Nederlands Steenbok
Latijn
Capricornus
Frans
Capricorne
Engels
Capricorn
Duits
Steinbock
Italiaans
Capricorno
Spaans
Capricornio
Portugees
Capricórnio
Sterrenbeeld Steenbok. De zon doorloopt dit sterrenbeeld
- van rechts naar links op de tekening - tussen 20 januari en 16 februari.
Klik op de afbeelding voor de originele grootte.
Sterrenbeeld Steenbok: locatie van de sterren binnen het
beeld. Tekening gebaseerd op Johann Bode (Uranographia 1801) en Samuel Leigh (Urania's
Mirror 1823). Klik op de afbeelding voor de originele
grootte.
Uit Johann Bode's Uranographia 1801: de sterrenbeelden
Waterman en Steenbok
De Steenbok in de
Griekse mythologie
Toen de schepping nog jong was en
Zeus hoog op de Olympus troonde en heerste over aarde en kosmos, werden de
goden door een enorm monster bedreigd. Het scheelde niet veel of de goddelijke
heerschappij was door dit monster omver geworpen. Het was het monster Typhon.
Het gedrocht is wel al lange tijd van de aarde verdwenen, maar zijn naam leeft
nog voort in een natuurverschijnsel: de typhoon of wervelstorm.
Typhon was de
zoon van een vrijage tussen de godin van de aarde, Gaea, en de oude god van de
onderwereld Tartarus. Hier was geen lichtende scheppingskracht aan het werk
geweest, maar pure duistere krachten doorstroomden moeder aarde. Het kind dat
zij baarde was dan ook een gedrocht, een afschuwelijk monster, maar begenadigd
met ontzaglijke onderaardse krachten.
Typhon had een
enorm lijf dat tot aan de hemel reikte. Zijn benen waren levende slangen. Zijn
armen waren zo lang dat ze zich aan weerszijden van zijn lichaam over honderd
mijl uitstrekten. Zijn handen eindigden in ontzaglijk lange vingers die
uitliepen op talloze slangenkoppen. Zijn kop was een ezelskop met zulke lange
oren dat die tot in de sterrenhemel omhoog staken. Hij had vleugels die zo
groot waren dat ze de hele hemel verduisterden en het zonlicht aan de aarde
onttrokken. Onophoudelijk schoot er vuur uit zijn ogen en uit zijn mond rolden
aanhoudend vlammende rotsblokken.
Amper was dit
monster uit de aarde ontstaan of het richtte zich tegen de heilige Olympus en
bedreigde de goden. Die sloegen hals over kop op de vlucht, zelfs Zeus durfde
niet op zijn hoge troon te blijven en werd hiervoor door zijn dochter Athena
uitgescholden. Toen vermande Zeus zich en ging de strijd aan met Typhon.
Zeus slingert
zijn bliksemschichten en valt het monster aan met zijn vuurstenen sikkel.
Typhon vlucht daarop naar Syrië, maar Zeus achtervolgt hem. Plots draait
Typhon zich om en grijpt Zeus met zijn slangenarmen vast. Zeus is machteloos.
Typhon snijdt hem de pezen uit zijn voeten, zodat Zeus niet meer kan gaan en
laat hem zo achter in de woestenij. De pezen van Zeus verbergt Typhon in een
berenhuid, die hij in een grot stopt, en laat die bewaken door zijn zus
Delphyne, die al even wanstaltig is als hij zelf, en slechts daarin van hem
te onderscheiden is dat ze een enorme staart heeft in de vorm van een levende
slang.
De goden,
behalve Athena, zijn naar Egypte gevlucht. Athena zoekt hen daar op en
verzoekt hen om Zeus te redden. De goden Pan en Hermes vermannen zich en
beloven dat te doen. Ze trekken naar Syrië en komen bij de grot die door
Delphyne wordt bewaakt. Daar begint Pan op zijn fluit, de syrinx, te spelen en
brengt zo’n hoge schrille tonen voort dat Delphyne daardoor schrikt. Heel even
vergeet ze haar opdracht en daarvan maakt de snelle Hermes gebruik om de grot
binnen te glippen. Hij rooft de pezen en snel keert hij daarmee naar Zeus
terug. Nu kan Zeus weer gaan. Hij bestijgt zijn strijdwagen en vuurt zijn
gevleugelde paarden aan. Als in een wilde storm trekt hij weer ten strijde
tegen Typhon en zijn bliksemschichten treffen het monster zonder onderbreking.
Typhon zoekt
opnieuw zijn heil in de vlucht en komt bij de drie schikgodinnen Clotho,
Lachesis en Atropos. Het lijkt of ze hem zullen beschermen en om hem weer op
krachten te laten komen schenken ze hem een eendaagse vrucht. Typhon eet ervan
en dat is zijn ondergang. Zijn krachten nemen zienderogen af.
Aanvankelijk
gaat de strijd tussen hem en Zeus in volle kracht voort, waarbij Typhon enorme
bergen en rotsblokken naar Zeus werpt. Maar Zeus kan ze alle met zijn
bliksemschichten treffen waardoor ze in de zee neervallen en er nu nog steeds
liggen. Daardoor komt het dat de Egeïsche zee zo vol eilanden en rotsen ligt.
Vele rotsblokken worden door de bliksems ook teruggeworpen naar Typhon die
talloze verwondingen oploopt en veel bloed verliest. Op den duur is hij zo
verzwakt dat hij zich nog amper kan verdedigen al slaat het vuur nog wel uit
ogen en mond. Zeus werpt ten slotte een enorme berg bovenop Typhon. Daar ligt
hij dan, nog steeds vuur en vlammende rotsblokken uitbrakend: het is de
vulkaan Etna op Sicilië.
Toen de goden
naar Egypte waren gevlucht, waanden ze zich nog niet voldoende veilig en
daarom sprongen ze in de Nijl. Zo ook de god Pan. Om zeker niet op te vallen
wilde hij zichzelf in een vis veranderen, maar de metamorfose was niet
helemaal geslaagd.
Alleen zijn
achterlijf krijgt de vorm van een vis, terwijl zijn bovenlijf de vertrouwde
bokkengestalte behoudt. Later zal hij op die manier aan de hemel gezet worden:
half bok, half vis, als aandenken aan de strijd met Typhon. Maar ook in de
taal blijft er iets van deze gebeurtenis bewaard. Als we het over een
geweldige plotselinge angst hebben, dan spreken we nog steeds over een
panische angst. En dat woord hebben we ook aan de god Pan te danken, aan de
Steenbok en het bovenstaande verhaal dus.
In de
dierenriem is Steenbok de tegenhanger van Kreeft. Het zijn beide zeer
onopvallende sterrenbeelden, met weinig heldere sterren. Maar ze zijn wel
belangrijk, want de dierenriem of zodiak staat in deze sterrenbeelden het
verst verwijderd van de hemelequator of evenaar. Kreeft staat het diepst, het
dichtst bij de aarde, Steenbok het hoogst en het dichtst bij de hemel. Daarom
werd Steenbok vroeger beschouwd als het sterrenbeeld waar doorheen de zielen
van de afgestorvenen naar de hemel opstegen. Het is het midzomersterrenbeeld:
de zon staat dan ook op haar hoogste punt als zij dit sterrenbeeld binnengaat.
Tenminste zo was dat vroeger, nu is dat alleen nog zo voor de astrologen, niet
voor de astronomen.
Uit Johann Bode's Uranographia
1801: het sterrenbeeld Steenbok
De Steenbok
in de Bijbel
Steenbok was in
de Joodse traditie het sterrenbeeld van Naphtali, zoon van Jakob. De beeltenis
was afgebeeld op zijn banier. Dit gaat terug op de zegen die Jakob bij het
eind van zijn leven over Naphtali uitsprak:
“Naphtali is een uitgelaten hinde
die schone jongen werpt.”
Men beschouwde
het sterrenbeeld Steenbok in die dagen als een hinde. Naphtali, die zelf een
zoon was van Bilha de slavin van Jakobs vrouw Rachel, had vier zonen:
Jachsaël, Guni, Jeser en Sillem. Zij wijken met hun vader en hun grootvader
Jakob uit naar Egypte en vestigen zich daar in het land Gosen.
De Steenbok
aan de christelijke hemel
Julius Schiller:
Steenbok = Simon de Zeloot
In de
christelijke overlevering werd het sterrenbeeld Steenbok omgedoopt tot Simon
de Zeloot, apostel, één van de twaalf. Hij wordt zeloot genoemd omdat hij
ijverde voor de vrijheid van Israël en in die zin ook wel eens zou kunnen
behoord hebben tot de sekte der zeloten, die beroemd werd in de strijd tegen
de Romeinen. Nochtans was hij aanvankelijk als tollenaar een medestander van
de Romeinen.
Soms heet hij
in de Schrift ook Simon de Kanaäniet, een naam die in de legende werd
gekoppeld aan de bruiloft van Kana, waar hij dan de bruidegom zou geweest
zijn. Het was de bruiloft waar Jezus water in wijn veranderde. Een legende
vertelt dat hij al predikend door Afrika trok en ten slotte in
Groot-Brittannië belandde. Waarschijnlijk is hij daar nooit geweest en trok
hij eerder richting Egypte en Perzië. Omstreeks het jaar 70 stierf hij de
marteldood, volgens de legende werd hij doormidden gezaagd.
In de tijd van
keizer Augustus werd de Steenbok afgebeeld op munten omwille van het feit dat
de keizer onder het teken van de Steenbok was geboren.
In de oudheid
werd dit sterrenbeeld ook beschouwd als de opening naar de hemel waardoorheen
de zielen van de gestorvenen opstegen naar hun eeuwige verblijfplaats.
Julius Schiller. Simon de Zeloot als het sterrenbeeld
Steenbok
Attribuut van Simon de Zeloot: de zaag
Simon de Zeloot in het Laatste
Avondmaal van Leonardo da Vinci
Simon de Zeloot
Klik op de afbeelding om het volledige
fresco te zien.
De Steenbok
in Egypte
In het oude
Egypte was Capricornus bekend als de god Chnoem, die gehuisvest was bij de
watervallen in Elephantine en heerste over het water van de Nijl, dat hij kon
laten rijzen en dalen. Hij heerste dus over de zo noodzakelijke jaarlijkse
overstromingen. Hij woonde in een grot, die gevormd werd door een gebogen
slang. In die ruimte zat Chnoem gehurkt. Hij houdt daar twee kruiken in zijn
hand waaruit het Nijlwater vloeit. Op zijn hoofd staan planten: het teken dat
het water dat hij schenkt vruchtbaarheid brengt. Zo was het ook. Want als de
Nijl niet overstroomde dreigde er hongersnood. Er wordt overigens in de Bijbel
uitvoerig verteld hoe zeven jaren van hongersnood Egypte teisterden. Een
relaas daarvan is ook te vinden in een oude tempeltekst uit de tijd van de
Ptolemeïsche vorsten. Maar daar dient de tekst om de tempel van Chnoem meer
macht te verlenen en hij is, naar het schijnt, volledig verzonnen. In elk
geval was hij wel doeltreffend, want de tempel kreeg een groot gebied bij de
waterval als eigendom toegewezen.
Chnoem
Het beeld van
Chnoem zou eerder passen bij het beeld van de Waterman, het sterrenbeeld dat
volgt op Steenbok.
De zondebok
van Israël
Ten slotte is
er ook nog het beeld van de zondebok. In het Bijbelboek Leviticus staat klaar
en duidelijk en nogal omstandig beschreven hoe de Israëlieten hun offers
moeten brengen. Meestal zijn het brandoffers van stieren, geiten, rammen,
schapen of meel. Maar er is ook een verzoeningsoffer. Dat dient om voor de
zonden van het hele volk verzoening af te smeken. Zo staat er geschreven:
“Aäron legt zijn hand op de kop van
de bok en belijdt over het dier alle misdaden en vergrijpen van de
Israëlieten, van welke aard ook, en laadt deze op de kop van de bok. Dan
stuurt hij het dier onder de hoede van iemand die daartoe is aangewezen, naar
de woestijn. Zo draagt de bok al hun misdaden weg naar een woest land. In de
woestijn wordt de bok losgelaten.”
(1)
Dat is de
zondebok die we sindsdien kennen en ook in ons spraakgebruik hebben
geïntegreerd