Nederlands Vissen
Latijn
Pisces
Frans
Poissons
Engels
Fishes
Duits
Fische
Italiaans
Pesci
Spaans
Peces
Portugees
Peixes
Sterrenbeeld Vissen. De zon doorloopt
dit sterrenbeeld - van rechts naar links op de tekening - tussen 11 maart en
18 april. Klik op de afbeelding voor de originele
grootte.
Sterrenbeeld Vissen: locatie van de
sterren binnen het beeld. Tekening gebaseerd op Johann Bode (Uranographia
1801) en Samuel Leigh (Urania's Mirror 1823).
Klik op de afbeelding voor de originele grootte.
Het laatste van
de twaalf sterrenbeelden van de dierenriem. Dat is niet helemaal correct, want
zon, maan en planeten bewegen ook nog door een dertiende sterrenbeeld:
Ophiuchus ofte Slangendrager. Ik zou
- wat het sterrenbeeld Vissen betreft - kunnen volstaan met te verwijzen naar het
verhaal over het sterrenbeeld Steenbok,
maar het laatste deel van het verhaal zal anders zijn.
Uit Johann Bode's Uranographia 1801: de sterrenbeelden Ram
en Vissen
De Vissen in
de Griekse mythologie
Het was in de
begindagen van de schepping. Grote dramatische gebeurtenissen in de goddelijke
wereld hadden al plaats gevonden. Zeus was, na vreselijke oorlogen,
oppermachtig geworden en regeerde over de hele schepping. Hij zetelde hoog op
de heilige Olympus. Maar een late nakomer van de titanenstrijd veroorzaakte
een enorme paniek onder de Olympische goden. Het was het monster Typhon,
verwekt door aardemoeder Gaea na een vrijage met de oude god van de
onderwereld Tartarus.
Typhon bestond
slechts uit duisternis, hij was een waar gedrocht en bezat geweldige
onderaardse krachten. Hij had een enorm lijf dat van op de aarde tot aan de
hemel reikte. Zijn benen waren levende kronkelende slangen. Zijn armen
strekten zich aan weerszijden van zijn romp uit over wel honderd mijl. Zijn
handen eindigden in ontzaglijk lange vingers die zelf weer eindigden in
levende slangenkoppen. Hij had een geweldige ezelskop met oren die tot in de
sterrenhemel omhoog staken. Hij had vleugels, eigenlijk vlerken, die zo groot
waren dat ze de hele hemel bedekten en het zonlicht verduisterden. Uit zijn
ogen schoten voortdurend vonken en uit zijn mond rolden onophoudelijk
vlammende rotsblokken.
Het was deze
Typhon die zich onmiddellijk na zijn geboorte tegen de Olympus richtte en de
goden bedreigde. De goden sloegen hals over kop op de vlucht en zelfs Zeus,
die toch zo machtig was, zette het op een lopen. Alleen zijn dochter Athena
vatte enigszins moed en verweet haar vader zijn laffe vlucht. Zeus vermande
zich, draaide zich om en ging de strijd met het monster aan. Hij slingerde
zijn bliksemschichten en viel Typhon aan met zijn vuurstenen sikkel. Typhon
vluchtte voor deze plotse weerstand en zocht zijn heil in Syrië.
Zeus, al zeker
van zijn overwinning, gaat hem triomfantelijk achterna, maar plots keert
Typhon zich om en grijpt met zijn mijlenlange reuzenarmen de hoogste der goden
vast. Hij snijdt de pezen uit Zeus’ voeten, zodat deze niet meer kan lopen.
Hij verbergt die pezen in een berenhuid die hij vervolgens in een grot opbergt
en laat bewaken door zijn zus Delphyne. Die zus van Typhon is al even
wanstaltig als hijzelf en het onderscheid tussen beide kan je slechts maken
dankzij de enorme staart in de vorm van een levende slang die alleen bij
Delphyne te bemerken valt.
Ondertussen
zijn alle goden naar Egypte gevlucht. Athena zoekt hen daar op en smeekt hen
om Zeus te gaan redden. Maar de geschrokken goden verroeren zich niet. Ten
slotte laten Hermes en Pan zich door Athena overreden en worden beschaamd om
hun eigen angsten. Ze trekken naar Syrië en komen bij de grot die bewaakt
wordt door Delphyne. Pan begint op zijn fluit te spelen. Het is niet een
zoetgevooisde melodie, maar het zijn erbarmelijk hoge schrille tonen die hij
produceert. Delphyne weet niet waar die snerpende geluiden vandaan komen en
geraakt in paniek. Ze vergeet daardoor haar opdracht en van de verwarring
maakt Hermes gebruik om snel en ongezien de grot binnen te glippen. In een
snelle graai heeft hij de pezen te pakken en vlucht de grot uit, richting
Syrië waar Zeus onmachtig ter plaatse was gebleven. Hermes schenkt hem de
pezen, Zeus plaatst ze weer waar ze thuishoren en zo kan hij weer lopen.
Hij bestijgt nu
zijn strijdwagen en vuurt zijn gevleugelde paarden aan. Als in een wilde storm
trekt hij ten strijde tegen Typhon. Zijn bliksemschichten treffen het monster
zonder ophouden. Nu vlucht Typhon naar de drie schikgodinnen, de Erinyen
Clotho, Lachesis en Atropos. Ze doen alsof ze hem in bescherming nemen, en om
hem zogezegd op krachten te laten komen, schenken ze hem een eendaagse vrucht.
Typhon eet ervan, maar het betekent zijn ondergang. Zijn krachten nemen nu
zienderogen af. Aanvankelijk kan hij zich nog hevig verweren tegen de
aanvallen van de woeste Zeus door enorme rotsblokken op de god te werpen. Maar
Zeus kan ze alle met zijn bliksems verpulveren. Zo komt het dat nu nog steeds
talloze rotsblokken in de Egeïsche Zee te vinden zijn. Het zijn al die grote
en kleine eilanden die over de zee uitgewaaierd liggen. Sommige bliksems
verpulveren de rotsen niet, maar werpen ze gewoon terug naar Typhon, die
erdoor verwond wordt en veel bloed verliest. Ten slotte is hij zo verzwakt dat
hij zich nog amper staande kan houden. Vuur en gloeiende, brandende stenen
lopen nog wel uit ogen en mond, maar zijn krachten nemen duidelijk sterk af.
Zeus werpt dan een enorme berg bovenop het monster en daar ligt hij nu nog
steeds, vuur en vlammende rotsblokken uitbrakend: de vulkaan Etna op Sicilië.
Zelfs in Egypte
waanden de meeste goden zich nog niet veilig en om zeker te zijn aan de
razende Typhon te ontsnappen waren bijna alle goden in de Nijl gesprongen of
hadden de gestalte van een dier aangenomen. Reden waarom in Egypte sindsdien
de goden werden afgebeeld als dieren of met een dierenkop. Bij het
sterrenbeeld Steenbok vernemen we hoe de god Pan zich in een steenbok
veranderde en zo in de Nijl sprong. Zijn metamorfose was echter maar
gedeeltelijk geslaagd en zo komt het dat hij wordt afgebeeld als een steenbok
met een vissenstaart. Zie Steenbok.
Onder de vele
goden waren ook Aphrodite en haar zoontje Eros, de liefdesgod. Ook zij waren
in paniek naar Egypte gevlucht en hals over kop in de Nijl gesprongen. Maar
Aphrodite, bezorgd als ze was om haar schattig zoontje, had toch nog de
tegenwoordigheid van geest gehad haar zoontje aan zich vast te binden, zodat
zij hem in het water niet zou kwijtspelen. Daartoe had ze haar eigen gordel en
die van Eros aan elkaar geknoopt. Als twee vissen zijn ze door het water van
de Nijl opgenomen en onzichtbaar geworden voor het monster. Veel later, toen
alle gevaar geweken was, en ze beiden weer hun ware goddelijke gestalte hadden
aangenomen, hebben ze, als eeuwig aandenken, de vissen, verbonden met de
gordels, aan de hemel gezet. En daar waar de knoop van de gordels zich
bevindt, zie je de helderste ster van het sterrenbeeld Vissen.
Uit Johann Bode's Uranographia 1801:
het sterrenbeeld Vissen
De vissen in
de Bijbel
In de Bijbel
staat het sterrenbeeld Vissen voor de broers Simeon en Levi, beiden zoons van
aartsvader Jakob. Simeon is de tweede zoon van Jakob, verwekt bij zijn eerste
vrouw Lea.
Zo staat er
geschreven:
Zij werd opnieuw zwanger, baarde een
zoon en zei: “Jahweh heeft gehoord dat ik minder bemind word; daarom heeft Hij
mij ook dit kind gegeven.” En zij noemde hem Simeon. Het volgende kind van
Lea en Jakob was weer een zoon:
Zij werd nog eens zwanger, baarde weer een zoon en zei: “Ditmaal zal mijn
man zich wel aan mij gaan hechten, want ik heb hem drie zonen geschonken.”
Daarom kreeg hij de naam Levi.(1)
Lea baarde
daarop nog een vierde zoon, maar de liefde van Jakob heeft ze nooit echt
gekregen, zijn hart ging vooral uit naar haar zus Rachel.
Simeon en Levi
zijn broers die mee aan de oorzaak lagen van het feit dat Jozef als slaaf naar
Egypte werd gevoerd. Vele jaren later, als er hongersnood heerst in Kanaän
gaan ze samen met de andere broers, maar zonder Benjamin, naar Egypte om graan
te kopen. Zij komen daar bij de onderkoning, die niemand minder is dan Jozef,
maar ze herkennen hem niet. Jozef echter herkent hen wel en wil hen op de
proef stellen. Hij zegt dat ze weer naar huis moeten gaan en terug moeten
komen met Benjamin. Om er zeker van te zijn dat ze ook zullen terugkeren naar
Egypte, laat hij Simeon in de boeien slaan:
Jozef wendde zich van hen af, de
tranen sprongen hem in de ogen. Maar daarna kwam hij bij hen terug en zette
het gesprek met hen voort. Een van hen, Simeon, liet hij grijpen en voor hun
ogen in boeien slaan. Nu gaf hij bevel hun zakken met graan te vullen.(1)
Als de broers
weer bij hun vader Jakob komen, vertellen ze hem wat hen in Egypte overkomen
is en zeggen dus ook dat ze naar de onderkoning terug moeten keren, en dat
Benjamin mee moet gaan. Maar vader Jakob is daarover zeer ongerust:
Hun vader Jakob zei tot hen: ‘Jullie
maken mij kinderloos. Jozef is weg, Simeon is weg en nu willen jullie Benjamin
meenemen. Dat mij dat allemaal moet overkomen!’(1)
Later keren de
broers toch naar Egypte terug en nemen Benjamin mee. Jozef is zo gelukkig zijn
echte broer weer te zien dat hij zich bekend maakt en hen uitnodigt om in
Egypte, in het land Gosen te komen wonen. Zo gebeurt. Jakob en zijn zonen
vestigen zich in Egypte en uit hen komt het Joodse volk voort. De zonen van
Simeon waren: Jemuël, Jamin, Ohad, Jakin, Sochar en Saül. Deze laatste was
verwekt bij een Kanaänitische vrouw. De zonen van Levi waren: Gerson, Kehat en
Merari. In Egypte verbleven niet minder dan 66 kleinkinderen van Jakob.
Als Jakob voelt
dat hij gaat sterven, roept hij zijn zonen bij zich en zegent hen. Voor ieder
van hen heeft hij een aparte uitspraak. Maar alleen Simeon en Levi moeten het
samen doen met één zegen (daarom worden zij ook samen genoemd bij de
sterrenbeelden):
Simeon en Levi zijn broers van
elkaar, hun messen zijn moordtuig. Bij hen wil mijn ziel niet te rade gaan;
waar zij bijeen zijn, laat ik mij niet zien. In hun woede hebben zij mannen
vermoord, in hun moedwil die stieren verminkt. Vervloekt hun woede, zo hevig;
vervloekt hun drift, zo wild; verdelen zal ik hen over Jakob, hen over Israël
verstrooien.(1)
De woorden van
Jakob komen meer als een vloek over hen neer. Ze hadden het ook wel verdiend,
want wie de volledige Bijbeltekst over de zonen van Jakob naleest, verneemt
hoe vreselijk deze zonen te keer konden gaan.
Veel, veel later zal de stam van
Levi (gaat het over dezelfde Levi?) over het hele volk verdeeld geraken, maar ze krijgt toch wel een vrij
belangrijke functie. Jahweh verkondigt in de loop van de veertig jaren durende
woestijntocht welke rol de levieten zullen toebedeeld krijgen. Daarover lezen
we in het boek Numeri:
Jahweh sprak tot Mozes:
“Laat de stam Levi naderbij komen en stel hen in dienst van Aäron, de
priester. Voor hem en de hele gemeenschap moeten zij hun taak vervullen bij de
tent van de samenkomst en in naam van de Israëlieten een taak vervullen door
dienst te doen bij de woning. Gij moet de levieten aan Aäron en diens zonen
ter beschikking stellen. Zij moeten hem onvoorwaardelijk ten dienste staan.”
(1)
Met deze
woorden werden de levieten aangesteld als tempelwachters en tempeldienaars.
Aan Levi hebben
we een nog springlevende uitdrukking te danken: ‘Iemand de levieten lezen’.
Het wil zeggen dat iemand streng berispt wordt of, met andere woorden, de les
gelezen. Het zou wel eens kunnen teruggaan op de vloek die Jakob over deze
zoon heeft uitgesproken.
De Vissen
aan de christelijke hemel
Julius Schiller: Vissen = Apostel Matthias
In de
christelijke sterrenhemel werd het sterrenbeeld Vissen omgedoopt tot de
apostel Matthias. Waaruit nog maar eens blijkt dat dit sterrenbeeld toch niet
echt naar waarde werd geschat, want het krijgt als christelijke tegenhanger
Matthias, die slechts de plaatsvervanger was van Judas Iskariot, de verrader.
Maar goed, Matthias mag er zijn. Hij behoorde oorspronkelijk niet tot de
twaalf uitverkoren leerlingen, maar was er toch al vroeg bij. Hij was namelijk
een van de tweeënzeventig over wie toch wel enkele keren sprake is in het
Nieuwe Testament. We gaan even luisteren bij Lukas in zijn Handelingen der
Apostelen, wanneer hij vertelt hoe de apostelen terugkeren van de Olijfberg,
waar ze net de hemelvaart van Christus hebben aanschouwd:
Toen keerden zij van de berg, die de
Olijfberg heet, naar Jeruzalem terug. Deze ligt dicht bij Jeruzalem op
sabbatafstand. Daar aangekomen gingen zij naar de bovenzaal waar ze verblijf
hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Philippus en Thomas,
Bartolomeus en Mattheüs, Jakobus, zoon van Alfeus, Simon de IJveraar en Judas,
de broer van Jakobus. Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed samen
met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus en met zijn broeders. In die
dagen stond Petrus op temidden van de broeders - er was een groep van ongeveer
honderd twintig personen bijeen - en sprak: “Mannen broeders, het Schriftwoord
moet in vervulling gaan dat de heilige Geest door de mond van David heeft
gesproken over Judas, die de gids is geworden van hen die Jezus gevangen
namen. Hij behoorde tot ons getal en had aan dit dienstwerk zijn deel
gekregen. Deze nu heeft zich met het loon van zijn misdaad een stuk grond
verworven; hij stortte voorover, barstte open en al zijn ingewanden kwamen
eruit. Dit werd bekend aan alle inwoners van Jeruzalem, zodat die akker in hun
taal Akeldame, dat is bloedakker, heet. Er staat immers geschreven in het boek
der psalmen: Zijn woonplaats worde een woestenij en niemand wone er meer en
ook: een ander neme zijn ambt over. Dus moet een van de mannen die tot ons
gezelschap behoorden gedurende de tijd dat de heer Jezus onder ons verkeerde
vanaf het doopsel van Johannes tot de dag waarop Hij van ons werd weggenomen
met ons een getuige worden van zijn verrijzenis.” Men stelde er twee voor:
Jozef, ook Barsabbas geheten, bijgenaamd Justus, en Matthias. Toen baden zij
als volgt: “Gij Heer, die aller harten kent, wijs degenen aan die Gij van deze
twee hebt uitverkoren om de plaats te bezetten in dit dienstwerk en
apostelambt, waarvan Judas ontrouw werd om heen te gaan naar zijn eigen
plaats.” Toen liet men hen loten en het lot viel op Matthias. Hij werd
toegevoegd aan de groep van de elf apostelen.(1)
Het is maar de
kunst om een loterij zo in te kleden dat ze een geestelijk, zelfs goddelijk
karakter krijgt. In elk geval, de naam van Matthias werd er voor immer mee
gevestigd en wordt (alhoewel steeds minder mensen hem als apostel kennen) tot
de twaalf gerekend. Daarmee was vooral het magische getal 12 weer rond, en dat
was noodzakelijk vermits die 12 ook konden gelieerd worden aan de 12 stammen
van Israël. De goden moeten hun getal hebben, zegt het spreekwoord. Het lot
heeft over Matthias beslist, en dat is zo ongeveer het enige dat we van hem
weten. Al de rest is verhaal. Maar daar gaat het nu juist om.
Wat is er met
Matthias naderhand gebeurd? Is hij net als de andere apostelen na Pinksteren
weggetrokken uit Jeruzalem en is hij gaan prediken? Inderdaad. En hij heeft
het zich niet gemakkelijk gemaakt. Volgens de overlevering is hij namelijk
gaan prediken bij de kannibalen. Of dat ook werkelijk zo was? Het is
twijfelachtig, vermits hij niet opgegeten werd (dan zouden er ook geen
relikwieën van hem bestaan). Hij wordt vermeld als de apostel die eerder ter
plaatse bleef en in Jeruzalem en Judea werkzaam was als prediker. Wat hij
vertelde bleek toch niet in goede aarde te vallen, want hij schoot er het
leven bij in. Tweemaal zelfs: hij werd gestenigd én onthoofd.
Daarna wordt er
eeuwenlang niets meer over Matthias gehoord. Tot de moeder van keizer
Constantijn de Grote (Sint Helena - er is zelfs een eiland naar haar genoemd,
Napoleon kan er over meespreken) zijn relieken vindt en naar Rome laat
overbrengen. Helena heeft wel meer dan één wonderbaarlijke reliek
teruggevonden. Men gelooft haar op haar woord en de relieken zijn een kostbaar
bezit. Zo vertelt men dat Helena zélf de restanten van de apostel naar Trier
overbracht en dat heeft dan weer tot gevolg gehad dat deze apostel vooral in
Duitsland een grote verering heeft gekend en nog kent.
Met die
verering liep het zoals met zoveel andere heiligen over wie weinig of niets
bekend was. Men fantaseerde er lustig op los. In de middeleeuwen kende men
talloze verhalen over deze heilige. Weinig is daar van overgebleven, tenzij
het belang van zijn feestdag op 14 mei. De dag die eraan vooraf gaat is een
vigiliedag (een vastendag en dat wijst toch wel op het grote belang van het
feest).
Het meeste
lezen we over hem in de ‘Actae Andreae et Matthiae’ waarin we het verhaal
lezen over zijn predikingen bij de kannibalen. Al de andere verhalen over hem
kan je ook lezen bij de andere apostelen, zoals gevangenschap en wonderlijke
bevrijding en zo meer. Omdat hij de enige apostel is die in Duitsland zijn
laatste rustplaats heeft gevonden – in Trier oftewel Trèves - is zijn naam in
dat land nog overbekend. Heel wat jongens dragen er trouwens zijn naam. Er is
iets wat we zeker niet mogen vergeten, en daarom moet hij hier ten overvloede
vermeld worden: hij is namelijk de patroon van het begin van het schooljaar
(ook van bouwvakkers, gereedschapsmakers, kleermakers, scholieren, slagers,
smeden, suikerbakkers, timmerlieden enz.) En als je met een ongeneeslijke
hoest zit, denk dan eens aan hem, bid desnoods en hij zal je gedenken en wie
weet, zelfs genezen. Maar dat hangt ook voor een deel van jezelf af.
Julius Schiller. Matthias als het sterrenbeeld Vissen
Attribuut van Matthias: de bijl
Matthias in het Laatste Avondmaal van
Leonardo da Vinci
Vermits Matthias nog niet tot de 12
apostelen behoorde op Witte Donderdag, staat hij ook niet afgebeeld op het
Laatste Avondmaal. Daar staat de apostel Judas Iskariot; die hij later verving
wel op.
Judas Iskariot.
Klik op de afbeelding om het volledige
fresco te zien.
Christelijke
vissen
Voor sommigen
was het verhaal over Matthias nog niet christelijk genoeg. Voor hen was het
sterrenbeeld Vissen nog veel sterker verbonden met de figuur van Christus. Zo
werden de vissen soms beschouwd als zijnde de twee vissen die Christus bij de
prediking op de berg aan vijfduizend mensen (vrouwen en kinderen niet
meegerekend) verdeelde. Er was toen ook sprake van vijf broden en na afloop
verzamelden de apostelen nog mandenvol kruimels. Of er nog iets van de vissen
overbleef wordt niet verteld. In elk geval, de christenen in de eerste eeuwen
gebruikten het teken van de vis als een herkenningsteken - nu zie je dat nog
regelmatig in kerken en op liturgische gewaden. Daardoor konden christenen
temidden van de vreselijke vervolgingen elkaar toch in het geheim ontmoeten.
Sirius: Timoer. De zwaardvechter met
het masker 1982
De ster van Betlehem
Dit
sterrenbeeld werd lange tijd beschouwd als belangrijk om de geboortedatum van
Christus vast te stellen. Dat kwam omdat in het jaar 747 auc (= 747 ab urbe
condita = vanaf de stichting van Rome) de planeten Jupiter en Saturnus in dit
sterrenbeeld in een zeer nauwe conjunctie stonden. De twee planeten werden dan
beschouwd als de ster van Bethlehem en dat jaar moest dus de geboorte van
Christus geweest zijn. De grote astronoom Keppler meende dat dit de ster was
die de Driekoningen naar Bethlehem leidde.
Ster en steen
Op de borstplaat van de Israëlische hogepriester waren 12
stenen bevestigd. Die correspondeerden met de 12 zonen van Jakob en daardoor
ook met de 12 sterrenbeelden van de dierenriem.