Nederlands Perseus
Latijn Perseus
Frans Persée
Engels
Perseus
Duits
Perseus
Italiaans Perseo
Spaans Perseus
Het sterrenbeeld
Tussen de sterrenbeelden
Cassiopeia en Stier vind je het
sterrenbeeld Perseus. Het ligt in het noordelijke deel van de Melkweg, in een
deel ervan dat iets minder dicht bezaaid is met sterren. Daardoor is Perseus
vrij goed te herkennen.
Als je een lijn trekt van de uiterste ster van Cassiopeia (de ster Caph,
rechts van het W-vormige beeld) naar de helderste ster in de Stier (Aldebaran),
dan kan je niet anders dan dwars doorheen het sterrenbeeld Perseus gaan.
Je kunt in de plaats van Aldebaran ook het Zevengesternte (Plejaden) als
richtpunt nemen.
Perseus in de Griekse mythologie
Argolis is een landstreek op het schiereiland Peloponnesus in Griekenland.
Over deze streek heerste koning Abas. Hij was een kleinzoon van Danaüs, een
Libische koning. Abas was als krijger zo vermaard geworden dat alleen al het
zien van zijn schild voldoende was om de vijanden op de vlucht te jagen. Zo
waren er rebellen die na zijn dood tegen het koningshuis van Argus in opstand
kwamen, maar bij het zien van Abas' schild de strijd staakten.
Abas was gehuwd met Aglaia, die hem een tweeling schonk. Het waren twee
jongens: Proitus en Acrisius.
Veel heil brachten deze kinderen hem niet. Reeds in de moederschoot begon
hun strijd, die hun hele leven voortduurde en tot een hoogtepunt kwam toen
Acrisius en Proitus volwassen waren en reeds zelf kinderen hadden. Proitus had
het aangedurfd het bed te delen met Danaë, de dochter van zijn broer Acrisius.
Na had Abas zijn koninklijke opvolging op deze manier geregeld: de beide
broers zouden om beurt regeren. Dat dit de twisten en de strijd tussen de
broers alleen maar aanwakkerde was echter te voorzien. Na de misdaad van
Proitus weigerde Acrisius dan ook om de troon te verlaten op het einde van de
gestelde termijn.
Proitus vluchtte naar Lycië, huwde er de dochter van de koning en kwam met
een leger terug naar Argus om zijn broer te bestrijden en van de troon te
stoten. De strijd was uiterst hevig en bloedig, maar geen van beiden kon de
overwinning behalen. Dus besloten ze ten einde raad het koninkrijk te
verdelen. Acrisius kreeg de stad Argus en de omgeving. Proitus kreeg Tiryns en
de kuststreek.
Acrisius kreeg bij zijn vrouw Aganippe slechts één kind, Danaë. Zij was het
die zo smadelijk door Proitus onteerd was.
Acrisius verlangde al die jaren
hevig naar een mannelijke erfgenaam, maar toen die op zich liet wachten
besloot hij het orakel om raad te vragen.
Het antwoord van het orakel was: 'Je zult geen zonen krijgen, en je kleinzoon zal je doden.'
Teleurgesteld, maar ook vastbesloten om het orakel niet in vervulling te
laten gaan, keerde hij huiswaarts. Daar liet hij Danaë opsluiten in een kerker
met koperen deuren. Hij liet deze bewaken door woeste honden. Zo was hij ervan
overtuigd dat niemand zijn dochter Danaë zou kunnen benaderen, en dat hij dan
niet bevreesd moest zijn voor een kind van haar.
Maar Zeus benaderde haar in een regen van goud en had gemeenschap met haar.
Hierop baarde Danaë een zoon die zij Perseus noemde.
De geboorte van het kind kon niet verborgen blijven voor Acrisius. Hij
durfde echter noch zijn dochter, noch zijn kleinzoon doden. Daarom liet hij
hen opsluiten in een houten ark en liet die in zee werpen.
Gedragen op de golven en beschermd door Zeus weerstond de ark alle stormen
en orkanen en strandde op het eiland Seriphos. Daar geraakte de ark verstrikt
in het net van de visser Dictys, die haar aan land trok. Hij brak de ark open
en trof er Danaë en Perseus levend aan. Hij bracht hen naar zijn broer, koning
Polydectes, die zich liefdevol over de twee verstotenen ontfermde. Enige tijd
later huwde hij Danaë en voedde Perseus op als was het zijn eigen zoon. Zo
wordt verteld in het ene verhaal.
Maar in een ander verhaal wordt het volgende verteld.
Huwde Polydectes met Danaë?
Volgens Apollodorus, de Atheense filosoof uit de tweede eeuw na Christus,
die vooral bekend is om zijn grote werk over de mythologie, was dat helemaal
niet het geval. Polydectes, die Danaë en haar zoon Perseus zo liefdevol had
opgevangen, wilde maar al te graag Danaë tot een huwelijk met hem bewegen,
maar zij weigerde. En ze bleef weigeren, ondanks zijn aandringen.
Polydectes had zelfs zijn onderdanen erbij betrokken om Danaë te dwingen het
huwelijk met hem aan te gaan. Heel die vrijage duurde vele jaren zonder dat
het tot een huwelijk kwam. Danaë werd ten slotte bijgestaan door haar zoon
Perseus die intussen volwassen was geworden.
Dat was niet naar de zin van Polydectes, die de jonge snaak de les wilde
spellen. Hij liet uitschijnen dat hij de huwelijksaanzoeken aan Danaë opgaf en
dat hij zijn zinnen had gezet op Hippodamea, de dochter van Pelops, zoon van
Tantalus, die koning was over de Peloponnesus.
Hij sprak tot al zijn vrienden, onder wie ook Perseus, dat hij een
liefdesgeschenk wilde aanbieden aan Hippodamea en vroeg van ieder van hen een
paard. Aan Perseus, die geen paarden bezat, vroeg hij er heel uitdrukkelijk
ook een.
'Helaas,' antwoordde Perseus, bezit ik geen paard. En ik heb evenmin goud
om er een te kopen. Maar als u, edele Polydectes, van plan bent te huwen met
Hippodamea, en niet met mijn moeder, dan zal niets ter wereld mij tegenhouden om gelijk welk geschenk voor u te bemachtigen. Ja, als het moet, zelfs het hoofd van de Medusa.'
Dat was een nogal onbesuisde en boude uitspraak.
Polydectes die zich maar al te graag van die lastige adoptiezoon wilde
ontdoen, nam Perseus op zijn woord:
'Mijn beste Perseus,' zei hij, 'daar zou ik bijzonder gelukkig mee zijn, meer nog dan met gelijk welk paard.'
Perseus kon niet meer terug en begon zich klaar te maken voor de
gevaarlijke opdracht die hij zich op de hals had gehaald. Gevaarlijk was het
inderdaad, want Medusa was een van de Gorgonen. Ze had haar van levende
slangen, enorme tanden en haar tong hing steeds uit haar mond. Haar gezicht
was zo afgrijselijk dat ieder die ernaar keek versteende van angst. Letterlijk
versteende.
Nu had de godin Athena het gesprek tussen Perseus en Polydectes
afgeluisterd en nam zich voor de dappere Perseus op zijn tocht bij te staan.
Zij was trouwens een gezworen vijand van Medusa en had er indertijd zelf voor
gezorgd dat ze er zo afschuwelijk uit zag.
Perseus trok op weg. Athena leidde hem.
Hij kwam in de stad Deicterion op het eiland Samos, waar afbeeldingen van
de drie Gorgonen te zien waren. Athena wees Perseus aan wie Medusa was. Zij
was de enige van de drie die sterfelijk was; haar twee zusters, Stheno en
Euryale waren onsterfelijk.
Omdat Perseus de Medusa niet rechtstreeks mocht aankijken - want dan zou
hij verstenen - schonk Athena hem een blinkend schild dat als spiegel dienst
kon doen.
Van de god Hermes kreeg Perseus een sikkel die onverwoestbaar was. Daarmee
moest hij het hoofd van Medusa afsnijden.
Die twee geschenken waren nog niet voldoende. Athena vertelde hem dat er
nog drie zaken waren die hij best kon gebruiken: een stel gevleugelde
sandalen, een toverzak en de donkere onzichtbaar makende helm die ooit aan
Hades had toebehoord. Die helm was gemaakt van hondenleer. Die drie zaken
waren echter in het bezit van de Stygische Nimfen die belast waren met de
bewaking van deze voorwerpen. Er was echter een probleem: niemand wist waar
die nimfen woonden. Alleen de Graien wisten het, en die woonden aan de voet
van de berg Atlas.
Perseus begaf zich dus op weg naar het Atlasgebergte en vond er de Graien.
Het waren zwaanachtige vrouwen, zusters van de Gorgonen en dochters van
Phorcys. Ook zij waren met drie. Ze waren al van bij de geboorte grijs en
hadden samen maar één oog en één tand. Die gebruikten ze om beurten en gaven
die voortdurend aan elkaar door.
Perseus besloop hen van achteren en greep het oog en de tand op het moment
dat de ene zuster die doorgaf aan de andere. Perseus was slechts bereid deze
voor hen levensnoodzakelijke attributen terug te geven als de zussen hem
vertelden waar de Stygische Nimfen woonden. Ze vertelden het hem, waarop hij
oog en tand teruggaf en vertrok.
Met de gevleugelde sandalen aan de voeten verhief Perseus zich in de lucht
en vloog westwaarts naar het land der Hyperboreeërs. Daar trof hij de drie
Gorgonen slapend aan. Ze waren inderdaad vreselijk om aan te zien. Hun hoofden
vol drakenschubben en haren als levende slangen; tanden als everzwijnen,
gouden handen en ijzeren vleugels. Perseus was gewaarschuwd en keek hen dus
niet aan. Onder de bescherming van zijn onzichtbaar makende helm van hondenvel
stapte hij achterwaarts op de Gorgonen toe. Om zijn stappen te richten keek
hij in het glanzende schild. Zo zag hij dat om de Gorgonen heen een grote
menigte verregende gestalten te zien waren van versteende mensen en
dieren. Langzaam, onhoor- en onzichtbaar naderde hij de slapende Medusa. Hij
hief de onverwoestbare sikkel hoog op. Keek in het spiegelende schild. Hij
voelde hoe de godin Athena zijn hand leidde bij de slag. Met één haal hakte
hij het hoofd van Medusa af.
Tot zijn grote verbazing stegen er uit de geopende hals twee wonderlijke
wezens op. Eerst het gevleugelde paard Pegasus en dan de reus Chrysaor met het
gouden kromzwaard. Ze waren beide volgroeid. Deze wonderlijke wezens waren
eerder bij Medusa verwekt door de god Poseidon, in een van de aan Athena
gewijde tempels, maar waren tot nu toe in het moederlichaam gebleven.
Perseus besteedde er niet te veel aandacht aan, maar greep snel het hoofd
van Medusa bij de kronkelende haren en wierp het in de zak die hij van de
Graien had gekregen. Dan steeg hij op en verwijderde zich van de plek.
Pegasus en Chrysaor wekten de twee Gorgonenzusters Stheno en Euryale en
gezamenlijk zetten ze de achtervolging in. Maar Perseus had de helm nog op het
hoofd en was dus onzichtbaar, zodat hij ongedeerd kon ontkomen.
Door wind en buien werd hij zuidwaarts gedreven tot hij bij Atlas, de
titaan, kwam. Hij ging diens reusachtige paleis binnen en
verzocht hem om gastvrijheid. Maar Atlas was beducht voor deze onverwachte
bezoeker en vreesde voor zijn bezit. Dat bezit was een woud vol gouden
vruchten, bewaakt door een draak. Atlas weigerde de bezoeker daarom onderdak
te verlenen en joeg hem weg. Daarop haalde Perseus vertoornd het hoofd van
Medusa uit de zak. Atlas keek recht in de vreselijke ogen van de Medusa en
versteende. Hij veranderde in een berg. Baard en haren werden wouden, zijn
schouders, handen en benen werden bergruggen, zijn hoofd werd de hoogste
bergtop die tot in de wolken reikte.
Even later verhief Perseus zich weer in de lucht en vloog over het
woestijngebied van Libië. Het hoofd van Medusa woog echter zwaar, zodat hij de
hulp van Hermes inriep. Ze konden echter niet voorkomen dat er enkele druppels
van het Medusabloed in het hete woestijnzand vielen. Ogenblikkelijk schoten
hieruit kronkelende giftige slangen te voorschijn. Wanneer later de Argonauten aan
de kusten van Libië komen, zal een van hen gedood worden door zo'n slang.
Na de overtocht van de woestijn komt Perseus in de vruchtbare Nijlvallei.
In de Egyptische stad Chemnis rust hij uit en vindt er voedsel en drank. Zo
komt het dat er nog lange tijd daarna in deze stad een Perseusverering
bestaat.
Na dat korte verblijf in Chemnis trekt hij verder, hoog door de lucht, en komt bij de kust
van Ethiopië, bij de plaats die Philistia werd genoemd. Daar beneden ziet hij
de donkere rotsen en plots valt zijn oog op een lichte plek tussen de
duistere rotspartijen. Hij daalt en bemerkt tot zijn verbazing en ontzetting
dat een jonge maagd naakt aan de rotsen is gekluisterd. Slechts enkele in het
zonlicht schitterende juwelen draagt ze, waaruit Perseus kan opmaken dat zij
van hoge komaf is.
Hij komt bij haar en vraagt wie zij is en welk lot haar te wachten staat.
'Ik ben Andromeda, dochter van Cepheus, de koning van Joppa,' antwoordt ze
onder tranen, 'mijn lot is om geofferd te worden aan het zeemonster.'
'Een zeemonster? Waarom?'
'Omdat mijn moeder Cassiopeia eens heel hoogmoedig heeft verkondigd dat zij
veel en veel mooier is dan de dochters van Nereus, de zeenimfen. De Nereïden
zijn daarop hun beklag gaan doen bij Poseidon en die heeft als straf het land
vernield met een grote overstroming en daarna stuurde hij op onverwachte
momenten een geweldig monster dat alles wat leeft verslindt en verwoest. In
grote nood is mijn vader naar het orakel van Ammon gegaan, en heeft daar
vernomen dat hij mij aan het monster moet offeren. Pas dan zal de wraak van
Poseidon een einde nemen.'
De gekluisterde Andromeda kon slechts haar ogen bewegen, maar dat was
voldoende voor Perseus om te merken dat ze haar blik gevestigd hield op een
plek aan de kust. Hij volgde haar blik en zag niet ver daar vandaan een man en
een vrouw die in grote verslagenheid stonden toe te kijken.
'Wie zijn zij?' vraagt Perseus.
'Mijn vader en moeder, Cepheus en Cassiopeia. Ook voor hen is dit een
zwarte dag.'
Zonder dralen stijgt Perseus op en komt bij het
koningspaar.
'Ik ben Perseus, zoon van Danaë, kleinzoon van Acrisius, de koning van Argos en heb de verschrikkelijke Medusa verslagen. Ik zie welk vreselijk lot uw dochter moet ondergaan. Maar ik wil haar redden als ik met haar mag trouwen.
Cepheus geeft zonder verdere vragen zijn goedkeuring en kijkt dankbaar op
naar de held. Cassiopeia houdt haar handen voor haar gezicht en snikt. Zij is
te overmand door verdriet om te kunnen spreken.
Weer stijgt Perseus op, en ziet dat onder hem de zee onstuimig wordt en al
snel werpen hoge golven zich op de kust. Schuimvlokken spatten hoog op tegen
de vele rotskliffen. Heviger en heviger wordt het watergewoel en dan ziet
Perseus hoe uit de golven een enorm monster opstijgt. Het is Cetus, die zijn
offer komt opeisen. Met geweldige slagen van het enorme lijf begeeft het beest
zich op weg naar de rots waaraan Andromeda is geketend.
Perseus daalt tot dicht bij de kop van Cetus, waardoor deze hem opmerkt en
zich tegen hem keert. Dan stijgt hij weer hoog op. Zijn schaduw valt voor het
monster op het water. Cetus denkt dat daar zijn belager te vinden is en werpt
zich keer op keer op de schaduw, die echter steeds opnieuw verschijnt. Het
monster wordt razend en hapt en slingert zijn enorme lijf heen en weer en
verandert de zee in een kolkende massa. Perseus neemt de sikkel in de hand en
stort zich met grote vaart op het monster. Met één haal snijdt hij de hals van
het beest door. De muil opent zich en sluit, verdwijnt onder water, komt weer
boven. Het enorme lijf kronkelt in alle hevigheid. De zee kleurt rood van het
bloed. Snel zet Perseus zich aan land, trekt het hoofd van de Medusa uit de
zak - op slag veranderen lijf en kop van Cetus in steen - en legt het omgekeerd op een massa losgerukt en aangespoeld zeewier. Dat verandert terstond in rood koraal waaraan de zee later haar naam zal danken.
Hij bevrijdt Andromeda, neemt haar bij de hand en brengt haar bij haar
ouders terug. Onder tranen van vreugde omhelzen zij elkaar.
Perseus wil nu eerst de goden danken voor hun hulp. Eerst wast hij zijn
handen en dan richt hij drie altaren op en offert op het eerste een kalf ter
ere van Hermes, op het tweede een koe ter ere van Athena en op het derde een
stier ter ere van Zeus. Dan vraagt hij aan Cepheus om niet langer te dralen,
maar onmiddellijk de huwelijksplechtigheid te voltrekken. Zo gebeurt.
Enkele uren later is het feest in het paleis van Cepheus op zijn hoogtepunt
gekomen. Heerlijke spijzen hebben iedereen verzadigd. De zoete wijn is
aangestoken, vreugde heerst alom. Plots wordt de deur van de zaal ruw
opengestoten en Phineus, de broer van Cepheus, treedt binnen. In de hand houdt
hij een speer en richt die onverwijld op Perseus. Achter hem volgen enkele
honderden krijgers, allen tot de tanden gewapend.
'Geef me mijn bruid terug!' schreeuwt Phineus.
Phineus was reeds enige tijd verloofd met Andromeda, maar toen zij moest
geofferd worden aan het zeemonster was hij niet dapper genoeg geweest om haar
te beschermen. Nu was hij in het geheim door Cassiopeia op de hoogte gebracht
van de recente ontwikkelingen en had hij beslist om zijn verloofde weer op te
eisen.
Cepheus springt recht en roept: 'Waar was je, toen Andromeda geketend was aan de rots, ten prooi aan het monster? Waarom ben je haar niet komen halen toen zij daar in haar ellende was?'
Het antwoord van Phineus komt in de vorm van de speer, die hij met grote
kracht naar Perseus gooit. Perseus kan haar nipt ontwijken. Hij trekt
zijn sikkel en samen met hem trekken Cepheus en vele van de aanwezigen hun
wapens. Een hevig gevecht barst los. Phineus tracht zich een weg naar Perseus
tussen de strijdenden door te banen. Dat lukt hem maar ten dele en hij vordert
traag. Reeds vele van zijn medestrijders zijn omgekomen. Eindelijk staat hij
vlak voor Perseus, die met de rug tegen een zuil staat en niet meer weg kan.
Die krijgt pas op het laatste moment door dat Phineus hem zo dicht genaderd
is. Hij ziet nog slechts één oplossing: het hoofd van de Medusa. Met een
snelle ruk trekt hij het hoofd uit de zak en roept:
'Wie nog mijn vriend is wendt het hoofd af!'
Zijn stem klinkt boven het strijdgewoel uit. Het hoofd van de Medusa kijkt
schrikwekkend over het strijdtoneel. En allen verstenen daar ter plekke. Ook
Cepheus en Cassiopeia. Slechts Perseus en Andromeda, die zich beiden snel
hebben afgewend, ontkomen.
Poseidon neemt de beelden van Cepheus en Cassiopeia mee en plaatst ze aan
de hemelkoepel. Om Cassiopeia te straffen voor haar hoogmoed en verraad bindt
hij haar vast op een stoel.
Perseus neemt Andromeda mee naar Seriphos, waar hij ontdekt dat zijn
moeder Danaë door Polydectes bedreigd wordt. Daarom heeft ze haar toevlucht
gezocht bij Dictys, die haar zo goed en zo kwaad als het gaat beschermt en
zich met haar in een tempel heeft verschanst. Perseus begeeft zich op weg naar
het paleis en komt bij zijn stiefvader Polydectes.
'Hier is het liefdesgeschenk dat ik je beloofd had,' zegt Perseus. Tegelijk
haalt hij het hoofd van Medusa uit de zak en toont het aan Polydectes. Die
verandert in steen, net als zijn gasten die daar aanwezig zijn. Tot op de dag
van vandaag kan je er de kring van rotsblokken zien.
Perseus keert terug naar de tempel, bevrijdt zijn moeder en schenkt het
hoofd van Medusa aan de godin Athena. Die bevestigt het hoofd op haar schild.
De tas, de helm en de gevleugelde sandalen geeft hij terug aan de god
Hermes, die ze weer naar de Stygische Nimfen brengt.
Nu is de tijd aangebroken om naar Argos terug te keren. Eerst stelt Perseus
Dictys aan tot koning van Seriphos en dan verlaat hij het eiland samen met
Danaë en Andromeda. Naar het schijnt reizen enkele Cyclopen met hen mee.
Acrisius verneemt dat Perseus terug naar huis komt en vreest dat de
orakelspreuk zal uitkomen. Daarom verlaat hij Argos en begeeft zich incognito
naar Larissa in het land van de Pelasgen. Daar zal Perseus hem zeker nooit
ontmoeten. Maar orakelspreuken komen altijd uit. Zo ook nu.
De koning van de Pelasgen sterft en Teutamides, de opvolger op de troon,
houdt grote begrafenisspelen ter ere van zijn vader. Hij nodig vele helden
uit, onder hen ook Perseus, die deelneemt aan de vijfkamp.
Bij het discuswerpen gooit Perseus de schijf met grote kracht, maar een
hevige windstoot - gestuurd door de goden? - doet de schijf van haar baan
afwijken en treft een toeschouwer dodelijk. Die toeschouwer is Acrisius,
grootvader van Perseus.
Diep bedroefd begraaft Perseus zijn grootvader in de tempel van Athena en
keert naar Argos terug. Hij is echter zeer ongelukkig dat hij, moordenaar van
zijn grootvader, nu op diens troon zit. Hij vraagt aan koning Megapenthes van
Tiryns om te ruilen. Zo wordt Megapenthes koning van Argos en Perseus van
Tiryns. Vanuit deze stad sticht hij de stad Mycene, die hij zo noemt omdat hij
eens op die plek gekomen grote dorst had en er op dat moment plots een
paddenstoel (in het Grieks mykos) groeide waaruit overvloedig helder water
stroomde, zodat hij zijn dorst kon lessen. De cyclopen bouwden de muren van
deze stad, net als die van Tiryns. Dat zij het waren die de muren bouwden kan
je zien aan de enorme rotsblokken die daarvoor gebruikt werden.
Andromeda en Perseus krijgen kinderen die een roemvol koningsgeslacht
zullen voortbrengen
Perseus wordt na zijn dood door Athena tussen de sterren gezet op een
belangrijke plaats. Ook Andromeda kreeg van deze godin de eer om temidden der
sterren te tronen.
Perseus is David aan de Bijbelse hemel
Perseus is Paulus aan de christelijke hemel
Paulus, die zoals vermeld in de Handelingen der
Apostelen, eerst christenvervolger, maar na een wonderlijke ingreep - met
valpartij en visioen – een van de hevigste verkondigers van het christelijke
geloof was, had omwille van dat geloof veel te verduren. Nog vóór hij in Rome
aankwam had hij al een en ander meegemaakt; hij werd gegeseld, gevangengenomen, werd met de voeten aan een houten baar vastgebonden, werd
gestenigd - maar overleefde het, werd onrechtmatig beschuldigd en aangeklaagd,
werd voor de wilde dieren gegooid, werd van een stadsmuur geworpen, werd
gearresteerd, geslagen, gebonden, aangevallen, nog maar eens in de gevangenis
gegooid, en nog eens en nog eens. Onderweg naar Rome kwam zijn schip in een
storm terecht. En in Rome zelf werd hij onthoofd. Rome zien en sterven.
Naast al die minder aangename ervaringen kende hij ook
successen, vooral op het gebied van bekeringen – hij richtte vele
christengemeenten op – als op het vlak van wonderen. Hij verrichtte er heel
wat, waaronder de meest tot de verbeelding sprekende waren: het genezen van
een lamme en de opwekking uit de dood van een jongeman die uit een venster was
gevallen. Daarover meer in het verhaal dat volgt.
Toen hij in de stad Mytilene verbleef werd hij gebeten
door een gifslang. Het gif had echter geen uitwerking op hem. Later vertelde
men dat sinds die gebeurtenis de familie en de nakomelingen van de gastheer
immuun waren voor slangengif. Als er nu in die familie een kind werd geboren,
dan legde men een slang in de wieg om te zien of het kind wel degelijk door de
vader verwekt was.
Hoe zag een werkdag van Paulus er uit? Naar men zegt
verrichtte hij handenarbeid vanaf het eerste hanengekraai tot het vijfde uur
(rond de middag). Daarna begon hij te prediken tot een stuk in de nacht. Wat
er dan nog aan tijd overbleef spendeerde hij aan bidden, eten en slapen.
Toen Paulus in Rome arriveerde, was keizer Nero nog niet
aan de macht. Blijkbaar bekleedde hij wel al een belangrijke functie, want bij
hem kwam de klacht terecht van de Joden in de stad die problemen hadden met
het verblijf van Paulus aldaar. Nero verwierp de klacht en gaf Paulus de
vrijheid om te gaan en te staan in Rome waar het hem beliefde. Volgens de
heilige Hiëronymus echter klopt dat verhaal niet. Paulus zou als gevangene in
Rome zijn aangekomen tijdens het tweede regeringsjaar van keizer Nero, en dat
was, volgens Hiëronymus, het vijfentwintigste jaar na de dood van Christus.
Wat wél waar is, is dat Paulus in Rome de volledige vrijheid kreeg. Twee jaar
verbleef hij zo in de stad. Daarna trok Paulus naar het oosten om daar te gaan
prediken. Ten slotte kwam hij toch weer in Rome en onderging er op dezelfde
dag als Petrus de marteldood. Paulus werd onthoofd. Dat gebeurde in het
veertiende regeringsjaar van Nero.
De wijsheid en de vroomheid van Paulus waren zo
indrukwekkend, dat hij verschillende leden van Nero’s familie tot zijn
leerlingen mocht rekenen. Er werd zelfs regelmatig voorgelezen uit de
geschriften van de apostel aan het hof van Nero.
Op een avond, toen Paulus aan het prediken was op de
binnenplaats van een huis, was er een jongeman onder de toehoorders die, om
beter te kunnen zien en horen, op een hoger gelegen venster was geklommen.
Maar hij viel en stierf ter plekke.
Nero was zeer bedroefd toen hij vernam wat er was
gebeurd, want hij was nogal gehecht aan deze jongeman. Toch stelde hij
onmiddellijk een vervanger aan. Maar Paulus liet het lijk van de jongeman tot
bij hem brengen, wekte de dode op en zond hem naar de keizer. Toen de
jongeman, Patrocles was zijn naam, bij Nero kwam, schrok de keizer dermate dat
hij zijn beschermeling niet wilde ontvangen omdat hij dacht met de geest van
Patrocles te maken te hebben. Toen hij uiteindelijk overtuigd was dat het geen
geest maar de échte Patrocles was, stond hij hem toe tot bij hem te komen.
Nero: 'Patrocles, leef jij weer?'
Patrocles: 'Ja, keizer.'
Nero: 'Wie heeft u weer onder de levenden gebracht?'
Patrocles: 'Jezus Christus, de koning der eeuwen.'
Nero, boos: 'Dan ga jij nu zeker ook die koning dienen?'
Patrocles: 'Kan ik anders dan Hem dienen die mij uit de dood heeft opgewekt?'
Vijf familieleden van Nero, die daar aanwezig waren,
vroegen aan de keizer: 'Waarom ben je zo boos? Omdat hij de waarheid spreekt? Weet dan, Nero, dat ook wij soldaten zijn van die onzichtbare koning!'
Nero was zo ontsteld en ontstemd over wat hij daar hoorde
dat hij allen in de kerker liet gooien. Ook Patrocles, en dat ondanks de vriendschap die hij tot dan toe voor de jongeman had gevoeld. Daarna liet hij alle christenen in de stad opsporen en liet hen de wreedste folteringen ondergaan.
Ook Paulus werd gevangen genomen en voor de keizer
gebracht.
Nero: 'Dienaar van een grote koning ben je, zeg je. Maar je bent wel mijn gevangene. Waarom misleid jij mijn officieren?'
Paulus: 'Het is niet alleen in uw leger en aan uw hof dat ik mijn soldaten rekruteer, maar in de hele wereld. En ook u, als u zich onderwerpt aan onze wet, zult gered worden. Deze koning is zo machtig dat hij alle mensen zal oordelen en de hele aarde zal verbranden.'
Daarop werd Nero zo woedend dat hij vele christenen
levend liet verbranden en Paulus liet wegvoeren om onthoofd te worden wegens
majesteitsschennis.
Zo veel christenen werden er toen gedood, zo veel bloed
werd er vergoten, dat het volk in opstand kwam, naar het paleis optrok en het
overrompelde. 'Keizer, riep het volk, stop dit bloedbad, want de mensen die u ter dood brengt, zijn onze ouders, de beste steunpilaren van uw rijk!'
Nero, die bevreesd was voor het volk, trok zijn bevel
haastig in maar verklaarde tevens dat hij zich voortaan toch het recht
toe-eigende om over de christenen te oordelen.
Paulus’ onthoofding ging dus niet door, en hij werd
opnieuw voor de keizer gebracht. Nero barstte weer in woede uit toen de
apostel voor hem stond en riep: 'Voer hem weg! Weg met hem! Hak die man, die onruststoker, die oproerkraaier, het hoofd af!'
Paulus: 'Nero, mijn lijden duurt slechts enkele ogenblikken. Daarna zal ik het eeuwige leven genieten bij mijn meester Jezus.'
Nero uitzinnig: 'Hak hem het hoofd af! Dan zal hij ondervinden dat ik sterker ben dan zijn meester! We zullen dan wel zien of hij nog leeft!'
Paulus: 'Om u te laten zien dat ik na mijn dood toch nog
verder leef, zal ik na voltrekking van het vonnis in levenden lijve aan u verschijnen. Zo zult u zelf kunnen vaststellen dat Christus de God is die heerst over leven en dood.'
Nero keerde zich af van de apostel en gaf teken om het
vonnis uit te voeren.
Paulus werd weggeleid naar de plaats van de
terechtstelling. Onderweg zeiden de drie soldaten die hem begeleidden: 'Wie is
toch die koning van wie u zo veel houdt, en welke beloning verwacht u van hem?'
Paulus sprak hen over het hemelse koninkrijk met zo veel
vuur dat ze zich bekeerden. De soldaten smeekten hem om te vluchten, maar Paulus zei: 'Neen, mijn broeders, ik ben geen lafaard die vlucht, maar een
soldaat van Christus. Als ik dood ben zullen de gelovigen mijn stoffelijke
resten naar een bepaalde plaats overbrengen. Jullie moeten morgenvroeg naar
die plaats gaan. Daar zullen jullie twee mannen, Titus en Lucas, in gebed ontmoeten. Zegt hen waarom ik jullie naar hen gestuurd heb. Dan zullen zij jullie dopen en zullen jullie toegang krijgen tot het hemelse koninkrijk'
Toen kwamen er twee andere soldaten aan, gezonden door
Nero om te zien of de terechtstelling al voltrokken was. Ook hen wilde Paulus
nog bekeren, maar ze zeiden tegen hem: 'Als u morgen na uw dood verrijst, zullen we uw woorden geloven, maar nu moet u sneller doorstappen om het vonnis te ondergaan dat u is opgelegd.'
Een weinig verder, onder de Ostiapoort, kwam de stoet een
vrouw tegen, Plautilla genaamd, maar men noemde haar ook Lemobia. Ze was
christen en begon te wenen toen ze zag wie daar werd weggevoerd. Paulus sprak
tot haar: 'Plautilla, mijn lieve kind, geef mij je hoofddoek. Ik zal er mijn
ogen mee bedekken tijdens de terechtstelling. Daarna moet je je hoofddoek
terugnemen.' De beulen bespotten haar en zeiden: 'Waarom zou je aan deze bedrieger zo’n kostbaar ding geven?'
Aangekomen op de plaats waar hij zijn martelaarschap zou
ondergaan, keerde Paulus zich naar het oosten, hief de ogen ten hemel en bad
lange tijd. Toen nam hij afscheid van zijn broeders, bond de hoofddoek van
Plautilla voor zijn ogen, knielde neer, strekte zijn hals en werd onthoofd.
Toen zijn hoofd al van de romp was gescheiden, klonk
uit zijn mond, in het Hebreeuws, de naam van Jezus. De naam die hij tijdens
zijn leven zo dikwijls en met zo veel liefde had uitgesproken. Uit zijn
geopende hals spoot eerst een stroom melk, tot op de mantel van een van de
soldaten; daarna vloeide er bloed en verspreidde er zich een heerlijke geur.
Toen Nero deze wonderen vernam, kreeg hij angst en sloot
zich met zijn getrouwen op. Maar plots, terwijl alle deuren en vensters
gesloten waren, trad Paulus naar binnen en zei: 'Keizer, hier ben ik, soldaat
van de eeuwige en onoverwinnelijke koning! Maar u, ongelukkige, zult de
eeuwige dood sterven omdat u de dienaars van deze koning zo onrechtvaardig
hebt behandeld.'
Toen verdween Paulus. Nero, totaal verlamd van de schrik,
wist niet meer wat hij deed. Op aanraden van zijn vrienden liet hij Patrocles
vrij, en Barnabas en alle andere christenen.
De soldaten die Paulus hadden begeleid naar de plaats van
terechtstelling gingen de volgende ochtend naar het graf van Paulus. Daar
vonden ze Titus en Lucas in gebed verzonken en bij hen stond Paulus. Lucas en
Titus, verrast door de aanwezigheid van de soldaten, sloegen op de vlucht en
Paulus verdween. Maar de soldaten riepen: 'Wij zijn niet gekomen om u te
vervolgen, maar om het doopsel te ontvangen, zoals Paulus, die daarnet nog bij
u was, het ons opgedragen heeft!' Toen Titus en Lucas dat hoorden, keerden ze
terug en doopten de soldaten.
Het hoofd van Paulus werd in een gracht gegooid, waarin
tal van lijken lagen. Zo wist men later niet meer welk hoofd van Paulus was.
Maar op een dag, toen men de gracht leegmaakte, raapte een herder een schedel
op en legde die in de stal. Drie nachten na elkaar zag hij een wonderlijk
lichtschijnsel boven de schedel. Toen hij de bisschop en de gelovigen daarvan
op de hoogte bracht, erkenden allen dat dit de schedel van Paulus moest zijn.
Men bracht de schedel in een plechtige stoet naar Rome. Men wilde al direct de
schedel op de romp van Paulus zetten, maar de patriarch zei: 'Van zoveel
heilige martelaren werd het hoofd in de gracht gegooid, ze liggen daar alle
kriskras door elkaar, zodat we helemaal niet zeker zijn of dit wel de schedel
van Paulus is. We zullen de schedel aan zijn voeten leggen, en als het echt om
het hoofd van de apostel gaat, dan zal de romp zich wel omkeren en het hoofd
op de schouders zetten.' Zo werd dan gedaan. En zie, tot grote verbazing van
allen, draaide het lijk in de kist zich om zodat romp en hoofd op elkaar
pasten! En allen dankten God omdat ze nu het ware hoofd van Paulus hadden
teruggevonden.
De legende van Perseus ligt aan de basis van de legende
van de heilige Joris
De helderste sterren van Perseus
De elleboog of de zijde van Perseus
Alpha Persei heet Algenib,
een naam die afgeleid is van het Arabische Al Jaub, dat zijde betekent. Maar
deze ster is ook bekend onder de naam Mirfak,
van het Arabische Marfik al Thurayya, wat elleboog bij het Zevengesternte
betekent. Ze staat op 470 lichtjaar van de aarde, maar nadert ons met een
snelheid van 9 km per seconde ofte 32.400 km per uur.
Het hoofd van de duivel
Bèta Persei. Astrologen beweerden dat dit de
gevaarlijkste ster aan de hemel is. De ster die ongeluk brengt. Waarschijnlijk
omdat deze ster erg veranderlijk is in lichtsterkte; die varieert van de 2.2e
tot 3.5e grootte. In het Arabisch heet deze ster Ra's al Ghul: hoofd van de
duivel. Die duivel is niemand anders dan Medusa. Aan de Arabische naam heeft
de ster haar huidige naam te danken: Algol.
De Hebreeërs kenden deze ster ook als het hoofd van de duivel, maar hadden er
ook nog een ander beeld van. Dat beeld was Lilith, de legendarische eerste
vrouw van Adam, bij wie hij duivelskinderen had verwekt. Toen Adam deze vrouw
verliet, schiep God Eva en schonk haar aan Adam. Lilith is later terug te
vinden als de middeleeuwse heks Lilis, die we bijvoorbeeld ontmoeten in
Goethes Walpurnisnacht. Een tekst uit de profeet Jesaja zou aan de basis
kunnen liggen van de legendevorming rond Lilith.
Jesaja XXXIV:
... Want het is de dag van Jahwehs wraak.
het jaar der vergelding voor de verdediger van Sion.
De beken van Edom veranderen in pek
de grond verandert in zwavel,
Het land wordt een oven vol kokende pek.
...
De paleizen zijn overwoekerd met doornstruiken,
De vestingen begroeid met distels.
Daar wonen nu de jakhalzen,
En verblijven de struisvogels.
Woestijndieren en hyena's ontmoeten er elkaar,
zo ook de saters.
Ook Lilith zoekt er rust,
en leeft er ongestoord.
...
De schouder
Zèta Persei heet Menkhib van het Arabische Mankib
al Thurayya - de schouder dicht bij de Pleiaden. Deze ster staat op 820
lichtjaar van de aarde.