BOÖTES
Nederlands
Ossenhoeder
Latijn
Boötes
Frans
Bouvier
Engels
Boötes
Duits
Boötes
Koning Agenor heerste over de landstreek omheen Tyrus in het land dat nu
Libanon heet. Hij had vier zonen en één dochter. De zonen heetten Cadmus,
Cilix, Phineus en Phoenix; de dochter heette Europa. Zij had een droom.
Twee werelddelen verschenen voor haar in de gedaante van vrouwen. Beiden
streden om haar. De ene vrouw zag er inheems uit, de andere leek een
vreemdelinge. De inheemse was Azië. Zij omringde Europa met heel veel
liefderijke zorg. En beweerde dat zij het was die haar ter wereld had
gebracht. Maar de vreemdelinge rukte haar uit de handen van Azië en wilde haar
naar Zeus voeren".
Toen Europa ontwaakte in het heldere daglicht dat de nare droom uit haar
gedachten verdreef, begaf zij zich met haar vriendinnen naar de groene weiden
bij de oever van de zee. Daar plukten zij bloemen, zongen en dansten.
Zeus had de gracieuze Europa gezien en was diep onder de indruk. Hij wilde
haar ontmoeten. Maar Hera, zijn hemelse gade, mocht daarvan in geen geval iets
merken. Daarom nam Zeus de gedaante aan van een stier. Groot en heerlijk van
gestalte, met hoorns als door een kunstenaar gedraaid, een huid stralend als
de zon, met ogen als fonkelende sterren. Hij voegde zich bij de kudde van
koning Agenor die niet ver van de plek waar de meisjes zaten, graasde.
Hermes, de bode der goden, dreef de kudde nu in de richting van de meisjes.
Die bemerkten al snel de opvallend edele gestalte van de stier en kwamen
dichterbij om hem te bewonderen. Zó edel- en zachtmoedig zag de stier er uit dat de
meisjes helemaal geen angst hadden. Europa streelde de stier over zijn
prachtige kop, en kuste deze zelfs. De stier boog voor haar neer en ging
liggen in het gras. Hij keek het meisje indringend aan en toonde uitnodigend
zijn brede rug. Europa klom erop, de stier verhief zich en draafde zacht met
Europa over het gras tot groot jolijt van de meisjes die de dapperheid en de
sierlijkheid van Europa bewonderden.
Hij draafde verder, liep steeds sneller en sneller. De haren van Europa
waaiden in de wind. Maar wat een vrolijke rit leek werd een drama; de stier
liep tot bij de rotsen aan de zee en sprong met zijn berijdster in het water.
Met krachtige slag zwom hij verder, steeds verder westwaarts. De hele nacht en
de hele volgende dag zwom de stier verder. Pas tegen de avond bereikten hij
land. Toen pas wierp Zeus zijn stierengestalte af en vertoonde zich in al zijn
goddelijke heerlijkheid. Dit was het eiland Kreta, zei hij, het eiland
waarover hij heerste. Hij zou haar beschermen als zij zijn bondgenote wilde
zijn. Europa schikte zich in haar lot.
De volgende ochtend echter was Zeus verdwenen en Europa beklaagde zich
haar avontuur. Maar Aphrodite en haar zoon Eros, de god van de liefde, kwamen
naar haar. "Ik heb je de droom gezonden," zei de godin, "maar wees getroost, de
stier zal terugkomen, en jij bent de bruid van de onoverwinnelijke god. Jouw
naam zal onsterfelijk worden; het hele werelddeel zal naar jou, Europa genoemd
worden."
Een van de zonen van Zeus en Europa was koning Minos, de koning die het
beroemde labyrint liet bouwen waarin de Minotaurus (stier-mens) verbleef.
Dit labyrint werd gebouwd door Daedalus, de vader van Icarus. Koning Minos
hield hen gevangen, maar ze konden ontsnappen door vleugels te maken uit
veren en was, en daarmee weg te vliegen van het eiland Kreta.
Koning Agenor was diep bedroefd toen hij van de meisjes vernam dat Europa
geroofd was. Hij zond zijn zonen uit om haar te zoeken. Ze mochten slechts
naar huis terugkeren als zij Europa gevonden hadden.
Cadmus, Agenors oudste zoon, dwaalde lange tijd vruchteloos rond. Toen ging hij naar het orakel
van de god Apollo. Hij wilde van de god vernemen waar hij zich het best kon
vestigen, want naar huis terugkeren kon hij niet. Hij kwam bij de grot waar
Apollo's orakel gevestigd was. De god raadde hem aan om naar buiten te gaan en
zich te laten leiden door een rund, dat nog nooit een juk had gedragen. Waar
het in het gras zou gaan liggen moest hij zich vestigen en een stad stichten.
Deze stad moest hij Thebe noemen, zoals de befaamde stad Thebe in Egypte.
Cadmus deed zoals het hem opgedragen was en alles voltrok zich zoals Apollo
het had voorspeld.
Maar in het woud dichtbij woonde een draak. Hij doodde de manschappen van
Cadmus, maar werd tenslotte door deze overwonnen. Cadmus was nu helemaal
alleen en wist niet meer wat hij moest doen. Maar Athena verscheen aan hem en
droeg hem op de tanden van de draak te zaaien. En zie, nauwelijks waren de
tanden aan de aarde toevertrouwd, of de eerste speren kwamen al boven de aarde
aarde uit, en spoedig stonden er tot de tanden gewapende mannen op het veld.
Zij begonnen echter elkaar te bestrijden en te doden. Weer was het Athena die
ter hulp moest komen. Net op tijd trouwens, want slechts vijf mannen bleven
over. Samen met hen bouwde Cadmus dan de stad Thebe.
Hij kreeg nu van de goden de mooie Harmonia als bruid. Harmonia was een dochter van Aphrodite. Zij
kreeg twee bruiloftsgaven mee: een sluier en een kostbare halsketting, die
echter aan ieder die ze bezat ongeluk brachten.
Cadmus
werd de stichter van de eerste stad in Europa. Cilix, de tweede zoon van
Agenor, zal in Azië blijven en
zijn naam geven aan de landstreek Cilicië of Silicië. Phoenix de derde zoon, schenkt zijn
naam aan het land der Phoeniciërs (= Feniciërs, Libanon) en blijft dus ook in
Azië. Phineus, de vierde zoon, komen we tegen als de laffe vrijer van
Andromeda, in de legende van Perseus. Het zwaartepunt van de verhalen ligt nog
steeds in Azië, maar stilaan zal Europa meer en meer de nadruk krijgen.
Een grote verbondenheid tussen de Aziatische en Europese cultuur komt in de
volgende legende tot uitdrukking.
Cadmus en Harmonia hadden een dochter, Semele.
Zij werd de geliefde van Zeus. Hera, gedreven door haar jaloersheid, kon de
jeugdige Semele overtuigen om Zeus tot een belofte te dwingen: hij moest haar
benaderen in de gedaante van de bliksemslingerende god. Zeus liet zich deze
belofte afdwingen, en toen hij bij een volgende ontmoeting Semele naderde met
vlammende bliksemschichten en rollende donder, stortte deze ineen. Zij kon de
aanblik van deze machten niet verdragen en stierf. Maar stervend kwam haar
onvoldragen kind ter wereld. Zeus ontfermde zich over het kind en droeg het
verder in zijn dij tot de tijd der geboorte aanbrak. Toen het kind uit Zeus'
dij geboren werd kreeg het de naam Dionysus (later ook Bacchus genoemd). Het
kind droeg hoorns en had een kroon van slangen om het hoofd. De Titanen grepen,
op bevel van Hera, de pasgeborene vast en rukten het kind uiteen. De stukken
kookten ze in een ketel. Zeus' moeder, Rhea, verzamelde echter de stukken en
zette alles weer in elkaar. Om het kind op te voeden gaf ze het aan Persephone.
Maar omdat zij niet in staat was voor het kind te zorgen, vertrouwde ze het
toe aan Ino, de zus van Semele. Deze voedde Dionysus op. Door Hera werd ze
later hiervoor zwaar gestraft: zij en haar man werden krankzinnig en doodden
hun eigen zoon.
Toen Dionysus groot genoeg was om op eigen benen te staan ging hij naar
Egypte. Daar ontving hij de wijnrank. Later richtte hij zijn schreden naar
India. Hij leerde er de mensen de kunst van de wijnbouw. Nog later keerde hij
naar Europa terug, maar verbleef eerst nog in Phrygië in Klein-Azië, waar hij
ingewijd werd in de goddelijke mysteriën. Eindelijk kwam hij thuis in Thebe,
in de landstreek Boeotia, waar hij de mensen van zijn goddelijkheid kon
overtuigen. Al kostte dit enorm veel moeite gezien de weerstand van koning
Pentheus, zijn neef.
Op één van zijn reizen door Griekenland kwam Dionysus in de streek Attica.
Niemand kende hem daar.
Zo kwam hij bij een boer in Athene. Icarius heette de man. Hij was de enige
die de zwerver onderdak wilde verlenen. Hij was bijzonder gastvrij, wat
Dionysus ten zeerste behaagde.
Toen Dionysus de volgende ochtend vertrok schonk hij aan Icarius een
wijnrank en legde hem uit hoe hij de plant moest verzorgen. De wijnrank
groeide voorspoedig en al snel kon Icarius van de eerste oogst wijn persen. De
wijn bewaarde hij in leren zakken. Af en toe dronk hij van de wijn. Dan
voelde hij zich telkens wonderlijk opgewekt en, gezien zijn gastvrije aard,
was hij van mening dat hij deze 'geluk'-brengende drank ook aan de andere
mensen moest schenken.
Hij laadde een wagen vol met zakken wijn, spande twee ossen voor de wagen
en reed ermee naar de boeren in de omgeving. Hij deelde zijn wijn met hen. De
boeren waren opgetogen toen zij de eerste roes voelden. Maar toen ze nog meer
dronken voelden ze zich bedwelmd en dachten dat Icarius hen wilde vergiftigen.
Zij grepen hem vast, sloegen hem dood en begroeven hem onder een boom.
Erigone, de dochter van Icarius, werd ongerust over het lange wegblijven
van haar vader. Zij nam de hond Maira mee en ging op zoek. Zo vond zij het
graf van haar vader. Erigone was zeer bedroefd. Het leven leek haar zinloos en
ze maakte er een eind aan.
Dionysus vernam wat er gebeurd was. Uit woede stortte hij de pest over
Attica uit. Maar over Icarius en Erigone ontfermde hij zich. Uit dankbaarheid
voor Icarius' gastvrijheid plaatste hij hem aan de hemel. Boötes werd het
sterrenbeeld genoemd. Ook de wagen waarop de leren zakken met wijn lagen werd
aan de hemelkoepel gezet: het werd de Wagen of
Grote Beer. Erigone werd het
sterrenbeeld Maagd en Maira, de trouwe hond werd Procyon in het sterrenbeeld
Kleine Hond.
Icarius die als Boötes aan de hemel
voortleeft was de vader van Penelope, de vrouw van Odysseus. Hij had ook
nog een zoon: Tyndareüs, de latere koning van Sparta en vader van de mooie
Helena, om wie de Trojaanse oorlog zou ontbranden.
Tyndareüs had nog een dochter Clytaemnestra, die de vrouw werd van koning
Agamemnon, de aanvoerder van de Grieken in de Trojaanse Oorlog. Verder had hij
nog twee zonen, een tweeling, Castor en Pollux, die als het sterrenbeeld
Tweelingen bekend zijn. Hun moeder, de vrouw van Tyndareüs, is Leda. Over haar
zal gesproken worden als het sterrenbeeld Zwaan aan de beurt is.
Boötes als de jager achter de beer: zo lijkt zijn positie aan de hemel wel
duidelijk.
Op bovenstaande tekening uit de Mathemata Astronomica van Johann
Baptist Cysat zie je dat duidelijk. Het lijkt vanzelfsprekend dat Boötes zo
afgebeeld wordt, maar er is iets met deze tekening. Boötes wordt namelijk
meestal afgebeeld met zijn rug naar de Grote Beer. Hij zou dus de andere kant
moeten opkijken. Zoals op de tekening hieronder.
Kijkt hij nu naar voor of achterom?
Is hij nu een jager of een hoeder?
En wat heeft hij in de hand?
Boötes is wat dubbelzinnig.
Je kan eigenlijk onmiddellijk zien hoe de tekenaar het sterrenbeeld
interpreteert. Beschouwt hij Boötes als een jager, dan geeft hij hem een
speer. Is hij ervan overtuigd dat Boötes een ossenhoeder is, dan krijgt hij een
staf of knuppel in de hand.
Als jager heeft hij soms ook nog twee honden (het sterrenbeeld
Jachthonden)
aan een riem vast. Maar op oude prenten zal je die jachthonden niet vinden: ze
zijn nog niet zo heel lang geleden aan de hemel gezet. Het was Johann Hewel,
beter bekend als Hevelius, die dit sterrenbeeld schiep. In zijn werk
Prodromus Astronomiae, dat in 1690 verscheen, komen de Jachthonden voor het
eerst voor.
Anders gezegd:
Boötes is een bron van plastische creativiteit aan de hemelkoepel.
Hoe ziet het sterrenbeeld er nu uit aan de hemelkoepel, zonder al de
mythologische franje?
Zo vind je Boötes op een eenvoudige manier terug:
Begin met de Grote Beer op te zoeken, verleng dan de staart in boogvorm: je
komt uit bij de heldere ster Arcturus. Vertrekkend van deze ster kan je zonder
veel moeite het beeld reconstrueren.
In de winter staat Boötes rond middernacht hoog aan de
hemel. Hij komt 's avonds op in het noorden, gaat langzaam oostwaarts, maar
pas omstreeks 22 uur komt Arcturus boven de horizon. Tot 's morgens is hij dan
goed te zien hoog in het zuiden. Met Boötes hebben we dan ook een sterrenbeeld
dat niet circumpolair is: het is niet altijd zichtbaar. Tenminste niet in zijn
geheel. Arcturus verdwijnt wel onder de horizon, maar de hand van Boötes
blijft steeds boven de horizon en is dus elke nacht te zien.
Tezamen met Grote en Kleine Beer is Boötes een van de oudst bekende
sterrenbeelden.
In de eeuwen na Homeros geraakt hij overal bekend. Zijn Griekse afkomst
blijft in de naam herkenbaar. Boöte zeggen de Italianen, Bouvier zeggen de
Fransen en bedoelen daarmee de ossenhoeder. Of ossendrijver, zoals het
etymologisch exact zou zijn.
Maar sommigen horen het roepen van de
ossenhoeder; zij beweren dat Boötes afkomstig is van het Griekse woord boètès,
wat roeper of schreeuwer betekent. In meer klassieke Latijnse tijden werd hij
dan ook Vociferator, Clamator of Plorans genoemd. Bij de Romeinen waren er ook
wel schrijvers die meenden dat Boötes een landman was die achter de ploeg,
getrokken door drie ossen, liep.
Had men het over de jager, dan sprak men in het oude Griekenland over
Arctophylax en Arcturos: de berenwachter.
Maar wachter of hoeder; reeds Cicero voelde zich verplicht beide namen te
gebruiken om duidelijk te zijn:
Arctophylax, vulgo qui dicitur esse Bootes
(Arctophylax - Arcturus -, die gewoonlijk Boötes genoemd wordt)
Ovidius mengt beide figuren (hoeder en jager) dooreen en noemt het
sterrenbeeld: Custos Erymanthidos Ursae: hoeder van de Erymanthische beer.
Maar erg consequent is hij niet, want op een andere plaats in zijn geschriften
heeft hij het over:
Interque Triones flexerat obliquo plaustrum temone
Bootes,
waar Boötes de Wachter over de Wagen, getrokken door ossen,
wordt.
Plaustri Custos: Wagenwachter. Soms werd de ossendrijver een
boer en heette dan Bubulcus, boer-ossendrijver.
Venator Ursae is ook een Latijnse benaming: de berenjager. Vandaar ook
de naam van het kleine sterrenbeeld naast Boötes: Canes Venatici, de
jachthonden.
De Arabieren spraken over Al Nakkar: de wijnbouwer. Maar het zou ook
wel geklonken kunnen hebben als Al Bakkar, wat dan weer een herder betekent.
Meestal had men in Arabië meer oog voor wat Boötes in de hand draagt, een
staf, of beter nog, een lans of speer. Een heel verspreide naam voor het
sterrenbeeld was dan: Al Ramih: de lans, en ook Al Hamil Luzz: de
speerdrager. In Turkije is het beeld trouwens ook als dusdanig bekend.
De Polen beschouwen Boötes als een deel van hun Woz Niebeski (Hemelwagen
of Grote Beer): het is er het lamoen of disselboom van.
DE STERREN VAN BOÖTES
Alpha Boötis : ARCTURUS
Het is een grote stralende ster, goudgeel van kleur. Heel opvallend aan de
hemel. Zo opvallend zelfs dat men vermoedt dat dit de eerste ster was die een
naam heeft gekregen. Opvallend ook dat deze ster een Griekse naam draagt
temidden van een hemelkoepel die vol Arabische namen staat.
De ster was alleszins zeer bekend, ook bij het Joodse volk. In de Bijbel
staat in het boek Job een verwijzing naar Arcturus. Toen ik jaren geleden
leraar was aan de Steinerschool in Antwerpen
kreeg ik van wijlen Liliane Cassiers, die een weekje in Londen had
doorgebracht, een Engelse Bijbel uit 1874 cadeau. Haar dochter zat toen bij
mij in de derde klas, de Bijbelklas dus (het derde leerjaar wordt soms zo
genoemd in steinerscholen omdat in die klas verhalen uit de Bijbel worden
verteld). In dat mooie oude Bijbelse Engels staat
daar te lezen:
Canst thou bind the sweet influences of Pleiades, or loose the bands of
Orion?
Canst thou bring forth Mazzaroth in his season? Or canst thou guide
Arcturus with his sons?
Zo sprak God tot Job.
In het Oude Testament uitgegeven door het Spectrum staat ook een
Nederlandse vertaling. Maar wat gebeurt er? Boötes zorgt weer eens voor
verwarring. Ik geef even een wat groter fragment.
Nu nam Jahweh het woord en sprak tot Job in de storm:
Wie zijt ge, die de Voorzienigheid duister maakt door woorden zonder
verstand?
Omgord uw lenden als een man: ik zal u vragen stellen, gij moogt Mij leren:
Waar waart ge toen ik de aarde grondde:
Vertel het, zo ge er iets van weet!
Wie heeft haar grootte bepaald: gij weet het zo goed;
Wie het meetsnoer over haar gespannen?
Waarop zijn haar zuilen geplaatst,
Of wie heeft haar hoeksteen gelegd:
Onder het gejuich van het koor der morgensterren,
Het jubelen van de zonen Gods?
Wie heeft de zee achter deuren gesloten,
Toen zij bruisend uit de moederschoot kwam;
Toen ik haar de wolken gaf als een kleed,
De nevel als haar windsels;
...
Heeft de regen een vader,
Of wie heeft de druppels van de dauw verwekt;
Uit wiens schoot is het ijs te voorschijn gekomen,
Wie heeft de rijp in de lucht gebaard?
De wateren worden hard als steen,
De vlakte van de Afgrond sluit zich aaneen!
Kunt ge de Plejaden knopen,
Of de boeien van de Orion slaken;
Kunt ge de maan op tijd naar buiten doen treden,
Leidt ge de Beer met zijn jongen?
Boötes is in de Nederlandse vertaling plots de Beer geworden. Zou hij zo
onbekend geweest zijn aan de vertalers, of is er al in het boek Job verwarring
omtrent het sterrenbeeld?
Dat er verwarring mogelijk is, is niet zo
verwonderlijk. Het sterrenbeeld Grote Beer strekte zich volgens
sommige oude wijzen over een veel groter gebied van de hemel uit dan het
huidige. Of de Israëlieten Arcturus nu beschouwden als een deel van de Grote
Beer of als hoofdster van Boötes, dat weten we niet. Eigenaardig toch dat de
ene vertaler kiest voor Arcturus, de andere voor Beer. En dan zijn we
verwonderd dat het ene volk de Bijbel anders interpreteert dan het andere.
Er is nog meer:
Arcturus werd bij vele Arabische schrijvers bij nog een ander sterrenbeeld
geplaatst. Bij de Leeuw namelijk. In oude Arabische tijden bestond er een
sterrenbeeld Leeuw dat veel en veel groter was dan het huidige. Dit
sterrenbeeld heette ASAD. Arcturus was daar tezamen met Spica (nu de
belangrijkste ster van het sterrenbeeld Maagd) een van de scheenbenen.
En nog meer:
In 1383 heeft John de Wiclif het over Arture. Later verward met
king Arthur. Dat de wagen van de koning niet veraf kon zijn zagen we al bij de
Grote Beer. Voor de Germanen was het Arctur en voor de Italianen
Arturo.
Bèta Boötis: NAKKAR of NEKKAR
Het is de Arabische naam voor het hele sterrenbeeld. Deze ster bevindt zich
het dichtst bij de hemelpool en is circumpolair. Het is het hoofd van Boötes.
Gamma Boötis: SEGINUS
De linkerschouder, het dichtst bij de Grote Beer.
Epsilon Boötis: IZAR
De gordel van Boötes.
De JACHTHONDEN
Rechts van Boötes, net onder de Grote Beer vind je twee sterren die behoren
tot het sterrenbeeld Jachthonden (Canes Venatici): het zijn de twee
jachthonden waarmee Arcturos (= Arcas) jacht maakt op de berin. Deze sterren
vormen nu een afzonderlijk sterrenbeeld, maar dat is pas zo sinds het eind van
de zeventiende eeuw.
Meer over het sterrenbeeld
Jachthonden.
Boötes in de christelijke hemel:
SILVESTER
In de Atlas Coelestis uit 1660 van Cellarius zien we dat Boötes
vervangen is door Silvester. De hemelkoepel is verchristelijkt: alle
sterrenbeelden zijn door christelijke beelden vervangen. Michaël heeft er de
hoogste plaats gekregen. Silvester troont ook hoog aan de hemel, op de plaats
waar Boötes zou moeten staan. Een belangrijke plaats dus. Waarom?
Silvester is voor de meesten nog slechts een naam, verbonden aan de
nieuwjaarsviering. Oudejaarsavond wordt vaak Silvesteravond genoemd. 31
december is de feestdag van Silvester, omdat hij op die datum gestorven is.
Wie was Silvester?
Lees even mee in Kerkelyke Historie van Rosweydus, uitgegeven in Antwerpen
in 1623:
In't jaer Christi 314 soo borghemeesters waren Volusianus ende Anianus op
den eersten dagh van Februarius is Silvester, een Romein, zone van Ruffinus,
van priester paus gheworden in de plaetse van Melchiades: gelijck we lesen in
den boeck van de Pausen.
Enkele bladzijden verder staat er bij het jaar 335:
Daer-en tusschen is den Paus Silvester in dit selve jaer op den lesten dach
van December overleden, na dat hij hadde gheseten een-en-twintich jaren, ende
elff maenden min eenen dach.
Silvester was dus paus.
Hij werd paus op een voor de kerk zeer beslissend
moment. In 313 had de keizer het Edict van Milaan uitgevaardigd.
Hierdoor kregen de christenen de vrijheid om hun godsdienst te belijden. Het
betekende het einde van de vervolgingen en de catacomben. Het edict zou echter
pas in voege treden in 314, kort na de benoeming van Silvester. (De keizer was
in het edict vergeten te vermelden dat de christenen kerken mochten inrichten
en bouwen, daarom moest op een aanvullende tekst gewacht worden). Silvester
was dus de eerste paus die in vrijheid zijn kerk kon besturen.
Onder zijn primaatschap werden enkele heel belangrijke zaken geregeld.
Pasen kreeg zijn vaste dag: de eerste zondag na de eerste volle maan van de
lente (concilie van Arles, 314).
Zondag werd de rustdag, door de keizer bepaald (dus ook geldig voor
niet-christenen) in 321.
Het paleis van Lateranen wordt door de paus betrokken (en wordt nu nog
steeds door de pausen als woonplaats gebruikt).
In 324 wordt de St.-Pieterskerk gebouwd, en het gebeente van Petrus wordt
daarin begraven. De huidige St.-Pieters staat op dezelfde plaats.
In 325 heeft het Concilie van Nicaea plaats, waarin de kerkelijke
geloofsleer definitief wordt vastgelegd. De tekst is later bekend geworden als
het Credo. (Dit hield tevens de veroordeling in van het Arianisme)
Het zijn allemaal fundamentele zaken voor het christendom. Redenen te over
dus om Silvester hoog aan de hemel te plaatsen. Al zullen kritische
geschiedschrijvers opmerken dat Silvester helemaal niet zo belangrijk geweest
is; het was allemaal te danken aan zijn tijdgenoot Keizer Constantijn de
Grote. (Die weliswaar Rome verliet en Constantinopel tot nieuwe hoofdstad van
het Romeinse Rijk verhief. Die eerst aan de zijde van de christenen stond,
maar zich tenslotte toch tot het arianisme - dat hij zo hevig bestreden had -
bekeerde.)
Meer over Constantijn de Grote in de teksten over
Constantinus en de
Kruisvinding