REKENDICTEES De afkorting N in de rekendictees vervang je door de naam van een
kind in de klas of een willekeurige naam. Werkwijze 1. Je schrijft vooraf moeilijke woorden (=
woorden die de kinderen op hun leeftijd nog niet geacht worden foutloos te
kunnen schrijven) en namen op het bord. 2. Je leest het dictee voor. 3. Je verdeelt de tekst in korte stukken. Je leest elk stuk
slechts één keer en je dicteert ook de interpunctie. Sommige
leerkrachten laten de tekst door de kinderen herhalen en dan pas opschrijven.
Het resultaat daarvan is dat de kinderen minder aandachtig luisteren. 4. Je leest het hele dictee nog een keer. 5. Het dicteertempo is hoog; je wacht niet tot iedereen alles
opgeschreven heeft. Zijn er
in de 2e en 3e klas kinderen die nog niet voldoende vlot kunnen schrijven en
niet klaar zijn met schrijven als je een volgende stuk tekst dicteert. Je
leert deze kinderen om zo veel mogelijk tekst te noteren, de rest laten ze
weg. Als ze het dictee later overschrijven in hun rekenschrift, nemen ze de
tekst over van een ander kind. 6. Je verzamelt de dictees om na te kijken terwijl de kinderen
de andere opdrachten maken. 7. Alle getallen in deze dictees laat je met cijfers schrijven. ------------------------------------ 3e klas 1. N1 is 10 jaar oud, N2 is 12 jaar en N3
is 3 jaar. Hoe oud zijn ze samen? 2. N1 mag op woensdagnamiddag gaan spelen
bij N2. Zijn moeder zegt dat hij om
half 6 terug thuis moet zijn. Nu is het 3 uur. Hoelang mag N1 nog blijven
spelen bij N2? 3. N raapt elke dag 3 eieren in het kippenhok. Hoeveel
eieren heeft hij op 1 week? 4. N wil een gitaar kopen. Op het prijskaartje staat
dat ze 249 euro kost. De verkoper zegt tegen N dat hij 50 euro korting krijgt
als hij ze vandaag koopt. Hoeveel moet N betalen voor de gitaar? 5. Om gezond te
zijn moet je dagelijks minstens 1 liter water drinken. Hoeveel water moet je
dan drinken in de hele zomervakantie? 6. In de herfst
vallen de hazelnoten van de bomen. Onder één hazelaar liggen 23 noten, onder
de tweede liggen er 10 meer en onder de derde liggen er slechts 15. Hoeveel
hazelnoten kun je er rapen? 7. Een
kartonnen schaaltje met 6 appelen weegt 1 kilo en kost 4 euro. Hoeveel moet
je betalen voor 8 schaaltjes? Hoeveel kilo appelen zijn dat? 8. De vader van
N verjaart! Op de taart staan 47 kaarsjes.
Vader wil alle kaarsjes in 1 keer uitblazen, maar dat lukt niet, er branden
nog 8 kaarsjes. Hoeveel heeft hij wel uitgeblazen? 9. Vanmorgen
was het slechts 3 graden op de thermometer. Deze middag wijst hij 17 graden
aan. Hoeveel graden verschil is dat? 10. Wielrenner N fietst op maandag 230 km, op dinsdag 178 km en op
woensdag fietst hij 270 km. Hoeveel km heeft hij gefietst? 11. Hoeveel km
moet fietser N (zie opgave 10) nog fietsen om
aan 1000 km te komen? 12. Om een
speelhuisje voor N te maken heeft zijn moeder
64 grote schroeven nodig. In de winkel hangen er zakjes met 8 schroeven in.
Hoeveel zakjes moet de moeder van N kopen? 13. N1, N2,
N3 en N4
mogen soep maken voor de hele school. Ze gebruiken 11 uien, 5 stuks prei, 3
selders, 7 aardappelen, 1 bol look en 12 tomaten. Hoeveel stuks groenten
hebben ze gebruikt? Welke soep hebben ze gemaakt? 14. In de
schaal op de tafel liggen heerlijke, rijpe kersen. Als de schaal leeg is,
hebben 6 kinderen elk 12 kersen gegeten. Hoeveel kersen lagen er in de
schaal? 15. In de
pizzeria bij N komen 4 kinderen pizza eten. N1 bestelt een pizza margherita
van 16 euro, N2 kiest een pizza carbonara van 17 euro, N3
wil een pizza funghi van 18 euro en N4 lust graag een pizza frutti di mare van 19 euro. Hoeveel euro zal er in totaal
op de rekening staan? 16. De lerares
trakteert de hele klas op ijsjes. Ieder kind mag een ijsje van 2 euro
bestellen. Zelf neemt ze een ijsje van 3 euro. Hoeveel moet de lerares
betalen? 17. N1 en N2
fietsen van Brasschaat naar Wuustwezel. Dat is 13 km. Van Wuustwezel fietsen
ze naar Kalmthout. Dat is 9 km. Van Kalmthout naar Kapellen fietsen ze 9 km.
Van Kapellen naar Ekeren is het 5 km en van Ekeren terug naar Brasschaat
moeten ze 8 km fietsen. Hoeveel km hebben ze in totaal afgelegd? In hoeveel
gemeenten zijn ze geweest? 18. Oefening
op het schrijven van rangtelwoorden met cijfers. Welk woord kun je maken met de volgende letters van het
alfabet? De 20e, de 12e, de 1e, de 9e, de 14e, de 6e en de 15e. Let op: de
letters staan niet in de juiste volgorde. Zoek nog 4 woorden met evenveel
letters. Als je alle woorden gevonden hebt, hoeveel letters heb je dan
gebruikt? Hoeveel verschillende letters heb je gebruikt? 19. N slaapt van 9 uur ’s avonds tot 7 uur ’s morgens. N ontbijt om 8 uur en eet ’s middags om 1 uur
boterhammen. Het avondeten eet N om 6 uur ’s
avonds. Hoeveel uur
slaapt N? Hoeveel uur is N wakker? Hoeveel uren zijn
er tussen ontbijt en middageten? Hoeveel uren
zijn er tussen middageten en avondeten? Hoeveel uren
zijn er tussen ontbijt en avondeten? 20. In een klas
van 20 kinderen krijgt ieder kind een doosje met 12 kleurkrijtjes en een doos
met 24 kleurpotloden. Hoeveel
krijtjes zijn dat voor de hele klas? Hoeveel
kleurpotloden zijn dat voor de hele klas? Hoeveel is dat
alles tezamen? ------------------------------------ 5e en/of 6e
klas Een reeks
rekendictees en vraagstukken voor deze klassen vind je op https://cielen.eu/home/bas-kunstler-rekent/#rekendictee ------------------------------------ LINKEN Cijferen: trapvermenigvuldiging |