CONSTANTINUS I DE GROTE, 21 mei

Luc Cielen in Rinkkrant 831 van 20 mei 2005



Constantijn de Grote, stichter van de stad Constantinopel en Romeins keizer is een heilige. Hij wordt in de Griekse kerk zelfs beschouwd als de dertiende apostel. Hoe dat komt, zal blijken uit het verhaal.

Twee tijdgenoten van Constantijn hebben over zijn lotgevallen bericht. De ene heette Lactantius. In zijn werk: ”De dood van de vervolgers” geeft hij een vrij waarheidsgetrouwe weergave van de feiten, vooral wat de keizer betreft. De andere heette Eusebius van Caesarea en in zijn boek: ”Leven van Constantijn” vertelt hij uitgebreid over de keizer, maar legende en werkelijkheid vloeien bij hem nogal eens door elkaar. Maar geen nood, dankzij hem konden de legendes ontstaan.

 

We zijn eind derde eeuw. Diocletianus heeft de laatste en hevigste christenvervolging ingezet. Zelf is hij keizer van het Romeinse Rijk, maar laat zich door drie medekeizers bijstaan (de Tetrarchie).

 

Er zijn vier hoofdsteden : Nicomedia, Milaan, Sirmium en Trier. Eén van de vier keizers is Constantius. Hij was ooit gehuwd geweest met Helena, een vrouw afkomstig uit Klein-Azië van geringe komaf, die hij tijdens zijn diensttijd aldaar had leren kennen. Bij haar had hij een zoon Constantijn (= Kleine Constans) die hij onder de hoede van Maxentius in Rome had geplaatst, toen hij geroepen werd om in Brittannië de strijd tegen de Scoten en de Picten op te nemen.

Volgens sommige legenden was Helena afkomstig uit York, maar dat is gewoon een vergissing, omdat Constantius en na hem Constantijn gelegerd waren in York.

Constantius voelt in York zijn einde naderen en vraagt zijn zoon Constantijn om naar hem te komen. Constantijn slaagt erin aan de aandacht van Maxentius te ontsnappen, verlaat ongemerkt Rome en begeeft zich ijlings naar York. Zijn vader draagt daar zijn macht aan hem over en Constantijn verslaat even later de vijandige volksstammen.

Maxentius is niet erg opgezet met de gang van zaken en vreest dat Constantijn wel eens méér wil dan alleen maar tetrarch zijn. En hij heeft gelijk. Constantijn verlaat York, steekt met een leger over naar het vasteland en trekt richting Rome, duidelijk met de bedoeling rivaal Maxentius uit de weg te ruimen. Nu volg ik even het verhaal van Lactantius.

Die vertelt dat Maxentius erg bevreesd is voor Constantijn en daarom raadpleegt hij de Sibillijnse Boeken (boeken waarin de toekomst van Rome stond neergeschreven) en leest daar dat er op 28 oktober een vijand van Rome zal omkomen. Voor hem is het duidelijk: die vijand is Constantijn. Hij put daar heel veel vertrouwen uit en besluit met zijn leger de stad te verlaten en zijn tegenstander buiten de muren, aan de overzijde van de Tiber, in het open veld te ontmoeten. Veiligheidshalve, je weet maar nooit, laat hij wel een vlotbrug bouwen, om in geval van nood snel naar de stad terug te kunnen keren. Zijn uitdager, Constantijn, heeft in de nacht vóór de veldslag een droom.

Daarin wordt hem bevolen het teken van Christus (via zijn moeder Helena heeft hij het christendom leren kennen) op de schilden van zijn soldaten aan te brengen. Dit is het Chi-Rho-teken (...), dat de eerste twee letters van Christus’ naam in een monogram samenvoegt. Het is dit teken dat vele eeuwen later zal prijken op de vlaggen van de Chiro-jeugdbeweging. Constantijn doet wat zijn droombeeld hem gevraagd heeft en hij overwint. Daarmee is hij al van één concurrent verlost. In de loop van de volgende jaren zal hij zijn twee andere medekeizers ook ten gronde richten en alleen keizer zijn.

 

 

Eusebius’ verhaal is kleurrijker. Het gaat zo: Constantijn had vernomen dat Maxentius zich tot tovenaars en voorspellers had gewend en vreesde de magische krachten van hen. Hij zocht daarom hulp bij Christus. De dag vóór de veldslag maakt hij een verkenningstocht en rond het middaguur ziet hij aan de hemel een kruis van licht en daarbij de woorden : “Toutoi nika” wat Eusebius vertaalt als “Hoc signo victor eris”, maar meer gekend is als de gevleugelde woorden : “In hoc Signo vinces”. Dat laatste wordt meestal afgekort als : IHS, letters die je in bijna elke kerk wel hier en daar tegenkomt, en die soms ook wel beschouwd worden als een afkorting van Jezus’ naam. Als gevolg van dat visioen laat hij in zijn purperen banier een zilveren kruis aanbrengen en dat zou hem de overwinning bezorgd hebben.

Voor Eusebius is het duidelijk: God zelf heeft ingegrepen. Het zal trouwens niet voor niets geweest zijn, want van zodra Constantijn de enige keizer is, gaat hij - op aanstichten van zijn moeder Helena - de christenen in alle opzichten bevoordelen. Hij schenkt hun godsdienstvrijheid, verheft dit geloof tot staatsgeloof, geeft talloze schenkingen en laat vele kerken bouwen. Daarvoor geeft hij hen in Rome bijvoorbeeld oude grote basilica’s, die dan door de christenen worden omgebouwd tot kerken. Zelf blijft hij ook heel actief bezig met het christelijke geloof en van zichzelf vindt hij dat hij door God zelf is aangesteld als Zijn plaatsvervanger op aarde. Hij neemt dan ook heel wat beslissingen die eigenlijk door de paus zouden moeten genomen worden, zoals het bijeenroepen van concilies.

Het meest bekende daarvan is het Concilie van Nicea in 325, waar de Geloofsbelijdenis (het Credo) wordt opgesteld (als reactie tegen Arius), een tekst die nu nog alle dagen in alle misvieringen overal ter wereld wordt opgezegd.

 

 

Zijn drie zonen Constantijn, Constantius en Constans erven zijn rijk, maar al snel staan ze elkaar naar het leven. Constantijn sneuvelt in een gevecht met Constans. Constans zelf moet een decennium later de vlucht nemen als zijn broer Constantius hem de oorlog verklaart. Hij vlucht naar de Pyreneeën, verschanst zich in Elne, een stadje dat naar zijn grootmoeder Helena is genoemd, maar wordt daar uit de kerk - hij dacht daar veilig te zijn - gesleurd en tot zelfmoord gedwongen. Constantius is meer gericht naar het Ariaanse christendom, maar als hij sterft, volgt de enig overgebleven nakomeling van Constantijn, Julianus, hem op. Die heeft genoeg van al dat ‘christelijk’ gedoe in zijn familie (moorden enz..) en neemt de draad met het oude Griekenland en zijn goden weer op. Hij wordt door de christenen dan ook Julianus de Afvallige genoemd.

 

 

Constantijns naam is lange tijd behouden gebleven in de naam van de stad Constantinopel, die toen nog Byzantium heette en die hij tot het Nieuwe Rome ombouwde en er de hoofdstad van het Romeinse Rijk van maakte. Later zal deze stad na de islamitische overrompeling weer van naam veranderen en, zoals nu nog, Istanboel genoemd worden, wat niets anders wil zeggen dan ‘Naar de stad’; het is een verbastering van het Griekse: “Eis tan polis”.

 

Hoe kon het gebeuren dat Constantinus de eerste christelijke keizer van het Romeinse Rijk werd?

 

Diocletianus, de keizer die samen met de vader van Constantijn regeerde is gekend om de wrede en laatste christenvervolging. Maar hij werd daar vooral toe aangezet door zijn medekeizer Galerius, die op zijn beurt onder druk was gezet door heidense priesters die er zich over beklaagden dat de christenen de erediensten verstoorden. - De christenen moesten bepaalde godsdienstige verplichtingen bijwonen, maar maakten dan een kruisteken om zich tegen de heidense goden (demonen) te beschermen. De Romeinse priesters konden dat niet verdragen, omdat zij vreesden dat de goden die verstoorde erediensten niet zouden accepteren. Toen Galerius zelf aan de macht kwam, gingen de vervolgingen vanzelfsprekend door, maar op zijn sterfbed ondertekende hij een edict van tolerantie jegens de christenen. Dat was de eerste stap. En die zette hij omdat hij, ondanks de vervolgingen, er niet in slaagde de christenen uit te roeien. Daarmee kwam een eind aan de vervolgingen, maar was het christendom nog lang geen erkende godsdienst.

 

Toen Constantijn in 312 keizer werd na de slag bij de Milvische Brug, dankzij dat goddelijke teken, was Constantijn nog geen christen en hij werd dat voorlopig ook nog niet. Hij bleef zijn ‘Sol Invictus’ aanbidden, en daarom werd door zijn omgeving dan maar toegegeven dat Christus en de Sol Invictus hetzelfde waren. Op de triomfboog die Constantijn na zijn overwinning liet oprichten, en die nog steeds te zien is in Rome, staat een tekst die zegt dat hij zijn overwinning aan de ‘Onoverwinnelijke Goden’ dankt. Van Christus is nog geen sprake. Op de munten die hij laat slaan blijft hij zijn Sol Invictus en Romeinse goden afbeelden.

 

Dat zijn moeder Helena hem overtuigde om christen te worden zal wel een fabel zijn, toch begon Constantijn meer en meer het christendom te bevoordelen ten opzichte van andere godsdiensten. Niet uit overtuiging, maar uit praktische noodzaak. Constantijn was enorm bezorgd om de eenheid binnen zijn rijk. Het christendom was in zijn dagen het enige centrale gezag dat nog goed functioneerde, dankzij de bisdommen en de gecentraliseerde organisatie met de bisschop van Rome als voornaamste onder de bisschoppen. Door het christendom tot staatsgodsdienst te verheffen verkreeg hij de macht over dat instituut en kon hij daarmee zijn rijk samenhouden. Hij profiteerde dus gewoon van de toestand.

 

Maar nu hij de Kerk als instituut had aanvaard, moest ze ook de nodige pracht en praal krijgen als uithangbord en vertoon van de keizerlijke macht. Hij liet dus Romeinse basilieken ombouwen tot kerken, maar liet ook nieuwe kerken bouwen, zoals de Sint-Pieterskerk boven het graf van Petrus op het Vaticaanse kerkhof buiten Rome. Die kerk zou meer dan duizend jaar blijven bestaan, tot ze afgebroken werd en vervangen door de nog steeds bestaande Sint-Pietersbasiliek. De paus (Silvester) kreeg een paleis in het Lateraan. Omdat de kerken tot dan buiten Rome lagen, moesten er kerken verrijzen binnen de stad zelf. Om al die gebouwen te bekostigen en te onderhouden schonk hij aan de christenen landerijen, eigendommen, boerderijen, niet alleen in de omgeving van Rome, maar overal verspreid in zijn rijk. Met de opbrengsten daarvan konden de kosten gedragen worden.

 

Al snel werd Constantijn met een groot probleem geconfronteerd: de eenheid van het christendom was minder groot en minder hecht dan de keizer had verwacht. In Noord-Afrika was er een conflict met een bisschop, die een vrij grote aanhang kreeg en de kerk aldaar verscheurde. Met veel moeite werd de eenheid hersteld. Maar even later was het weer prijs, toen de leer van Arius, een presbyter uit Alexandrië, beroemd om zijn soberheid en zijn grote aanhang onder de nonnen van de stad, zich verspreidde. Arius predikte dat het Woord Gods, Jezus dus, niet gelijk was aan God, maar aan een hoog geestelijk wezen, hoger dan de engelen, geschapen door God. Hierom werd hij door zijn bisschop afgezet. Het gevolg was dat na enkele jaren de hele Oosterse kerk in een enorm conflict verzeilde tussen voor-en tegenstanders van Arius.

Een van de grote tegenstanders was Athanasius, wiens verhaal in Rinkkrant 829 te lezen staat, daarin bijgestaan door Antonius, de eerste monnik en al zijn volgelingen.

 

De keizer roept een concilie bijeen in Nicea met de bedoeling de twist bij te leggen, maar het resultaat is dat het conflict nog op de spits wordt gedreven. Het is trouwens opvallend dat het keizer Constantijn is die het concilie bijeenroept en niet de paus. Die is zelfs niet aanwezig op dat concilie, al zal hij op latere schilderijen wel afgebeeld worden temidden van zijn bisschoppen in Nicea.

Een tweede concilie verandert niets aan de toestand, zodat Constantijn met een verdeeld rijk blijft zitten.

 

Zolang hij keizer was liet hij zich niet dopen, omdat hij dan niet langer ten oorlog kon trekken (christenen mochten in die dagen niet vechten en zeker niet doden). Pas op zijn sterfbed bekeert hij zich, waardoor hij zich dan ook ineens verzekert van de hemel. Het doopsel wordt hem toegediend door een Ariaanse priester (Eusebius van Nicodemia). Maar dat maakte voor Constantijn niet zoveel uit.

 

Het gevolg van de bemoeienissen van Constantinus met het christendom is dat hij van de Kerk een machtsinstrument maakte, iets dat tot op de dag van vandaag is blijven bestaan.

 

Waren de christenen daar allemaal mee akkoord?

Hoogstwaarschijnlijk wel, vermits zij in die tijd nog in de waan verkeerden dat zij het Rijk van Christus op aarde moesten vestigen en dat Christus dan als koning van alle mensen op aarde zou wederkeren. Met de hulp van Constantijn was dat Hemelse Rijk op aarde heel nabij....


De naam

Constantinus’ naam kreeg vele varianten in vele talen, zowel in mannelijke als vrouwelijke versies. Een bewijs dat zijn invloed toch wel bijzonder groot is geweest.

Constantia, Constancia, Konstantia, Constantinus, Constantijn kennen we in het Nederlands. In het Frans vinden we Constantin, Constance en Constant, in het Duits komen we Konstantius, Konstantin, Konstantina en Konstanze tegen. De Italianen hebben het over Costantino, Costanzo en Costanza. In het Spaans is het Constantino, Constancio, Constantia en Constanza. De Polen hebben het over Konstantyn en Konstancja. De Tsjechen spreken van Konstanc.


Afleidingen van de naam zijn: Stan, Stijn. Het is een jongensnaam die nog steeds in de top-honderd van meest gegeven voornamen voorkomt.


Als familienaam leeft de naam van Constantinus voort in: Constandt, Constant, Constans, Constantin, Constantini, Constantino, Constantinidis, Constantind, Constantindu, Constance, Costan, Costantin, Costentin, Coussantien, Konstant en Konstandin.


De naam betekent: vastberaden, volhardend, standvastig.

Constantijn (Constantinus) betekent : kleine Constantius. De kleine vastberadene.

De naam is niet alleen in de stad Constantinopel terug te vinden. Ook de Duitse stad Konstanz draagt zijn naam en het meer waaraan die stad ligt kennen we als het Meer van Konstanz; we kennen dat meer ook onder de naam Bodensee. Verder zijn er nog een dertigtal geografische namen over de hele wereld verspreid van deze heilige afgeleid. Constanta is een Roemeense havenstad aan de Zwarte Zee. De Romeinse dichter Ovidius leefde er als banneling, in de tijd dat deze stad nog Tomis heette.


Wolfgang Amadeus Mozart huwde op 4 augustus 1782 met Konstanze Weber.

Joost van den Vondel had een zoontje Constantijntje, dat in 1632 werd geboren en hetzelfde jaar reeds stierf.

 

Vondel schreef een gedichtje voor zijn pas overleden zoontje:


KINDER-LIJCK


Contantijntje, ‘t zalig kijntje,

cherubijntje, van omhoog,

D’ijdelheden,

hier beneden,

Uitlacht met een lodderoog


Moeder, zeit hij, waarom schreit gij?

Waarom greit gij, om mijn lijk?

Boven leef ik,

boven zweef ik,

Engeltje van ‘t hemelrijk:


En ik blink er, en ik drink er

‘t Geen de schinker alles goets

Schenkt de zielen,

die daar krielen,

dertel van veel overvloeds.


Leer dan reizen met gepeinzen

Naar paleizen, uit het slik

Dezer werrelt,

die zo dwerrelt.

Eeuwig gaat voor ogenblik.



En ken je nog dit kinderliedje?


Constantijn had een hobbelpaard

zonder kop en zonder staart,

zo liep het in de keuken rond

zomaar in zijn blote Con...