstemmig :
Eenvoudige tweestemmige zettingen voor gelijke stemmen
Eenvoudige canons
Syllabisch (hoofdzakelijk)
Keuze van de liederen
Uit het repertoire van het traditionele kinderlied
In samenhang met de intervalleer
In samenhang met periodelessen
In samenhang met toneelstuk
In samenhang met het feest
Liederen in diverse talen
Niet: vereenvoudigde versies van bekende muziekwerken.
Tessituur
c’ - f" met een zeldzame afwijking naar boven en naar beneden. (b - g")
Instrumentaal
Aansluiten bij het liedrepertoire
Blokfluit: zowel sopraan- als altblokfluit
moeilijkere liederen
Voortzetting: fis, cis, bes, es (twee mollen, twee kruisen).
Blokfluitstukjes met instrumentale begeleiding
Eenvoudige meerstemmige zettingen en eenvoudige canons
Klokkenspel
Meer gebruik van chromatische tonen.
Ostinato’s en bourdons
Slaginstrumenten
Ritmische ondersteuning van de melodie.
ondersteuning van maat en metrum
Andere instrumenten
Vele kinderen leren nu ook in de muziekschool een instrument
bespelen. Deze instrumenten kunnen vanaf nu geïntegreerd worden in de
muziekpraktijk van de school.
Notenleer
Toonladders van C, F, G en D op de sopraanfluit, van C, F en G op de
altfluit
Toontreffen op sopraan-, en altblokfluit en met de stem.
Ritmische notatie in combinatie met toonnotatie
Intervalleer
Intervallen op het klokkenspel treffen, vanuit diverse tonen (niet
alleen meer vanuit de a).
Improviseren op klokkenspel
Intervallen op de blokfluit treffen
Intervallen al zingend treffen: ontwikkelen van absoluut gehoor door
het treffen van de toon a.
Stemvorming en ademhaling
geen bewustzijn voor de middenrifademhaling wekken. Wel spelletjes en
oefeningen die deze bevorderen: kaarsen blazen, ritmiekballonnetje
blazen, veertjes blazen enz...
Geen stemvorming als dusdanig, wel steeds voldoende hoog zingen met
aandacht voor kopresonantie.
Zingen op klanken: noe, lu, jo, ju enz; klanken die vooraan in de
mond kunnen gezongen worden. Liefst niet met de a-klank, tenzij
voorafgegaan door een j (ja) of n(na) en met voldoende aandacht voor de
plaatsing van de klank vooraan in de mond.
Goede articulatie met ontspannen mond
Aandacht bij meerstemmig zingen: zorgen dat de kinderen niet op de
stem drukken !
Gehoorvorming
klanken herkennen (klankkwaliteiten)
toonduur herkennen
Toonhoogte herkennen
intervallen herkennen
luisteren naar muziek (bijvoorbeeld ook bij begin van een verhaal)
luisteren naar muziek in taalperiode creatief schrijven
absolute tonen herkennen.
Vormleer
voor- en nazingen van muzikale zinnen
voor- en naspelen improviserend
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal spelen
Ritme
het ritme van de tekst volgen al klappend en op instrumenten
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal spelen
ondersteuning van het metrum
metrum en ritme gelijktijdig hanteren
ostinato’s en bourdons op Orff-instrumentarium
maatslaan is niet nodig.
Functionele muziek
Toneelmuziek
Begeleiden van de liederen (meerstemmig) met mogelijk gebruik van
ostinato
Zuiver instrumentale melodische stukjes
Ritmische stukjes (slagwerk)
Feestmuziek
Vóór het feest: steeds dezelfde toonaard instrumentaal
Na het feest: in andere toonaarden (transponeren) zingen en spelen.
VIJFDE KLAS
Muziek in de vijfde klas: het gaat hier vooral om de
inhoud van de muzieklessen in de namiddagperiodes. Sommige elementen daarvan
komen ook aan bod in de ochtendmuziek. In die ochtendmuziek komen de
kinderen van de vijfde klas echter ook in contact met wat in vierde en zesde
klas thuishoort.
Zang
Meerstemmig :
Twee- en driestemmige zettingen voor gelijke stemmen
canons
Syllabisch (hoofdzakelijk)
Keuze van de liederen
Uit het repertoire van het traditionele kinderlied
In samenhang met de intervalleer
In samenhang met periodelessen
In samenhang met toneelstuk
In samenhang met het feest
Liederen in diverse talen
Niet: vereenvoudigde versies van bekende muziekwerken.
Tessituur
c’ - f" met een zeldzame afwijking naar boven en naar beneden. (b -
g")
Instrumentaal
Aansluiten bij het liedrepertoire
Blokfluit: sopraan-, alt- en tenorblokfluit
moeilijkere liederen
Voortzetting: fis, cis, bes, es (twee mollen, twee kruisen).
Blokfluitstukjes met instrumentale begeleiding
Eenvoudige twee- en driestemmige zettingen en eenvoudige canons
Klokkenspel
Meer gebruik van chromatische tonen.
Ostinato’s en bourdons
Slaginstrumenten
Ritmische ondersteuning van de melodie.
ondersteuning van maat en metrum
Andere instrumenten
Vele kinderen leren in de muziekschool een instrument bespelen. Deze
instrumenten kunnen geïntegreerd worden in de muziekpraktijk van de
school.
Notenleer
Toonladders van C, F, G, D en E op de sopraanfluit, van C, F, G, E, A
en Bes op de altfluit.
Toonladders van a, d, e op sopraan; van a, d, e, g op alt.
Toontreffen op sopraan-, en altblokfluit en met de stem.
Toontreffen met tweede stem op blokfluit en met de stem
Ritmische notatie in combinatie met toonnotatie
Majeur-mineur oefenen
De F-sleutel op de altfluit
Intervalleer
Intervallen op het klokkenspel treffen, vanuit diverse tonen
Improviseren op klokkenspel
Intervallen op de blokfluit treffen
Intervallen al zingend treffen: ontwikkelen van absoluut gehoor door
het treffen van de toon a.
Intervalreeksen leren gebruiken op de blokfluit en met de stem
Stemvorming en ademhaling
geen bewustzijn voor de middenrifademhaling wekken. Wel spelletjes en
oefeningen die deze bevorderen: kaarsen blazen, ritmiekballonnetje
blazen, veertjes blazen enz...
Geen stemvorming als dusdanig, wel steeds voldoende hoog zingen met
aandacht voor kopresonantie.
Zingen op klanken: noe, lu, jo, ju enz; klanken die vooraan in de
mond kunnen gezongen worden. Liefst niet met de a-klank, tenzij
voorafgegaan door een j (ja) of n(na) en met voldoende aandacht voor de
plaatsing van de klank vooraan in de mond.
Goede articulatie met ontspannen mond
Aandacht bij meerstemmig zingen: zorgen dat de kinderen niet op de
stem drukken !
Gehoorvorming
klanken herkennen (klankkwaliteiten)
toonduur herkennen
Toonhoogte herkennen
intervallen herkennen
luisteren naar muziek (bijvoorbeeld ook bij begin van een verhaal)
luisteren naar muziek in taalperiode creatief schrijven
absolute tonen herkennen.
Vormleer
voor- en nazingen van muzikale zinnen
voor- en naspelen improviserend
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal spelen
Ritme
het ritme van de tekst volgen al klappend en op instrumenten
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal spelen
ondersteuning van het metrum
metrum en ritme gelijktijdig hanteren
ostinato’s en bourdons op Orff-instrumentarium
maatslaan is niet nodig.
Functionele muziek
Toneelmuziek
Begeleiden van de liederen (meerstemmig) met mogelijk gebruik van
ostinato
Zuiver instrumentale melodische stukjes
Ritmische stukjes (slagwerk)
Feestmuziek
Vóór het feest: steeds dezelfde toonaard instrumentaal
Na het feest: in andere toonaarden (transponeren) zingen en spelen.
ZESDE KLAS
Muziek in de zesde klas: het gaat hier vooral om de inhoud
van de muzieklessen in de namiddagperiodes. Sommige elementen daarvan komen
ook aan bod in de ochtendmuziek. In die ochtendmuziek komen kinderen van de
zesde klas echter ook in contact met wat in vierde en vijfde klas
thuishoort.
Zang
Meerstemmig :
Twee- en driestemmige zettingen voor gelijke stemmen
Vierstemmig kan als de vierde stem instrumentaal wordt gespeeld.
canons
Syllabisch (hoofdzakelijk)
Keuze van de liederen
Uit het repertoire van het traditionele kinderlied
In samenhang met de intervalleer
In samenhang met periodelessen
In samenhang met toneelstuk
In samenhang met het feest
Liederen in diverse talen
Bij voorkeur geen vereenvoudigde versies van bekende muziekwerken.
Tessituur
c’ - f" met een zeldzame afwijking naar boven en naar beneden. (b -
g")
Instrumentaal
Aansluiten bij het liedrepertoire
Blokfluit: sopraan-, alt- en tenorblokfluit. Ook de
basblokfluit.
moeilijkere liederen
Voortzetting: fis, cis, bes, es (twee mollen, twee kruisen).
Blokfluitstukjes met instrumentale begeleiding
Eenvoudige twee- en driestemmige zettingen en eenvoudige canons
Klokkenspel
Meer gebruik van chromatische tonen.
Ostinato’s en bourdons
Slaginstrumenten
Ritmische ondersteuning van de melodie.
ondersteuning van maat en metrum
Andere instrumenten
Vele kinderen leren in de muziekschool een instrument bespelen. Deze
instrumenten kunnen geïntegreerd worden in de muziekpraktijk van de
school.
Notenleer
Aanbrengen van het notenbeeld.
Toonladders van C, F, G, D en E op de sopraanfluit, van C, F, G, E, A
en Bes op de altfluit.
Toonladders van a, d, e op sopraan; van a, d, e, g op alt.
Toontreffen op sopraan-, en altblokfluit en met de stem.
Toontreffen met tweede stem op blokfluit en met de stem
Ritmische notatie in combinatie met toonnotatie
De F-sleutel
Majeur-mineur oefenen
Intervalleer
Intervallen op het klokkenspel treffen, vanuit diverse tonen
Improviseren op klokkenspel
Intervallen op de blokfluit treffen
Intervallen al zingend treffen: ontwikkelen van absoluut gehoor door
het treffen van de toon a.
Intervalreeksen leren gebruiken op de blokfluit en met de stem
Harmonieleer
Drieklanken
I-IV-V grote tertsakkoorden in verschillende liggingen.
Cadensen: I-IV-V-I
Stemvorming en ademhaling
geen bewustzijn voor de middenrifademhaling wekken. Wel spelletjes en
oefeningen die deze bevorderen: kaarsen blazen, ritmiekballonnetje
blazen, veertjes blazen enz...
Geen stemvorming als dusdanig, wel steeds voldoende hoog zingen met
aandacht voor kopresonantie.
Zingen op klanken: noe, lu, jo, ju enz; klanken die vooraan in de
mond kunnen gezongen worden. Liefst niet met de a-klank, tenzij
voorafgegaan door een j (ja) of n (na) en met voldoende aandacht voor de
plaatsing van de klank vooraan in de mond.
Goede articulatie met ontspannen mond
Aandacht bij meerstemmig zingen: zorgen dat de kinderen niet op de
stem drukken !
Gehoorvorming
klanken herkennen (klankkwaliteiten)
toonduur herkennen
Toonhoogte herkennen
intervallen herkennen
luisteren naar muziek (bijvoorbeeld ook bij begin van een verhaal)
luisteren naar muziek in taalperiode creatief schrijven
absolute tonen herkennen.
Vormleer
voor- en nazingen van muzikale zinnen
voor- en naspelen improviserend
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal spelen
Ritme
het ritme van de tekst volgen al klappend en op instrumenten
ritmische patronen klappen en stappen en instrumentaal spelen
ondersteuning van het metrum
metrum en ritme gelijktijdig hanteren
ostinato’s en bourdons op Orff-instrumentarium
maatslaan is niet nodig.
Functionele muziek
Toneelmuziek
Begeleiden van de liederen (meerstemmig) met mogelijk gebruik van
ostinato
Zuiver instrumentale melodische stukjes
Ritmische stukjes (slagwerk)
Feestmuziek
Vóór het feest: steeds dezelfde toonaard instrumentaal
Na het feest: in andere toonaarden (transponeren) zingen en spelen.
ALGEMENE OPMERKINGEN VOOR DE LEERKRACHT:
Dirigeren
steeds zéér eenvoudige aanduidingen van het ritme, zelden van de maat.
De kinderen moeten getraind worden in het kijken naar de dirigent. De
dirigent dirigeert vooral met de mond, niet met armen of handen. Grote en
wijde armbewegingen leiden af, en kunnen slechts uitzonderlijk gebruikt
worden.
Maatslaan is meestal niet nodig, tenzij bij instrumentaal spel en
combinatie zang en instrumentaal spel.
Bij instrumentaal spel kan het helpen om enkele kinderen de maat te
laten aangeven op een instrument.
Melodie-instrumenten als viool en dwarsfluit, hobo en dergelijke zijn
zéér geschikt om als maatinstrument te gebruiken.
Klokkenspelletjes vooral gebruiken als
melodie-instrumenten.
Zang
Laat kinderen vooral zingen zonder instrumentale begeleiding, dus
liefst a capella.
Begeleiding met piano is te vermijden. De piano is getemperd gestemd en
verhindert daardoor het juiste toontreffen.
Begeleiding met snaarinstrumenten als viool en cello is wel mogelijk,
wegens exacte stemming van de kwint.
Meerstemmigheid
Niet in kleuterklas en eerste, tweede en derde klas
Wel in vierde, vijfde en zesde klas
Instrumentaal kan het vanaf de derde klas
Wel ter gelegenheid van schoolfeesten, maar dan uitsluitend als de hele
school samen zingt.
Degene die de schoolsamenzang leidt zingt steeds de eerste stem mee, om
op die manier houvast te geven aan de jongste kinderen die ook steeds de
eerste stem zingen.
Wil men kinderen van eerste, tweede en derde klas bij meerstemmigheid
betrekken, dan moeten zij voldoende gesteund worden door grotere kinderen.
Wat met spontaan zingen van tweede stem of canon in een derde klas (of
eerder)?
Laten gebeuren, maar zeker niet bevorderen.
Laat het eerder instrumentaal gebeuren dan zingend.
Geduld is in deze essentieel. Te vroege meerstemmigheid kan funest zijn
voor de (kinder)stem.
WAAROM VEEL MUZIEK OP
SCHOOL?
Omdat muziek een veelomvattende kunstzinnige activiteit is.
Muziek is steeds en overal aanwezig en spreekt de mens bijzonder sterk aan. We zijn in onze cultuur zo
vertrouwd (zelfs verslaafd ) geworden aan muziek, dat die in de opvoeding absoluut niet mag ontbreken.
Zingen is bijzonder sterk met het gevoelsleven verbonden.
Wanneer zingt iemand spontaan ? Als hij blij is, vrolijk is, zich licht voelt. Of als er een diepe smart of verdriet
hem overmant. Bij kinderen zal het meestal om het eerste gaan.
Via de muziek en dan vooral via het zingen kunnen we het
gemoed van de kinderen bereiken. Dat is de meest directe weg, veel directer dan bijvoorbeeld tekenen of boetseren.
Willen we dus de kinderen meekrijgen, willen we ze op een goede manier aanspreken, dan moeten we dat op een muzikale
manier doen.
1 . Het eerste dat we dus kunnen doen is zingen.
Een zingend kind is altijd een
blij kind. Anders zingt het
niet. En als een kind niet blij is, maar bij voorbeeld kwaad of slecht gezind of droef : als de hele klas zingt
lukt het bijna altijd om ook zo’n kind mee aan het zingen te krijgen en het gemoed te ‘openen’. Daar gaat het dan ook
vooral in de ochtendzang om. Het is de perfecte opener, en daarom moet die ochtendzang ook een zekere vrolijkheid,
blijheid uitstralen. Niet teveel muziektheoretisch werken, niet hameren op correcte uitspraak of andere details, nee,
zingen, daar gaat het om. Moet het andere dan niet ? Jawel, maar met mondjesmaat. In de muzieklessen later op de dag kunnen die nog voldoende aan bod komen .
In de muziekperiodes zal dan ook gewerkt worden aan de
juiste uitspraak, aan de juiste stemplaatsing, aan de correcte melodie. Daar komen die aspecten meer op de voorgrond.
E n vooral belangrijk daarbij is het juiste voordoen .
2 . En zo kom ik bij een tweede belangrijk aspect van het zingen
en musiceren : omdat we in de eerste klas zuiver op het gehoor werken (geen notenblad !) scholen we de
waarneming.
Vooral van het gehoor dus, en bijna tegelijk komen de kinderen tot uitdrukking via de stem. Waarneming en
expressie volgen onmiddellijk op elkaar. Dat verhoogt tevens de concentratie. Tenminste als we ook daaraan voldoende
aandacht besteden. Hoe kan je de concentratie verhogen ? Door
herhaling. Onmiddellijke herhaling. Een lied wordt dus niet
even gezongen en dan onmiddellijk daarna een ander lied. Zo werkt het niet. We zingen een lied, herhalen het
onmiddellijk een tweede en een derde keer. Minstens drie keer.
Waarom? Omdat de waarneming bij een eerste ontmoeting met
een melodie (en tekst) niet helemaal voldoende is. Er is nog een verrassingsaspect aanwezig. Als we een tweede maal
hetzelfde lied zingen, dan is er al een zekere herkenning en is de waarneming scherper. Bij de derde herhaling is
er al een zekere vertrouwdheid en een gevoel van mee te kunnen doen. Dat gebeurt zo bij een nieuw lied, maar dat gebeurt de
volgende dag met dat lied weer, en de volgende dag nog
eens, en daarna nog en nog. Altijd minstens drie keer omdat
elke eerste zangbeurt nooit volledige wakkerheid oplevert.
Bij de tweede beurt kan er kort gewezen worden op wat goed
is en wat zeker nog moet bijgeschaafd worden. Of we wijzen op fouten in de melodie. Of we kunnen een opmerking
maken over de manier van zingen. Misschien was het te luid, of te zacht of te brutaal enz. Bij de tweede beurt
gaan we dat dan proberen beter te doen. En de derde beurt dient om het nieuw geleerde goed vast te zetten. Er mag,
naargelang de omstandigheden en de noodzaak nog meer herhaald worden, maar
dan is het belangrijk om te variëren.
Bijvoorbeeld de tekst van een andere strofe nemen of de melodie op de blokfluit spelen. Of op een andere toonhoogte beginnen.
Je kan bijvoorbeeld een lied vijf, zes keer en meer herhalen, steeds op een hele of halve toon hoger. Het hoeven maar
kleine variaties te zijn, die toch weer tot resultaat hebben dat er aandacht is.
Zo wordt steeds opnieuw met hele kleine
stappen de concentratie verhoogd en geschoold. Trouwens, niet alleen de concentratie, ook de wilskracht wordt daardoor
aangesproken. In de zin van : we trachten het elke keer beter te doen. Daarom moet er ook gevarieerd worden, want anders
slaat de verveling toe. Muziek en zang zijn dus zeer geschikte elementen in het pedagogisch werk : wat daar
gerealiseerd wordt, werkt door in andere vakken en opdrachten.
Daarom is het zinvol om datgene wat je met een kind of met
een klas wil bereiken eerst via de muziek te doen. De rest volgt dan. Door het feit dat muziek steeds geleid wordt - er
is altijd iemand die maat, ritme en toon aangeeft - is muziek heel goed om de kinderen aandacht bij te brengen. Wie goed
muzikaal bezig is, krijgt als vanzelfsprekend de aandacht van de kinderen en kan die ook vasthouden. Dat is iets dat
in andere lessen heel goed van pas kan komen.
3 . En daarmee ben ik bij een derde belangrijk voordeel van muziek gekomen
: de autoriteit.
Muzikaal bezig zijn in groep vergt steeds een autoriteit die leidt. De leerkracht kan hier zijn
autoriteit scholen. Want wie dat goed doet, krijgt kinderen die graag zingen. En dat moet het in elk geval zijn: de kinderen
moeten graag zingen. Lukt het, dan weet je als leraar dat je goed bezig bent. Maar let op, het is niet graag zingen zoals dat
in jeugdbewegingen wel eens gebeurt, daar spelen andere elementen mee, die in de school niet zo aan de orde zijn. Ik
denk bijvoorbeeld aan de keuze van de liederen. Er is soms een groot verschil tussen de liederen van de Chiro (of
scouts of andere ...) en de liederen die we op school gebruiken.
Op school is de muzikale waarde van een lied van primair
belang. In een jeugdbeweging zal het sociale karakter van het zingen meer op de voorgrond komen. Dat is een punt waarop ik
later nog zal terugkomen. Slaagt een leerkracht erin een groep leerlingen zo te leiden in de muziek dat de ‘vonk’ bij
wijze van spreken overslaat, dan is hij ook klaar om andere vakken te geven, want ook daar is het toch steeds de
autoriteit van de leraar die de kinderen enthousiast en warm kan maken voor de leerstof. In die mate dat de kinderen in
zichzelf de wilskracht ontdekken om aan het werk te gaan.
4 . Elke goede les is in die zin een ‘muzikale’ les. En een element
dat daarbij komt kijken is ritme. Dat is een vierde belangrijk aspect van het muzikale werk, een element ook dat hoe dan
ook in alle schoolactiviteiten en lessen moet terug te vinden zijn. Met ritme bedoel ik een
‘ademend’ ritme
van spanning en ontspanning, van
aandacht en afgeleid zijn, van concentratie en loslaten. Elke les moet zo opgebouwd
zijn. Maar in de muzieklessen en in de ochtendmuziek kan dat het meest zicht- en voelbaar gemaakt worden. Eens te meer biedt
muziek de mogelijkheid om dit te oefenen en te ontwikkelen en dat kan daarna doorstromen in de andere
lessen.
Maar er is meer. Het ademende element in de muziek is aanwezig in de opbouw van de les, in de werking, maar nog
meer in de activiteit van het zingen zelf. Zingen gebeurt op de uitstromende adem. Het uitademen is dan ook het eerste
aandachtspunt en lokt als vanzelf het tweede uit : het inademen. Wie een klein kind bekijkt dat schreeuwt of zingt,
of zelfs gewoon ademt, ziet dat het meestal (bij baby’s altijd) correct ademt. Het middenrif zorgt voor de spanning
en de ontspanning. Op dat middenrif nu steunt de adem.
Uitwendig kan je dat eenvoudig vaststellen : het is niet de
borst die zich verruimt bij het inademen, maar de buik en de flanken. Het middenrif drukt omlaag en schept ruimte voor de
longen om de lucht in te laten stromen. Het is ook het middenrif dat de druk levert om de lucht uit de longen te
laten stromen. Dat is de enige plaats waar druk mag zijn.
Nu zien we - helaas al te dikwijls - dat reeds vóór de
kinderen naar de kleuterschool komen de adem al verkeerd zit. Dat zie je aan de ademhaling en hoor je aan het spreken en het
zingen. Iedere arts kan je vertellen wat de schadelijke gevolgen zijn van het verkeerde ademen. Maar wat we op school kunnen
vaststellen, en waar we op school iets kunnen aan doen, is dat bij een verkeerde ademhaling de druk op de keel
toeneemt en de stem compleet fout zit en er dus een verkeerd stemgebruik ontstaat.
We kunnen nu dank zij het zingen de ademhaling verbeteren en we kunnen het stemgebruik corrigeren. Dat begint al heel vroeg in de kleuterklas, waar de kinderen via het zingen en via het zeggen van spreuken de ademhaling en de stem op een correcte manier leren
gebruiken. Dat is dan ook de grote waarde van liederen en spreuken in de kleuterklas. Vanaf de eerste klas kan er met meer
bewustzijn hieraan gewerkt worden. Door zingen, door blokfluitspelen, door stem- en ademhalingsoefeningen kan er
bijgestuurd worden en het gevolg is dat daardoor de gezondheid bevorderd wordt.
5 . Hoe kan
zingen in een eerste klas, en later, de gezondheid bevorderen?
Aandacht voor de zinnen in een lied . Telkens ervoor zorgen dat een hele zin, of samenhorend deel van een zin op één ademstroom gezongen wordt. Meestal zijn liedteksten in
dichtvorm geschreven en zijn de zinnen dus vrij kort. Zo ontstaat er een ritmisch proces van in- en uitademen. Het
inademen verloopt kort, het uitademen op de zang verloopt traag. Om dat effect optimaal te verkrijgen mogen we niet te
snel zingen en moeten we er bovendien voor zorgen dat we syllabische liederen kiezen, dat wil zeggen liederen waarbij
op elke lettergreep slechts één toon gezongen wordt. Pas later zullen melismatische liederen (liederen waarbij op
één lettergreep meer tonen gezongen worden) aan bod komen, maar dat is pas tegen het einde van de lagere school, al
komen er tussendoor sporadisch zulke liederen wel voor.
Aandacht voor een goede zanghouding : het zingen moet
volkomen ontspannen gebeuren. Elke druk of spanning in de houding moet vermeden worden. Dat is een aandachtspunt
voor wie de muziek leidt.
Aandacht voor de uitspraak. Door de aandacht hier sterk op
te richten, zoals wel meer gebeurt in het onderwijs, bereiken we niet hetgeen we willen bereiken. Teveel aandacht -
bewustzijn dus - voor de correcte uitspraak veroorzaakt druk op de keel en de mond. En die mag er niet zijn. Er moet meer
aandacht gaan naar de klinkers bij het zingen, en die moeten vooral correct gevormd worden. Stilaan, na veel zingen,
kunnen dan ook de medeklinkers de aandacht krijgen die ze
verdienen.
Een goede uitspraak bereik je door een goede articulatie.
Nu is het opvallend dat er nog dikwijls gedacht wordt dat voor een klank als de I de mond in horizontale richting open gaat
en de lippen daarbij teruggetrokken worden. Beter is de lippen naar voor te brengen waardoor de I-klank helemaal
vooraan in de mond komt. Dat veroorzaakt ook minder druk.
Hetzelfde geldt voor de E-klank en de Ei (IJ ).
Laag zingen veroorzaakt ook gemakkelijk druk op de keel.
Kinderen gaan dan ook gemakkelijk luider zingen. Het enige middel hiertegen is hoger gaan zingen. Hoger en zachter moet
steeds het devies zijn. Hoog zingen is dus gezondmakend, laag zingen is schadelijk.
6 . Een zesde element is de
taalontwikkeling.
Een gezongen tekst onthoudt véél beter dan een gesproken tekst. Dat is al een pluspunt. Daardoor wordt de woordenschat rijker, vooral
ook omdat vele liedteksten toch ook poëtisch zijn en kinderen dus woorden ontmoeten die in het dagelijkse
taalgebruik minder courant zijn. Maar ook vanuit het standpunt van taalbeschouwing is er een ongelooflijk voordeel bij het
zingen van liederen: muzikaal wordt elk woord opgesplitst in klankgrepen, die dikwijls samenvallen met lettergrepen.
En lettergrepen zijn nu net de basis van de Nederlandse taal wat betreft de
spelling van klanken in open lettergrepen (bv. ko-men) en verdubbeling van
medeklinkers in gesloten lettergrepen (bv. kom-men).
We moeten dus een goed gevoel voor lettergrepen ontwikkelen
en dat kan perfect via de syllabische liederen, liederen waarbij elke lettergreep één toon heeft. Splitsen in
lettergrepen - zo belangrijk om de spellingproblematiek van het Nederlands onder de knie te krijgen - komt zo als vanzelfsprekend aan bod.
En dan hebben we nog de vreemde talen als Frans, Engels,
Duits, Italiaans, Spaans en zo meer : via de zang komen die allemaal wel eens of zelfs dikwijls aan bod. Als dàt geen
voordeel is. Er is geen enkel andere manier denkbaar waarop zo eenvoudig teksten in andere talen kunnen geoefend worden.
En weet je, nu heeft dit niet zo direct effect voor het leren van een vreemde taal, maar later ondervinden de
kinderen daarvan wel de gevolgen. Hoe dikwijls is het me al niet gebeurd dat een bepaalde zinswending of uitdrukking of
zelfs maar het genus van een woord me te binnen schiet
dankzij een liedtekst, járen geleden geleerd.
7 . En dan volgt een zevende belangrijk element : het
sociale.
Op school is het muzikale bijna steeds ingebed in een sociale activiteit: zingen en musiceren in groep.
◄
|