WOLFRAM, 20 maart
Luc Cielen in Rinkkrant 920 van 17 maart 2006
voornaam
Wolfram, Wulfram, Wulfran, Wolframus, Vulfran, Vulframno, Vulfrannus, Vulfrano, Wulfrano
betekenis van de naam
wolf en ram
leven en legende
Omstreeks 647 werd Wolfram geboren in Milly in de Gâtinais in de streek Brie. Hij was een hoveling onder de Merovingische koningen Chlotarius III en Theodorik III.
Rond 690 is hij bisschop van Sens. Hij bleef dat slechts twee jaar lang, want hij voelde zich meer aangetrokken tot missioneringswerk. Hij richtte zich daarvoor tot de Friezen, en nam enkele monniken uit het klooster van Fontenelle mee om dat werk te volbrengen.
In die dagen brachten de Friezen nog mensenoffers - meestal kinderen, iets wat Wolfram spoedig wist te verhinderen en te verbieden. Hij redde zelfs meer dan eens een kind van de offerdood. Er wordt verteld dat hij op een keer erin slaagde een jongetje dat reeds ter dood was gebracht weer tot leven te wekken. Dat jongetje heette Ovo.
Op het eind van zijn leven keert hij naar Fontenelle terug; sterft er in 700 of daaromtrent. In 1158 wordt zijn stoffelijk overschot bijgezet in Abbeville in de kerk die naar hem is genoemd.
Er gaat een mooie legende over hem:
Het gebeurde tijdens het missioneringswerk in Friesland. Dat verliep zo succesvol dat zelfs de Friese koning Radboud zich wilde laten dopen. Een grootse en plechtige ceremonie werd opgezet. Temidden van al de manschappen werd een doopbekken neergezet. Radboud ontdeed zich van zijn kleding en stapte op de doopvont toe. Hij zette zijn voet al in het water, maar opeens twijfelde hij en richtte zich dan tot Wolfram met de vraag: “Als ik gedoopt ben en ik sterf, ga ik dan na mijn dood mijn voorvaderen in de hemel terugzien?”
Wolfram antwoordde: “Nee, dat kan niet, want zij waren niet gedoopt.”
Daarop trok Radboud zijn voet uit het doopbekken terug, kleedde zich aan en liet zich niet dopen. De verering van zijn voorvaderen was sterker dan het nieuwe geloof dat Wolfram verkondigde.
Meestal wordt Wolfram afgebeeld met een schip. Die afbeelding verwijst naar een andere legende. Om van de ene plek naar de andere te reizen in Friesland, waren de waterwegen het meest voor de hand liggend. Op een van die reizen had een klerk een pateen in het water laten vallen. Nu was en is zo’n pateen een bijzonder heilig voorwerp, omdat daarop de hostie wordt gelegd. Die mocht dus niet verloren gaan. Met een dieplood wist Wolfram de pateen te lokaliseren zodat ze weer uit het water kon gehaald worden.
Bekende naamgenoten.
Er is er maar één: Wolfram von Eschenbach.
Hij is de meest bekende Duitse middeleeuwse dichter. Maar veel is er over hem niet geweten. Zijn roem dankt hij aan één boek: Parzival. Dat boek is een graalroman. Dat wil zeggen: het gaat om de graal. Wat die graal is, dat denken tegenwoordig de miljoenen lezers van het boek van Dan Brown: “De Da Vincicode” te weten. Maar wat Wolfram onder de graal verstaat is iets totaal anders dan wat Dan Brown denkt te weten. Bij Wolfram is de graal een geheimzinnige steen. Hij is zeskantig - het is een lapis sexilis. Hij is een drinkbeker die bij de agnostici in het oosten een zeskantige drinkbeker van smaragd was. Men dacht daarin het goddelijke te kunnen aanschouwen. Bij Parzival heeft deze beker goddelijke kracht: hij geneest en schenkt voedsel aan de ridders in de burcht Mont Salvat. De naam van deze geheimzinnige burcht, die je alleen kan betreden op uitnodiging van de heer van de burcht - het boek Parzival gaat hoofdzakelijk over de zoektocht van Parzival naar deze burcht - is in feite niets anders dan een vertaling van de mooie romantische burcht die Wolfram uit zijn omgeving kende: de Wildenberc. In het Nederlands zou ze Wildenberg heten. In het Frans Mont Sauvage. Zo ook in het Latijn: Mons Silvaticus en in de middeleeuwse tekst: Munsalvaesche.
Richard Wagner heeft voor zijn opera Parzival uitbundig geput uit het werk van Wolfram von Eschenbach.
Wie was Wolfram von Eschenbach?
Hij leefde tussen 1170 en 1220.
Hij was een man van eenvoudige komaf - tussendoor geeft hij in zijn roman enkele details over zichzelf prijs. Zo schrijft hij dat hij zo arm is, dat zelfs een muis bij hem thuis niets te eten zou vinden. Maar hij is wel ‘heer’ in zijn eigen woning, al is dat slechts een armzalig krot. Zijn beroep? Hij zegt zelf wat zijn beroep is: “Schildes ambet ist mîn art”. Dat betekent : “Mijn beroep is het om met wapens om te gaan”. Dus hoogstwaarschijnlijk, bijna zeker zelfs, was hij niet van adel, in tegenstelling tot wat nogal eens wordt beweerd en wat bijvoorbeeld in encyclopedieën nog steeds te lezen staat. Wolfram is zijn hele leven afhankelijk geweest van de graven van Wertheim. Hij onderhield nauwe banden met de markgravin von Cham. Had connecties aan het hof van Thüringen en met de heren von Walldürn (deze laatsten woonden op de Wildenberc). We weten ook dat hij een leek was. Het is dan ook een beetje verwonderlijk dat hij gestudeerd heeft en een zeer ontwikkeld man was, die onder andere Frans verstond en las. Dat blijkt ten overvloede uit zijn Parzival, waarvoor hij de Franse tekst van Chrestien de Troyes als model gebruikte.
In de tekst van Wolfram komen nogal wat verwijzingen naar Oosterse en Arabische bronnen voor. Hoe kon hij die kennen? Hoe kon hij bijvoorbeeld de Arabische namen van planeten kennen? Het is mogelijk dat hij contacten met Arabische geleerden had doordat hij zelf mee op kruistocht is gegaan in 1197-1198, aan de zijde van Hermann von Thüringen.
Uit alles blijkt dat Wolfram zijn tijd ver vooruit was en de wegbereider was van een nieuw tijdperk. Men beschouwde hem wel eens als een voorloper van Luther en men vergeleek hem met de Faustfiguur zoals Goethe die beschreven heeft. Dit schrijft professor Van der Lee in 1986 in zijn inleiding op de Nederlandse uitgave van de Parzival. Deze professor schrijft overigens het volgende: “Tot slot nog dit: Wolfram heeft nog meer geschreven. Hij zong op navrante wijze over de liefde, die haar hoogtepunt bereikt in het uit elkaar gaan der geliefden, en dichtte nóg twee - helaas onvoltooid gebleven - ridderromans, de Willehalm en de Titurel. Vooral in de Titurel merkt men op vele, vele plaatsen, dat hier een dichter spreekt die een grote levenservaring heeft, die geleerd heeft te beseffen dat al het mooie op deze wereld bloot staat aan een ongewisse dreiging, dat de korte momenten van geluk in het leven van de mens gepaard gaan met een benauwende hoeveelheid zorgen en pijn, en dat er uiteindelijk maar één uitweg, één blijvend houvast is: de genade van boven.”
In de ridderroman is Lohengrin, de zwaanridder, de zoon van Parzival. Zijn verhaal speelt zich af in Brabant, en Antwerpen is de plek waar Lohengrin aan land komt.
De naam Parzival kennen we nu als de naam van een steinerschool voor bijzonder onderwijs in Antwerpen. Lohengrin komen we tegen als de naam van de Wilrijkse steinerschool. Titurel is de naam van een steinerinstituut in Putte-Nederland. De namen van de figuren uit Wolframs ridderroman zijn dus nog levendig, zeker in antroposofische kringen.
Over enkele weken is het Goede Vrijdag, dag waarop Parzival de graalburcht betrad. Het is dan ook al enkele keren gebeurd dat op deze dag of in de dagen voor of na Goede Vrijdag de Parzival (Parsifal) van Wagner werd opgevoerd in de Vlaamse Opera in Antwerpen.