https://www.cielen.eu

 

REKENDICTEES

De afkorting N in de rekendictees vervang je door de naam van een kind in de klas of een willekeurige naam.

 

Werkwijze

1. Je schrijft vooraf moeilijke woorden (= woorden die de kinderen op hun leeftijd nog niet geacht worden foutloos te kunnen schrijven) en namen op het bord. 

2. Je leest het dictee voor.

3. Je verdeelt de tekst in korte stukken. Je leest elk stuk slechts één keer en je dicteert ook de interpunctie.

Sommige leerkrachten laten de tekst door de kinderen herhalen en dan pas opschrijven. Het resultaat daarvan is dat de kinderen minder aandachtig luisteren.

4. Je leest het hele dictee nog een keer.

5. Het dicteertempo is hoog; je wacht niet tot iedereen alles opgeschreven heeft.

Zijn er in de 2e en 3e klas kinderen die nog niet voldoende vlot kunnen schrijven en niet klaar zijn met schrijven als je een volgende stuk tekst dicteert. Je leert deze kinderen om zo veel mogelijk tekst te noteren, de rest laten ze weg. Als ze het dictee later overschrijven in hun rekenschrift, nemen ze de tekst over van een ander kind.

6. Je verzamelt de dictees om na te kijken terwijl de kinderen de andere opdrachten maken.

7. Alle getallen in deze dictees laat je met cijfers schrijven.

 

------------------------------------

 

3e klas

 

1. N1 is 10 jaar oud, N2 is 12 jaar en N3 is 3 jaar. Hoe oud zijn ze samen?

 

2. N1 mag op woensdagnamiddag gaan spelen bij N2. Zijn moeder zegt dat hij om half 6 terug thuis moet zijn. Nu is het 3 uur. Hoelang mag N1 nog blijven spelen bij N2?

 

3. N raapt elke dag 3 eieren in het kippenhok. Hoeveel eieren heeft hij op 1 week?

 

4. N wil een gitaar kopen. Op het prijskaartje staat dat ze 249 euro kost. De verkoper zegt tegen N dat hij 50 euro korting krijgt als hij ze vandaag koopt. Hoeveel moet N betalen voor de gitaar?

 

5. Om gezond te zijn moet je dagelijks minstens 1 liter water drinken. Hoeveel water moet je dan drinken in de hele zomervakantie?

 

6. In de herfst vallen de hazelnoten van de bomen. Onder één hazelaar liggen 23 noten, onder de tweede liggen er 10 meer en onder de derde liggen er slechts 15. Hoeveel hazelnoten kun je er rapen?

 

7. Een kartonnen schaaltje met 6 appelen weegt 1 kilo en kost 4 euro. Hoeveel moet je betalen voor 8 schaaltjes? Hoeveel kilo appelen zijn dat?

 

8. De vader van N verjaart! Op de taart staan 47 kaarsjes. Vader wil alle kaarsjes in 1 keer uitblazen, maar dat lukt niet, er branden nog 8 kaarsjes. Hoeveel heeft hij wel uitgeblazen?

 

9. Vanmorgen was het slechts 3 graden op de thermometer. Deze middag wijst hij 17 graden aan. Hoeveel graden verschil is dat?

 

10. Wielrenner N fietst op maandag 230 km, op dinsdag 178 km en op woensdag fietst hij 270 km. Hoeveel km heeft hij gefietst?

 

11. Hoeveel km moet fietser N (zie opgave 10) nog fietsen om aan 1000 km te komen?

 

12. Om een speelhuisje voor N te maken heeft zijn moeder 64 grote schroeven nodig. In de winkel hangen er zakjes met 8 schroeven in. Hoeveel zakjes moet de moeder van N kopen?

 

13. N1, N2, N3 en N4 mogen soep maken voor de hele school. Ze gebruiken 11 uien, 5 stuks prei, 3 selders, 7 aardappelen, 1 bol look en 12 tomaten. Hoeveel stuks groenten hebben ze gebruikt? Welke soep hebben ze gemaakt?

 

14. In de schaal op de tafel liggen heerlijke, rijpe kersen. Als de schaal leeg is, hebben 6 kinderen elk 12 kersen gegeten. Hoeveel kersen lagen er in de schaal?

 

15. In de pizzeria bij N komen 4 kinderen pizza eten. N1 bestelt een pizza margherita van 16 euro, N2 kiest een pizza carbonara van 17 euro, N3 wil een pizza funghi van 18 euro en N4 lust graag een pizza frutti di mare van 19 euro. Hoeveel euro zal er in totaal op de rekening staan?

 

16. De lerares trakteert de hele klas op ijsjes. Ieder kind mag een ijsje van 2 euro bestellen. Zelf neemt ze een ijsje van 3 euro. Hoeveel moet de lerares betalen?

 

17. N1 en N2 fietsen van Brasschaat naar Wuustwezel. Dat is 13 km. Van Wuustwezel fietsen ze naar Kalmthout. Dat is 9 km. Van Kalmthout naar Kapellen fietsen ze 9 km. Van Kapellen naar Ekeren is het 5 km en van Ekeren terug naar Brasschaat moeten ze 8 km fietsen. Hoeveel km hebben ze in totaal afgelegd? In hoeveel gemeenten zijn ze geweest?

 

18. Oefening op het schrijven van rangtelwoorden met cijfers. Welk woord kun je maken met de volgende letters van het alfabet? De 20e, de 12e, de 1e, de 9e, de 14e, de 6e en de 15e. Let op: de letters staan niet in de juiste volgorde. Zoek nog 4 woorden met evenveel letters. Als je alle woorden gevonden hebt, hoeveel letters heb je dan gebruikt? Hoeveel verschillende letters heb je gebruikt?

19. N slaapt van 9 uur ’s avonds tot 7 uur ’s morgens. N ontbijt om 8 uur en eet ’s middags om 1 uur boterhammen. Het avondeten eet N om 6 uur ’s avonds.

Hoeveel uur slaapt N?

Hoeveel uur is N wakker?

Hoeveel uren zijn er tussen ontbijt en middageten?

Hoeveel uren zijn er tussen middageten en avondeten?

Hoeveel uren zijn er tussen ontbijt en avondeten?

 

20. In een klas van 20 kinderen krijgt ieder kind een doosje met 12 kleurkrijtjes en een doos met 24 kleurpotloden.

Hoeveel krijtjes zijn dat voor de hele klas?

Hoeveel kleurpotloden zijn dat voor de hele klas?

Hoeveel is dat alles tezamen?

 

------------------------------------

 

5e en/of 6e klas

Een reeks rekendictees en vraagstukken voor deze klassen vind je op

https://cielen.eu/home/bas-kunstler-rekent/#rekendictee

 

 

------------------------------------

 

LINKEN

Cijferen: trapvermenigvuldiging

Cijferen: aftrekking

Cijferen: staartdeling

Rekenen (wiskunde)

Rekendictees

Rekenvierkanten

 

 

https://www.cielen.eu