Luc Cielen Lukemieke Ward de Beer De Wingerd Rinkrank Contact Links

      

 LUC CIELEN

 

 

  Pedagogie    Lesvoorbereidingen     Leren lezen     Leren schrijven    Gedichten     Toneelstukken

  Schoolfeesten    Heiligenlegenden     Sterrenbeelden     Muziek     Lezingen    Info-Cielen   

 

 

 

Leren Lezen

LETTERBEELDEN EN SPROOKJES

 

   
Letter Sprookje Beeld
   
A De Kikkerkoning gebaar van verwondering
E De Kikkerkoning gebaar van terughouding, afwijzing
I De Kikkerkoning ik-gebaar (bv. vinger opsteken in de klas)
O De Kikkerkoning gebaar van omhulling
U De Kikkerkoning gebaar uit het donker naar het licht
   
K De Kikkerkoning Koning
S De witte slang Slang
L De laarzen van buffelleer Laars
M Het kind van Maria Maria, Mantel
   
OE De Ganzenhoedster hoed, Koert, hoedster, moeder
W De Ganzenhoedster Wind, Water, Wolken
V De Ganzenhoedster Vlecht
F De Ganzenhoedster Falada (onder de poort)
G De Ganzenhoedster Gans
CH De Ganzenhoedster ach in tekst: Ach Falada..
H De zes zwanen Heks
N De zes zwanen Naaien (werkwoord)
Z De zes zwanen Zwaan
J De zes zwanen Jagers
T De zes zwanen Toren
D Sneeuwwitje en Rozerood Dwerg
B Sneeuwwitje en Rozerood Beer
P Sneeuwwitje en Rozerood Prins
R Sneeuwwitje en Rozerood Rozerood
   
C 4 uitspraakmogelijkheden Cielen, Charlotte, Crikemans, Ach 
Y 4 uitspraakmogelijkheden Ypsilon (= U) - Nyssens (= IJ) - Yves, Willy (= I), Yoghurt, Yannick (= J)
Q 2 uitspraakmogelijkheden Quick, Veronique
X de onbekende man of vrouw Meneer of mevrouw X
UI UI (Ajuin) een ui
EI   een ei
IJ   een ijsje
AU De blauwe vlam blauw
OU De gouden poort goud
EU De reus en het snijdertje Reus
OOI   vrouwelijk schaap
OEI    
AAI    
AI    

 

Al deze letterbeelden worden aangeboden in het eerste leerjaar (groep 3).

 

Tezamen met het aanbieden van de letterbeelden, wordt er geoefend met het verbinden van klinkers en medeklinkers. Het meest handige daarvoor zijn de medeklinkers S, L, M die dan ook onmiddellijk na de klinkers worden aangeboden. De K komt in bovenstaand schema als eerste medeklinker aan bod omdat het beeld van de Koning uit hetzelfde sprookje komt als de klinkers. Maar ze kan uit een ander sprookje komen en komt dan later aan bod.

 

De klinker-beelden worden in de eerste week van schooljaar aangeboden.

De eerste 4 of  5 medeklinkers in de tweede week.

De klank OE kan in de tweede of  derde week aangeboden worden. Liefst niet later, zodat de OE tezamen met de klinkers kan geoefend worden.

 

Bij de klinkerbeelden kunnen de euritmische gebaren gebruikt worden. Zij geven het duidelijkst het gebaar van de letter weer.

 

De volgorde van aanbieden kan naar believen gewijzigd worden. In bovenstaand schema zit er echter een bewust gekozen volgorde. Eerst de klinkers, dan enkele medeklinkers die gemakkelijk kunnen verbonden worden met klinkers, dan een reeks letters die uit één sprookje komen, zodat er snel kan doorgewerkt worden en er veel kan geoefend worden in het verbinden van klinkers-medeklinkers.

 

De OE opent de rij van een reeks letterbeelden die uit één sprookje komen, de W volgt omdat Oe en W zeer dicht bijeen liggen in de uitspraak (Zoals we horen als Franstaligen de letter W moeten uitspreken). Na de W komt de V (die aan de basis ligt van het ontstaan van de W, de Fransen spreken de W ook als V uit), dan de F (uitspraak dicht bij de V). De G volgt daarop omdat ze na de F in het alfabet komt (Het alfabet is tegen de tijd dat deze letter aan bod komt al goed gekend in het eerste leerjaar). Dan de CH (ligt dicht bij de uitspraak van de G). De H volgt dan omdat ze toch al aan bod is gekomen in de lettercombinatie CH. In het beeld van de drukletter en de kleine drukletter is de H sterk gelijkend op de letter N (h en n - H - N).

 

Het beeld van de letter N wijkt af van de andere letterbeelden omdat de N vanuit een beweging kan getoond worden (de beweging van het naaien). De letter Z is in het beeld gewoon een N die een kwartslag naar rechts is gedraaid. De Z kan dus op die manier aangebracht worden en daarna verbonden met het beeld van de Zwaan.

 

De J is een jager die op zijn knieën achter de struiken zit en komt uit hetzelfde sprookje als de Z. De T van Toren kan ook uit dat sprookje gehaald worden. Dat betekent dat de leerkracht maar 1 sprookje hoeft te vertellen en veel kans heeft om de kinderen het te laten navertellen, telkens er een nieuwe letter uit datzelfde sprookje genomen wordt.

 

De letter D en de letter B zijn in hun beeld ook sterk gelijkend, wat nog meer opvalt als ze als kleine drukletter worden geschreven: (d - b). Daarop kan dan onmiddellijk geoefend worden om het onderscheid tussen beide letters duidelijk te krijgen.

 

De letter P lijkt op de B, maar heeft geen buik. De uitspraak ligt ook dicht bij die van de B. Ook hier weer oefenen op de kleine drukletters d-b-p die telkens maar een kleinigheid verschillen (steel omhoog of omlaag, steel rechts of links).

 

Uit de letter P kan gemakkelijk het beeld van R afgeleid worden.

 

De letters C en Y hebben elk 4 uitspraakmogelijkheden. Daarom worden ze onmiddellijk na elkaar aangebracht en geoefend, gevolgd door de Q die 2 uitspraakmogelijkheden heeft. De letter q (kleine drukletter) wordt onmiddellijk vergeleken met d-b-p-q). Zo ontstaat volgende tekening:

 

d b
q p

 

waarop de volgende dagen kan geoefend worden.

 

X is de grote onbekende. En wie niet kan schrijven zet geen handtekening onder een brief, maar een X.

 

De volgende klanken UI, EI, IJ, AU, OU, EU kunnen weer uit sprookjesbeelden komen. De letters ervan kunnen in de tekening verwerkt worden (zie Leren Lezen deel1)

 

Dat de letters worden aangeboden via letterbeelden die uit sprookjesbeelden zijn afgeleid wil niet zeggen dat die beelden dagenlang of wekenlang moeten aangehouden worden. Die beelden zijn er alleen bij het aanbrengen nodig. Direct daarna wordt er met de letters geoefend en niet meer verwezen naar de achterliggende beelden (al kan het een enkele keer wel).

 

De uitspraak van de letters gebeurt op 2 verschillende manieren:

1. zoals in het opzeggen van het alfabet

2. de klank op zich, zonder toegevoegde klank. Dus zoals de letter klinkt in een woord

waarbij dan de verschillende uitspraakmogelijkheden direct geoefend worden. Bijvoorbeeld: A = a (gedekte of korte klank), maar ook aa (open of lange klank)

Bijvoorbeeld: E = e (zoals in bek), maar ook ee (zoals in beek) en ə (zoals in er). Die laatste klank noemt men ook 'swa'.

3. De verdubbelde klinker wordt ook geoefend. AA = aa (open of lange klank), EE is ee (open of lange klank), maar in het lidwoord 'een' klinkt deze klank als een swa, wat ook geoefend wordt. OO is open of lang, UU is ook open of lang.

Grote drukletter, kleine drukletter, kleine schrijfletter, geschreven hoofdletter: deze 4 types van letterbeelden worden tegelijk aangeboden. De kinderen nemen die al tekenend over, het is op dat moment nog niet schrijven, maar tekenen. Vanaf het moment dat een letter is aangeboden wordt het letterbeeld in zijn correcte functie gebruikt: de grote drukletter mogen de kinderen nog een tijdlang tekenen, de kleine drukletter niet, die wordt uitsluitend gebruikt om te lezen. Leesopdrachten (op bord of elders) staan dus steeds in de kleine drukletter (met grote drukletters bij begin van namen en zinnen).

 

De grote drukletter (kapitaal) wordt onmiddellijk gebruikt bij het begin van een zin en bij het begin van een naam. Dus zoals het hoort. Niet eerst alles in kleine drukletters houden zoals in vele leesmethodes gebeurt. Dat is zinloos. Kinderen in een eerste leerjaar (groep 3) kunnen best twee lettertypes onthouden.

 

De geschreven letters komen bij het leren lezen niet meer aan bod, zij komen aan bod bij het leren schrijven dat simultaan met het leren lezen verloopt. Elke schooldag in het eerste leerjaar (groep 3) begint met een schrijfoefening (zie leren schrijven). Daarna komen, los daarvan, de letterbeelden en leesoefeningen.

 

Bij het aanbrengen van letterbeelden uit sprookjes wordt ook onmiddellijk gevraagd naar namen (eerst namen) en woorden die met de betreffende letter beginnen. Waarom namen eerst? Omdat dit het sociale binnen de klasgroep of de hele school bevordert. Maar er is ook een leestechnisch voordeel aan verbonden; namen worden steeds globaal gelezen want schrijfwijze en uitspraak kunnen nogal eens uiteenlopen. De namen zijn ook gekend, en het ontdekken van de (begin)letter is een analyseoefening. De kinderen tekenen die namen en woorden van het bord over. In een tweede fase zoeken de kinderen ook naar woorden waarin de letter voorkomt (dus niet meer alleen bij het begin van het woord).

 

Veel letterbeelden komen uit een woord in het enkelvoud, dat dus zo (in het enkelvoud) als woordbeeld verschijnt. Bijvoorbeeld beer of boom enz. maar kort daarna al zal het woordbeeld steeds in het meervoud moeten verschijnen. Dus: beren, bomen enz.

 

Waarom?

1. Omdat woorden in het meervoud in het Nederlands zonder lidwoord kunnen gebruikt worden. Het zijn echte zelfstandige naamwoorden. In het enkelvoud hebben we steeds een lidwoord nodig.

De enige zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud die ook zonder lidwoord kunnen gebruikt worden, zijn de abstracte zelfstandige naamwoorden. Bijvoorbeeld: liefde, verdriet, honger, dorst, pijn, enz.

Door de meervoudsvorm te gebruiken doen we de taal geen geweld aan.

 

2. Omdat het aanbrengen van woordbeelden in het meervoud het grote voordeel heeft dat de correcte spelling van klanken in open en gesloten lettergrepen dan een vanzelfsprekend gegeven is.

Het is veel moeilijker voor een kind om te leren dat bomen slechts één o heeft, als het woordbeeld boom geautomatiseerd is.

Beginnen we met bomen als woordbeeld, dan is het spellingprobleem van klanken in open en gesloten lettergrepen een stuk gemakkelijker. Het is veel eenvoudiger om van het woordbeeld 'bomen' te komen tot het woord 'boom' dan andersom.

 

Dat geldt ook voor woorden waarin de medeklinker verdubbeld wordt. We oefenen dus eerst bakken, kommen, zetten, en dan pas bak, kom, zet. Die enkelvoudsvormen hoeven dan zelfs niet geoefend te worden. Als we dit in het eerste leerjaar op deze manier doen, hoeven we in het tweede leerjaar (groep 4) niet zoveel tijd te steken in het oefenen van open en gesloten lettergrepen met al dan niet weglaten van klinkers of verdubbelen van medeklinkers.

 

 

Leren lezen deel 1: overzicht van de methode (pdf-bestand)

Leren lezen deel 2: analyserend en synthetiserend (pdf-bestand)

 

 

cielen.eu 10-08-2007