VORMTEKENEN TWEEDE KLAS
Luc Cielen Op deze pagina vind je 93 voorbeelden van vormtekeningen die je kunt geven in de tweede klas. Voor de lessen vormtekenen heb je er per schooljaar slechts een dertigtal nodig, maar je kunt ook vormtekeningen opgeven als illustratie bij taal- en rekenopdrachten. Hoe meer vormtekeningen de kinderen maken, hoe meer oplettend ze worden voor vormgeving in natuur en cultuur. Op de pagina vormtekenen in de eerste klas vind je nog meer dan 100 voorbeelden, waarvan je de meeste ook in de tweede en in de derde klas kunt gebruiken.
1. Vormtekenen is denkend tekenen
2. Eerst oefenen, dan tekenen, dan
afwerken
4. De werkwijze
5. Symmetrieopgaven met één lijn
6. Symmetrieopgaven met dubbele lijn
7. Symmetrieopgaven met lussen
8. Symmetrieopgaven voorbeeld van
afwerking
9. Spiegelingsopgaven met één lijn 10. Spiegelingsoefeningen
met lussen 11.
Spiegelingsopgaven met stapelen 12.
Spiegelingsopgaven onder de spiegelingsas 13.
Spiegelingsopgaven over de spiegelingsas 14.
Spiegelingsopgaven over de
bladbreedte 15.
Symmetrieopgave kan
spiegelingsopgave worden en vice versa 17.
Applicaties (toepassingen, design) 18. Wentelingen 19.
Mandala’s 20. Opmerkingen 21.
Extra voorbeelden
vierzijdige symmetrie -------------------------------------------------------------------------- VORMTEKENEN IS DENKEND TEKENEN Bij het vormtekenen gaat het om
lijnvoering. Hoe is de lijn: recht of krom (gebogen)? Hoe sluiten de
lijnstukken op elkaar aan: met een hoek of met een boog? Hoe lopen de lijnen:
naar rechts, naar links, naar boven, naar beneden, schuin omhoog, schuin
omlaag? Is de lijn gesloten of open: vormt ze een vlak of niet? Als de lijn
de begrenzing is van een vlak: hoe kun je dit vlak dan laten opvallen? Bij symmetrie- en
spiegelingsopgaven ontstaat er meestal een vlak. De kunst is om de aandacht
naar dit vlak te richten, zodat de lijnen, hoewel die stevig dik en in kleur
getekend zijn, toch het vlak alle aandacht gunnen. Gebogen lijnen (krommen) liggen
gemakkelijk in de hand en zijn minder inspannend om te tekenen. Rechte lijnen
daarentegen vragen voortdurend controle en overzicht en vergen meer aandacht
en inspanning tijdens het tekenen. Elke hoek, elke verandering van
richting van de lijn wekt aandacht en concentratie. Symmetrie en spiegeling vragen
voortdurend aandacht en afweging: hoe loopt de lijn ten opzichte van de as?
Naar links, naar rechts, naar boven, naar onder, hoe ver verwijdert ze zich
van de as, loopt ze parallel met de as of staat ze er loodrecht of schuin op,
enzovoort? Vormtekenen leidt enerzijds tot het
verbonden schrift (dankzij het tekenen van friezen) en
anderzijds tot meetkunde. Vormtekenen leert de kinderen met aandacht
kijken naar alle mogelijke vormen in natuur en cultuur: Bladvormen (rond, hoekig,
ingesneden e.a.) Boomvormen (naaldboom – loofboom
e.a.) Bloemvormen (driedelig, vierdelig,
vijfdelig e.a.) Kristalvormen (kwarts, calsiet,
basalt e.a.) Schelpvormen (slak, zeeslak,
ammoniet e.a.) Fles, karaf, vaas, kaarsenhouder,
schaal, kom, pepermolen, potjes e.a. Schemerlamp, appliques
e.a. Design, sierkunst, decoratie enz. ------------------------------------------------------------------ EERST OEFENEN, DAN TEKENEN, DAN AFWERKEN. Elke opgave is drieledig. 1. Oefenen (op een oefenblad). Laat de oefening op een oefenblad
maken met schetspotlood. Lukt het de eerste keer niet, gebruik dan een
volgend oefenblad. Lukt het nog niet: dan weer een volgend oefenblad
enzovoort tot de oefening lukt of min of meer aanvaardbaar is. Voor de leerkracht zijn de
oefenbladen het belangrijkst. Aan de hand daarvan kan zij/hij zich een
oordeel vormen over de ontwikkeling van het kind, over de aandacht die het
aan de tekening besteed heeft, over de mogelijkheden en onmogelijkheden van
het kind. Welk probleem wordt hier zichtbaar? Moest het kind het blad draaien
of niet om de tekening te maken? 2. De lijn(en) tekenen. Is de opgave op het oefenblad (min
of meer) geslaagd, dan tekent het kind de oefening op het tekenblad met
schetspotlood, en liefst zo zacht mogelijk. Slaagt een kind er niet in om de
tekening op het oefenblad te maken, dan kan de leerkracht de tekening
(gedeeltelijk) op het tekenblad voortekenen. Staat de tekening in schetspotlood
op het tekenblad, dan is het belangrijkste aspect van het vormtekenen
afgelopen. Daarna volgt de afwerking. Die is minder belangrijk, maar toch
noodzakelijk, want elk werk moet een zekere schoonheid uitstralen en zo goed
mogelijk afgewerkt worden. 3. Afwerken in kleur. Bij symmetrie- en
spiegelingsopgaven laat je de as waarrond gespiegeld werd, uitgommen. Is de potloodlijn te dik (te hard
op het potlood gedrukt), de potloodlijn licht uitgommen tot ze nog net
zichtbaar blijft. De tekening in één kleur afwerken. Enkele keren met dezelfde kleur
over de tekening gaan, zodat de lijn wat dikker (breder) wordt. Een tweede kleur naast de eerste
kleur aanbrengen. Let erop dat de twee kleuren bij elkaar passen: ofwel
elkaar aanvullen ofwel contrasteren met elkaar. Een derde kleur naast de vorige
twee kan ook, maar is soms niet echt nodig, zeker als de eerste twee kleuren breed getekend zijn en de kleuren bij
elkaar passen of contrasteren. De achtergrond NIET
inkleuren en een kader tekenen op de rand van het blad is ook NIET nodig. Grote tekeningen (op een blad
groter dan A4) kun je met waskrijtjes laten afwerken. Kleine tekeningen (in een reken- of
taalschrift) kun je met dunne kleurpotloden laten afwerken. Soms volstaat dan
één kleur. Elk lijnstuk moet in één beweging
getekend worden,
ook bij het afwerken in 2 of 3 kleuren. Let erop dat de kinderen niet met kleine
streepjes werken. Elke lijn van hoek tot hoek is één beweging. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- SYMMETRIE- & SPIEGELOEFENINGEN Het vormtekenen in de tweede klas
bestaat hoofdzakelijk uit symmetrie- en spiegeloefeningen. Friezen
(bandfiguren) tekenen zoals in de eerste klas is alleen van toepassing als de
kinderen nog niet toe zijn aan het verbonden schrift. Toch kunnen ze nu en
dan lange friezen tekenen, wat heel goed mogelijk is bij spiegeloefeningen
(zie een voorbeeld verderop). Symmetrie heeft betrekking op links/rechts
met een verticale centrale as, zoals dit bij de menselijke figuur te zien is.
Spiegelen heeft betrekking op onder/boven
met een horizontale as, zoals je dit in de natuur ziet bij de spiegeling in
een wateroppervlak. Waarom symmetrie- en
spiegeloefeningen? Vóór de leeftijd van ongeveer zes jaar
hanteert het kind beide handen en voeten doorgaans evenwaardig. De bewegingen
zijn elkaars spiegelbeeld. Het kind heeft nog geen besef van links en rechts.
Vanaf zes jaar treedt de lateralisatie in: er ontwikkelt zich samenwerking
tussen beide handen met een zekere "taakverdeling"; de ene hand
voert uit, de andere assisteert. De voorkeurhand/-voet gaat steeds meer de
handeling uitvoeren. Na de lateralisatiefase is de rechter- of linkerdominantie duidelijk. Hierdoor wordt dus
rechtshandigheid of linkshandigheid bepaald. (Wikipedia). In de eerste en de tweede klas
ondersteunen symmetrie- en spiegeloefeningen de voorkeurshand, maar tegelijk
oefenen de kinderen daarmee het evenwicht: links en rechts en boven en onder
moeten gelijkwaardig zijn, ondanks de voorkeur voor links of rechts. Met de
ogen moet het kind voortdurend aftasten of de figuur rechts van de
symmetrielijn beantwoordt aan de figuur links ervan. Gaat bij een symmetrieopgave de
lijn aan de linkerkant schuin links naar onder, dan moet die aan de
rechterkant schuin rechts naar onder. De afstand tot de middellijn
(symmetrieas/spiegelingsas) moet aan beide kanten
hetzelfde zijn. Dit vergt veel controle, zowel van de handmotoriek als van de
ogen. Het is een voortdurend aftasten en kritisch beoordelen van het eigen
werk. Zo spreek je tegelijk het denken en het kunstzinnige - dat zich vooral
in de afwerking manifesteert - aan. Daarbij betrek je de creativiteit en het kleurbeleven van de kinderen. Motorisch gezien is het belangrijk
dat elke lijn (lijnstuk) in één vloeiende en
ononderbroken beweging wordt
neergezet. Dit vergt voor sommige kinderen heel wat durf, maar als ze erin
slagen, geeft dit een voldaan gevoel en groeit hun zelfvertrouwen. Dankzij de vele symmetrie- en
spiegeloefeningen slagen de kinderen er langzaamaan in om meetkundige figuren
als cirkel, vierkant, rechthoek en andere vormen uit de vrije hand te
tekenen. Daardoor ervaren ze al tekenend de eigenschappen van deze figuren.
Symmetrie- en spiegeloefeningen monden in de vijfde en de zesde klas dan ook
uit in meetkunde. Bij symmetrie- en
spiegeloefeningen ontstaat er binnen de lijnen een vlakke vorm. Als de as,
waarrond de lijnen gespiegeld zijn, verdwijnt, wordt de vorm in zijn geheel
zichtbaar. De as moet daarom zéér licht getekend zijn en zo mogelijk
uitgegomd kunnen worden. -------------------------------------------------------------------------------------------------- Bij het
vormtekenen hanteer je volgende stappen: 1. Oefenen in het klad (oefenblad).
Eén, twee of meer keren per opgave. 2. De tekening met schetspotlood op
het tekenblad zetten. 3. De tekening in kleur zetten en
verschillende keren met dezelfde kleur over de lijn gaan, zodat de lijn dikker
(breder) wordt. 4. Een tweede kleur naast de eerste
kleur zetten en ook deze lijn dikker (breder) maken door er enkele keren
overheen te gaan. 5. De achtergrond liefst NIET
inkleuren. Het wit van het blad is de ideale contrastkleur. Wil je de
vormtekeningen toch op een gekleurde achtergrond zetten, schilder het blad
dan vooraf nat-in-nat en laat het opdrogen, waarbij je zorgt dat het blad
mooi vlak blijft. Maar doe aub niet zoals in vele scholen gebeurt: eerst de
tekening maken en dan het blad met waskrijt of wasblokje inkleuren. Dit
levert (bijna) altijd een afschuwelijk en onverzorgd resultaat op. 6. Vormtekeningen op grote bladen
(groter dan A4) kun je met waskrijtjes laten tekenen. Op kleinere bladen en
in schriften of op werkbladen, waar de vormtekeningen dienen om lege vlakken
op te vullen, laat je de vormtekeningen met kleurpotlood maken. WERKWIJZE 1. Een gedeelte van de tekening
(ofwel linkerhelft ofwel rechterhelft — of bovenste helft of onderste helft)
staat klein op het bord. Als het kan 1 of 2 dagen vóór de tekenles. De
tekening bevat de as (verticaal of horizontaal of een combinatie van beide)
in wit krijt en de tekening in kleur (1 kleur of wit), dus nog niet afgewerkt
met diverse kleuren. 2. Bij de aanvang van de tekenles —
en na de bespreking van de vorige tekening — tekent de leerkracht de
aslijn en het gedeelte van de tekening dat als opgave dient in het groot op
het bord. Dus niet de hele tekening en zeker niet de volledige tekening in
kleur afgewerkt, want daardoor ontneem je de kinderen de kans om de tekening
naar eigen inzicht en mogelijkheid aan te vullen. 3. De kinderen tekenen de vorm die
op het bord (de gedeeltelijke tekening) staat met de vinger in de lucht, met
de vinger op de tafel, met de voet op de vloer, met een hand enzovoort. Van
grote beweging naar kleine beweging. Dit is niet per se nodig, maar
kan een extra gelegenheid zijn om de kinderen in beweging te brengen. 4. De kinderen vullen nu met de
vinger of hand of voet het ontbrekende deel van de tekening aan (in lucht, op
tafel, vloer enz.). Rechtshandige/-voetige kinderen
doen dit met de rechterhand/-voet, linkshandige/-voetige
kinderen doen dit met de linkerhand/-voet. 5. Als afwisseling kun je de
linkerhelft van de tekening ook eens met de linkerhand, de rechterhelft met
de rechterhand laten tekenen (in lucht, op tafel, vloer enz).
Bij een spiegelingsoefening kun je met de linkerhand de bovenste helft
tekenen en met de rechterhand de onderste helft of vice versa of je gebruikt
hand en voet.
6. De kinderen tekenen nu met
gewoon tekenpotlood (schetspotlood, bijvoorbeeld HB) op een oefenblad de
tekening, zo zacht mogelijk. Ze laten die controleren door een ander kind en
ten slotte door de leerkracht. Indien nodig geeft de leerkracht enkele
aanwijzingen en geeft desnoods nog een tweede oefenblad. In sommige gevallen
kan een derde of vierde oefenblad zinvol zijn, maar dan steeds met de nodige
ondersteuning en hulp van de leerkracht: een stuk voortekenen of de hele
figuur héél zacht op het blad tekenen. 7. Is de tekening op het oefenblad
voldoende geoefend, dan tekenen de kinderen de vorm op een tekenblad:
de aslijn(en) met zéér zacht schetspotlood of met lichtgeel
kleurpotlood; de vormtekening onmiddellijk in
kleurpotlood of als het kind nog niet zo goed tekent, met
schetspotlood, maar dan zéér zacht. Is de vorm geslaagd, dan gaat het
kind met dezelfde kleur 5 of meer keren over de tekening om de lijn dikker
(breder) te maken. Maar je kunt ook de vorm, als die in schetspotlood staat,
uitbreiden door – individueel per kind – er een lijn aan toe te voegen (zie
punt 10 verderop). 8. De vorm kan afgewerkt worden
door naast de lijn een tweede of zelfs een derde kleur aan te brengen. Dit
moet steeds zo gebeuren dat de lijnvoering behouden blijft. Dus niet beginnen
inkleuren of met korte streepjes de vorm natrekken. Meestal zijn twee of drie
kleuren voldoende, want de lijn moet steeds duidelijk herkenbaar blijven. 9. De achtergrond van een vormtekening
kan best gewoon wit blijven. Dus niet inkleuren en zeker niet met de platte
zijde van een waskrijtje of wasblokje wat kleur laten aanbrengen. De vorm
zelf moet duidelijk met de achtergrond contrasteren. Wil je toch een
gekleurde achtergrond, gebruik dan gekleurd papier. Je kunt daarvoor het
tekenblad enkele dagen op voorhand met nat-in-nat-schilderen, laten drogen en
goed platdrukken. Een kader tekenen op de rand van het blad is niet nodig. 10. Als kinderen héél snel en goed
de vorm getekend hebben, kun je een extra lijn toevoegen om de tekening nog
wat moeilijker te maken. Dit doe je individueel per kind, zodat je elk kind
een andere vorm kunt geven. In de loop van een schooljaar, met
één les vormtekenen per week, kun je een 30-tal vormtekeningen laten maken. Daarnaast kun je tal van
vormtekeningen laten maken in reken- en taalschriften tijdens de betreffende
periodes, om de bladspiegel aan te vullen, waar dat zinvol is. ---------------------------------------------------- VOORBEELDEN De hieronder gegeven voorbeelden
hoef je niet in de volgorde te geven zoals ze getekend zijn.
Symmetrieoefeningen (rond een verticale as) en spiegeloefeningen (rond een
horizontale as) kun je door elkaar geven. Bijvoorbeeld: de ene week een
symmetrieopgave, de volgende week een spiegeloefening, de week erop een
andere soort symmetrieoefening enzovoort. De voorbeelden zijn niet beperkend.
Je kunt voortdurend nieuwe vormen bedenken, want je kunt tal van variaties
maken op basis van dit gegeven: rechte en gebogen lijnen in combinatie met
elkaar. 1. SYMMETRIE Symmetrieopgaven
met één lijn. Meestal teken je de linkerkant voor.
Maar af en toe kun je ook eens de rechtse kant voortekenen. Nog meer
voorbeelden vind je bij het vormtekenen van de
eerste klas. Je kunt ook nu en dan de
rechterkant van de
tekening als opgave geven zodat de kinderen de linkerkant moeten aanvullen. Deze
manier van werken gaat tegen de hand en de schrijfrichting in. Voor de
linkshandige kinderen is dit een welkome afwisseling, want voor hen is het
gemakkelijker. -------------------------------------- Bij deze opgaven kun je spelen met
symmetrische lettervormen en kun je letters (af en toe) vanuit spiegelbeeld
omzetten naar normaal beeld (zoals de letter R hieronder bij de voorbeelden)
of andersom (zoals het cijfer 6 en de letter G hieronder). Bij de letter R
(die in het voorbeeld niet tegen de symmetrieas komt) zie je dat bij het
spiegelen niets bijzonders gebeurt: er verschijnt de gewone letter R. Bij het
cijfer 6 en de letter G ontstaat er een binnenruimte. De bedoeling is dat die
ruimte de aandacht krijgt en dus bij het afwerken benadrukt wordt. Het cijfer
en de letter zijn dan niet meer belangrijk.
Nog meer voorbeelden vind je bij het vormtekenen van de
eerste klas. ------------------------------ Bij deze opgaven is er wat aandacht
nodig bij de afwerking. De tekening + spiegeling laat je in één kleur
afwerken. De tweede kleur volgt echter niet de lijn bij het snijden (kruisen)
en snijdt dus niet. Deze tweede kleur dient om de nieuw ontstane binnenruimte
te benadrukken. Zo kun je ook een extra kleur toevoegen aan de buitenkant. En
binnen de lussen kun je nog een extra kleur laten zetten. Zo krijg je drie
vlakken: een binnenvlak, een buitenruimte en kleine
binnenvlakken binnen de lussen. Nog meer
voorbeelden vind je bij het vormtekenen van de
eerste klas. ----------------------------- De
afwerking in kleur benadrukt de binnen- en
buitenruimten en de binnenruimte van de lussen, zoals in het voorbeeld
hieronder. De tekening in potlood afwerken, de symmetrieas uitgommen: De tekening in één kleur zetten (enkele keren met dezelfde kleur over
de lijn gegaan): Een tweede kleur, aan de binnenkant van de lijn zetten en er ook enkele
keren overheen gaan om de lijn dikker (breder) te maken. De lussen hebben nog
géén tweede kleur: Een derde kleur aanbrengen, aan de buitenkant van de lijn; ook deze
kleur breder maken door er enkele keren overheen te gaan: De lussen binnenin een extra kleur geven. Dit kan dezelfde kleur zijn
als de binnenkant van de grote figuur, maar kan ook een vierde kleur zijn
(zoals hier): Let er bij het tekenen
met schetspotlood en kleurpotlood of waskrijt op dat de kinderen de
lijnstukken in één beweging tekenen, zoals je op de voorbeelden hierboven
kunt zien. Sommige kinderen hebben de neiging om de lijnen in kleine stukjes
te tekenen, waardoor bij het resultaat overal kleine uitsteeksels te zien
zijn. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 2. SPIEGELING Spiegeling
met één lijn.
Recht of gebogen of combinatie van beide, zoals in de voorbeelden hieronder.
Nog meer voorbeelden vind je bij het vormtekenen van de
eerste klas. ----------------------------- Spiegeling met lussen. Hieronder voorbeelden van
spiegeloefeningen met lussen. ---------------------------- Spiegeling met lijnen die telkens vanaf de spiegelingsas vertrekken en stapelen. -------------------------- Spiegelingsopgaven met de opgave onder de spiegelingsas. In de voorbeelden hieronder zullen sommige vormen
na het afwerken herkenbaar zijn. Als dit zo is, dan kan de spiegelingsas uitzonderlijk wél benadrukt worden. ------------------------- Spiegelingsopgave
zowel boven als onder de spiegelingsas. met als resultaat: Als je de spiegelingsas
verwijdert en de tekening in 2 of 3 kleuren afwerkt krijg je als resultaat
dit: ------------------------- Spiegeloefeningen kunnen over de hele breedte van het blad gaan, maar ook over nog langere stroken papier. Je kunt eindeloze
variaties bedenken op combinaties van rechte en kromme lijnen. ---------------------------------------------- Symmetrie kan spiegeling worden. Je kunt de tekeningen van de vorige
reeks (symmetrie) een kwartslag draaien naar links of naar rechts. Bijvoorbeeld: Zo kun je van één symmetrieoefening vier verschillende
spiegeloefeningen maken, met telkens een andere vorm als resultaat. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 3. VIERZIJDIGE SYMMETRIE (combinatie van symmetrie en spiegeling). Nog meer
voorbeelden vind je bij het vormtekenen van de
eerste klas. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Symmetrie is terug te vinden in
talloze toepassingen in huis en elders. In de voorbeelden hieronder heb je
enkele flessen, potten en een lantaarn. Door met de breedte en de hoogte
van de tekening te spelen, kun je van één oefening verschillende opgaven
maken omdat de gebogen lijnen bij elke aanpassing anders zijn. Je geeft aan de kinderen alleen de
linkerhelft op (zoals op de tekening hieronder) zonder erbij te
vertellen welke figuur of welke toepassing het is. Door de volledige tekening
te maken zien de kinderen de gehele vorm en zien ze ook welk voorwerp ze
getekend hebben. In 1e en 2e klas geef je enkele
eenvoudige opgaven, in de 3e en de 4e klas kun je moeilijkere opgaven geven.
Nog meer voorbeelden vind je bij het vormtekenen van de
eerste klas. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 5. WENTELINGEN Wentelingen zijn aanzienlijk
moeilijker om te tekenen dan symmetrie- en spiegelingsoefeningen, op
voorwaarde dat de kinderen hun blad niet mogen draaien. Lukt het niet zonder
het blad te draaien, dan laat je het draaien wel toe. Wentelingen zijn
opgaven die je in de loop van de tweede klas kunt beginnen geven en vanaf de derde klas regelmatig kunt
voorzien. In de tweede klas kun je wentelingen laten maken met cirkels die in
4 verdeeld zijn. In de derde en volgende klassen kun je opgaven geven met
cirkelverdelingen in 3, 4, 5, 6, 7, 8 enzovoort. Je kunt de figuren naar
rechts laten wentelen, maar even goed naar links. Je begint met een assenstelsel
zoals bij de vierzijdige symmetrie. In het vak bovenaan links (of een
ander vak naar keuze) teken je een kwart van een cirkel. Daarin teken je een bepaalde figuur
met rechten of met krommen of met een combinatie van beide. De kinderen spiegelen de cirkelboog
in de vier vakken (symmetrie + spiegeling) De figuur binnen het cirkelsegment
gaan ze nu niet spiegelen, maar draaien (wentelen): ze draaien de figuur 90°
naar rechts voor het vak bovenaan rechts. Nog eens 90° wentelen voor het vak
onderaan rechts. En nog eens 90° wentelen voor het
vak onderaan links. Voor dit vak kun je de originele figuur ook 90° naar
links laten draaien. WERKWIJZE 1. De horizontale en verticale
assen tekenen: 2. Een boog (kwart van een cirkel)
tekenen: 3. De vorm (figuur) tekenen: 4. De cirkel tekenen (door te
spiegelen): 5. De figuur in het vak bovenaan
rechts tekenen, niet gespiegeld, maar gekanteld (90° gedraaid): 6. De figuur nog eens 90° draaien
en in het vak onderaan rechts tekenen: 7. De figuur nog eens 90° draaien
en in het vak onderaan links tekenen: 8. Cirkel en assen uitgommen. De
cirkel kun je, als je dat wilt, laten staan en samen met de figuur in kleur
afwerken. In dit voorbeeld is alleen de figuur behouden: 9. De lijnen van de figuur breder
maken met dezelfde kleur door er enkele keren overheen te gaan: 10. Een tweede kleur toevoegen. In
dit voorbeeld is een lichte kleur aan de binnenkant van de figuur toegevoegd: 11. Een derde kleur toevoegen. In
dit voorbeeld een nog lichtere kleur aan de binnenkant: 12. Een vierde kleur (facultatief)
toevoegen. In dit voorbeeld is dit een donkere kleur aan de buitenkant: ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 6. MANDALA'S kunnen in de lessen vormtekenen aan
bod komen op voorwaarde dat de kinderen zélf de mandala's tekenen en daarna
inkleuren of NIET inkleuren. Mandala's kunnen opdrachten zijn bij drie-,
vier- en zeszijdige symmetrie. Vormtekeningen dienen om het denken op een
kunstzinnige manier aan het werk te zetten. Mandala’s inkleuren betekent het
tegenovergestelde: het is een vorm van meditatie met het doel het denken uit
te schakelen, maar dat kun je op klassikaal niveau in de kleuter- en lagere
school veel beter doen door te zingen en te musiceren; voor individuele
kinderen kan het tekenen en inkleuren van mandala’s zinvol zijn om tot rust
te komen. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Tekeningen fotokopiëren en aan de
kinderen geven om in te kleuren doe je vanzelfsprekend niet. Geef altijd kwaliteitsvol
tekenpapier (160 g of meer). Voor het vormtekenen is glad
tekenpapier ideaal. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Op de blog van Madelief Weideveld
staat een mooi voorbeeld van vierzijdige symmetrie. Zij maakt deze oefening
in de derde klas, maar je kunt ze net zo goed in de tweede klas geven.
Madelief hanteert een andere werkwijze dan ik prefereer – zij tekent de hele
tekening op het bord terwijl de kinderen de tekening op hun blad maken - maar
als afwisseling op de courante – en pedagogisch meer verantwoorde werkwijze -
kan dit ook, al moet je te allen tijde vermijden dat kinderen je nabootsen. https://www.pinterest.com/pin/521713938077925255/ Madelief geeft een vierkant blad om
oefeningen over vierzijdige symmetrie te geven. Dit is oké, maar je kunt net
zo goed een rechthoekig blad geven en de kinderen het zelf zo laten vouwen en
knippen (scheuren) dat ze een vierkant blad overhouden. Zij laat het blad ook
in vier vouwen als kinderen er niet goed in slagen om de horizontale en
verticale middellijnen te tekenen. Zo komt ze deze kinderen tegemoet, wat een
goede zaak is. Een andere oplossing is om ze het midden van elke zijde te
laten zoeken met een meetlat (liniaal) en deze (dit) ook te gebruiken om de
middellijnen te tekenen. Vrijescholen/steinerscholen staan huiverig tegenover
het gebruik van meetlatten in 1e, 2e en 3e klas met als gevolg dat ze de
kinderen in hun ontwikkeling afremmen.
Bordtekening van Madelief
Heideveld
Resultaat van de kinderen Op Pinterest vind je nog meer voorbeelden
van vierzijdige symmetrie. Het zijn opgaven die je ofwel in de tweede klas of
in de derde klas kunt geven. In veruit de meeste voorbeelden van deze
tekeningen is de achtergrond ingekleurd, hoewel dit meestal niet nodig en
niet zinvol is. Wil je echter graag een wat meer sprookjesachtige sfeer
meegeven aan de vormtekeningen, dan kun je dat doen, maar daardoor verschuift
de aandacht van de lijn naar de kleur- en sfeerbeleving. |
|
|
|