VORMTEKENEN EERSTE KLAS
Luc
Cielen Op deze pagina vind je meer dan 100 voorbeelden van
vormtekeningen die je kunt geven in de eerste klas. Voor de lessen
vormtekenen heb je er per schooljaar slechts een dertigtal nodig, maar je
kunt ook vormtekeningen opgeven als illustratie bij taal- en rekenopdrachten.
Hoe meer vormtekeningen de kinderen maken, hoe meer oplettend ze worden voor
vormgeving in natuur en cultuur. Op de pagina vormtekenen in de tweede klas vind je nog bijna 100 voorbeelden,
waarvan je sommige ook in de eerste en in de derde klas kunt gebruiken. Vormtekeningen in voorbereiding op het verbonden schrift vind je in het boek Bas Kunstler schrijft en op de webpagina https://www.cielen.eu/vakken/schrijven/leren%20schrijven.html.
1. Vormtekenen is denkend tekenen
2. Eerst oefenen, dan tekenen, dan
afwerken
4. De werkwijze
5. Symmetrieopgaven waarbij
geen nieuw vlak ontstaat
6. Symmetrieopgaven waarbij wél
een nieuw vlak ontstaat
7. Symmetrieopgaven gaan over de
symmetrieas
8. Symmetrieopgaven met dubbele
lijn
9. Symmetrieopgaven met 2
lijnen en lussen 10. Voorbeeld van afwerking van
symmetrieopgave met nieuw vlak 11.
Spiegelingsopgave waarbij geen
nieuw vlak ontstaat 12.
Spiegelingsopgave waarbij wél een
nieuw vlak ontstaat 13.
Spiegelingsopgave onder de spiegelingsas 14.
Spiegelingsopgave over de spiegelingsas 15.
Symmetrieopgave kan
spiegelingsopgave worden en vice versa 17.
Applicaties (toepassingen, design) 18.
Opmerkingen In de eerste klas is het
doel van het vormtekenen drieledig: 1. Vormtekenen
als aanzet tot het verbonden schrift. Dit wordt uitvoerig behandeld op de
webpagina over leren schrijven
en in het boek Bas Kunstler schrijft. 2. Vormtekenen
als ondersteuning van de ontwikkeling van het creatieve en beweeglijke denken
door symmetrie- en spiegelingsoefeningen. 3. Vormtekenen
als scholing van de waarneming: via het tekenen ontwikkelen de kinderen
aandacht voor natuurlijke, artistieke en ambachtelijke vormen en decoratieve
elementen. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ VORMTEKENEN IS
DENKEND TEKENEN Bij het vormtekenen gaat het om lijnvoering. Hoe is de
lijn: recht of krom (gebogen)? Hoe sluiten de lijnstukken op elkaar aan: met
een hoek of met een boog? Hoe lopen de lijnen: naar rechts, naar links, naar
boven, naar beneden, schuin omhoog, schuin omlaag? Is de lijn gesloten of
open: vormt ze een vlak of niet? Als de lijn de begrenzing is van een vlak:
hoe kun je dit vlak dan laten opvallen? Bij symmetrie- en spiegelingsopgaven ontstaat er meestal
een vlak. De kunst is om de aandacht naar dit vlak te richten, zodat de
lijnen, hoewel die stevig dik en in kleur getekend zijn, toch het vlak alle
aandacht gunnen. Gebogen lijnen (krommen) liggen gemakkelijk in de hand en
zijn minder inspannend om te tekenen. Rechte lijnen daarentegen vragen
voortdurend controle en overzicht en vergen meer aandacht en inspanning
tijdens het tekenen. Elke hoek, elke verandering van richting van de lijn wekt
aandacht en concentratie. Symmetrie en spiegeling vragen voortdurend aandacht en
afweging: hoe loopt de lijn ten opzichte van de as? Naar links, naar rechts,
naar boven, naar onder, hoe ver verwijdert ze zich van de as, loopt ze
parallel met de as of staat ze er loodrecht of schuin op, enzovoort? Vormtekenen leert de kinderen met aandacht kijken naar alle
mogelijke vormen in natuur en cultuur: Bladvormen (rond, hoekig, ingesneden e.a.) Boomvormen (naaldboom – loofboom e.a.) Bloemvormen (driedelig, vierdelig, vijfdelig e.a.) Kristalvormen (kwarts, calsiet, basalt e.a.) Schelpvormen (slak, zeeslak, ammoniet e.a.) Fles, karaf, vaas, kaarsenhouder e.a. Schemerlamp, appliques e.a. Design, sierkunst, decoratie enz. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- EERST OEFENEN, DAN TEKENEN, DAN AFWERKEN. Elke opgave is drieledig. 1. Oefenen (op
een oefenblad). Laat de oefening op een oefenblad maken met schetspotlood.
Lukt het de eerste keer niet, gebruik dan een volgend oefenblad. Lukt het nog
niet: dan weer een volgend oefenblad enzovoort tot de oefening lukt of min of
meer aanvaardbaar is. Voor de leerkracht zijn de oefenbladen het belangrijkst.
Aan de hand daarvan kan zij/hij zich een oordeel vormen over de ontwikkeling
van het kind, over de aandacht die het aan de tekening besteed heeft, over de
mogelijkheden en onmogelijkheden van het kind. Welk probleem wordt hier
zichtbaar? Moest het kind het blad draaien of niet om de tekening te maken? 2. De lijn(en) tekenen. Is de opgave op het oefenblad (min of meer) geslaagd, dan
tekent het kind de oefening op het tekenblad met schetspotlood, en liefst zo
zacht mogelijk. Slaagt een kind er niet in om de tekening op het oefenblad te
maken, dan kan de leerkracht de tekening (gedeeltelijk) op het tekenblad
voortekenen. Staat de tekening in schetspotlood op het tekenblad, dan is
het belangrijkste aspect van het vormtekenen afgelopen. Daarna volgt de
afwerking. Die is minder belangrijk, maar toch noodzakelijk, want elk werk
moet een zekere schoonheid uitstralen en zo goed mogelijk afgewerkt worden. 3. Afwerken in kleur. Bij symmetrie- en spiegelingsopgaven laat je de as waarrond
gespiegeld werd, uitgommen. Is de potloodlijn te dik (te hard op het potlood gedrukt),
de potloodlijn licht uitgommen tot ze nog net zichtbaar blijft. De tekening in één kleur afwerken. Enkele keren met dezelfde kleur over de tekening gaan,
zodat de lijn wat dikker (breder) wordt. Een tweede kleur naast de eerste kleur aanbrengen. Let erop
dat de twee kleuren bij elkaar passen: ofwel elkaar aanvullen ofwel
contrasteren met elkaar. Een derde kleur naast de vorige twee kan ook, maar is soms
niet echt nodig, zeker als de twee eerste kleuren breed getekend zijn en de kleuren bij
elkaar passen of contrasteren. De achtergrond NIET inkleuren. Grote tekeningen (op een blad groter dan A4) kun je met
waskrijtjes laten afwerken. Kleine tekeningen (in een reken- of taalschrift) kun je met
dunne kleurpotloden laten afwerken. Soms volstaat dan één kleur. Elk lijnstuk moet in één beweging getekend worden, ook bij het afwerken in 2 of 3
kleuren. Let erop dat de kinderen niet met kleine streepjes werken. Elke lijn
van hoek tot hoek is één beweging. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- SYMMETRIE- & SPIEGELOEFENINGEN Symmetrie heeft betrekking op links/rechts
met een verticale centrale as, zoals dit bij de menselijke figuur te zien is. Spiegelen heeft betrekking op onder/boven met een horizontale
as, zoals je dit in de natuur ziet bij de spiegeling in een wateroppervlak. Waarom symmetrie- en spiegeloefeningen? Vóór de leeftijd van ongeveer zes jaar hanteert het
kind beide handen en voeten doorgaans evenwaardig. De bewegingen zijn elkaars
spiegelbeeld. Het kind heeft nog geen besef van links en rechts. Vanaf zes
jaar treedt de lateralisatie in: er ontwikkelt zich samenwerking tussen beide
handen met een zekere "taakverdeling"; de ene hand voert uit, de
andere assisteert. De voorkeurhand/-voet gaat steeds meer de handeling
uitvoeren. Na de lateralisatiefase is de rechter- of linkerdominantie
duidelijk. Hierdoor wordt dus rechtshandigheid of linkshandigheid bepaald.
(Wikipedia). In de eerste en de tweede klas ondersteunen symmetrie- en
spiegeloefeningen de voorkeurshand, maar tegelijk oefenen de kinderen daarmee
het evenwicht: links en rechts en boven en onder moeten gelijkwaardig zijn,
ondanks de voorkeur voor links of rechts. Met de ogen moet het kind
voortdurend aftasten of de figuur rechts van de symmetrielijn beantwoordt aan
de figuur links ervan. Gaat bij een symmetrieopgave de lijn aan de linkerkant
schuin links naar onder, dan moet die aan de rechterkant schuin rechts naar
onder. De afstand tot de middellijn (symmetrieas/spiegelingsas)
moet aan beide kanten hetzelfde zijn. Dit vergt veel controle, zowel van de
handmotoriek als van de ogen. Het is een voortdurend aftasten en kritisch
beoordelen van het eigen werk. Zo spreek je tegelijk het denken en het
kunstzinnige - dat zich vooral in de afwerking manifesteert - aan. Daarbij
betrek je de creativiteit en het kleurbeleven van
de kinderen. Motorisch gezien is het belangrijk dat elke lijn in één vloeiende en ononderbroken beweging wordt neergezet. Dit vergt voor sommige kinderen
heel wat durf, maar als ze erin slagen, geeft dit een voldaan gevoel en
groeit hun zelfvertrouwen. Dankzij de vele symmetrie- en spiegeloefeningen slagen de
kinderen er langzaamaan in om meetkundige figuren als cirkel, vierkant,
rechthoek en andere vormen uit de vrije hand te tekenen. Daardoor ervaren ze
al tekenend de eigenschappen van deze figuren. Symmetrie- en
spiegeloefeningen monden in de vijfde en de zesde klas dan ook uit in
meetkunde. -------------------- Bij symmetrie- en spiegeloefeningen
ontstaat er binnen de lijnen een vlakke vorm. Als de as, waarrond de lijnen
gespiegeld zijn, verdwijnt, wordt de vorm in zijn geheel zichtbaar. De as
moet daarom zéér licht getekend zijn en zo mogelijk uitgegomd kunnen worden. Bij het vormtekenen hanteer je volgende stappen: 1. Oefenen in het klad (oefenblad). Eén, twee of meer keren per
opgave. 2. De tekening met schetspotlood op het tekenblad zetten. 3. De tekening in kleur zetten en verschillende keren met
dezelfde kleur over de lijn gaan, zodat de lijn dikker (breder) wordt. 4. Een tweede kleur naast de eerste kleur zetten en ook deze lijn
dikker (breder) maken door er enkele keren overheen te gaan. 5. De achtergrond liefst NIET inkleuren. Het wit van het blad is
de ideale contrastkleur. Wil je de vormtekeningen toch op een gekleurde
achtergrond zetten, schilder het blad dan vooraf nat-in-nat en laat het
opdrogen, waarbij je zorgt dat het blad mooi vlak blijft. Maar doe aub niet
zoals in vele scholen gebeurt: eerst de tekening maken en dan het blad met
waskrijt of wasblokje inkleuren. Dit levert (bijna)
altijd een afschuwelijk en onverzorgd resultaat op. 6. Vormtekeningen op grote bladen (groter dan A4) kun je met
waskrijtjes laten tekenen. Op kleinere bladen en in schriften of op
werkbladen, waar de vormtekeningen dienen om lege vlakken op te vullen, laat
je de vormtekeningen met kleurpotlood maken. 1. Een gedeelte van de tekening (ofwel linkerhelft ofwel
rechterhelft — of bovenste helft of onderste helft) staat klein op het bord.
Als het kan 1 of 2 dagen vóór de tekenles. De tekening bevat de as (verticaal
of horizontaal of een combinatie van beide) in wit krijt en de tekening in
kleur (1 kleur of wit), dus nog niet afgewerkt met diverse kleuren. 2. Bij de aanvang van de tekenles — en na de
bespreking van de vorige tekening — tekent de leerkracht de aslijn en het
gedeelte van de tekening dat als opgave dient in het groot op het bord. Dus
niet de hele tekening en zeker niet de volledige tekening in kleur afgewerkt,
want daardoor ontneem je de kinderen de kans om de tekening naar eigen
inzicht en mogelijkheid aan te vullen. 3. De kinderen tekenen de vorm die op het bord (de gedeeltelijke
tekening) staat met de vinger in de lucht, met de vinger op de tafel, met de
voet op de vloer, met een hand enzovoort. Van grote beweging naar kleine
beweging. Dit is niet per se nodig, maar kan een extra gelegenheid
zijn om de kinderen in beweging te brengen. 4. De kinderen vullen nu met de vinger of hand of voet het
ontbrekende deel van de tekening aan (in lucht, op tafel, vloer enz.).
Rechtshandige/-voetige kinderen doen dit met de
rechterhand/-voet, linkshandige/-voetige kinderen
doen dit met de linkerhand/-voet. 5. Als afwisseling kun je de linkerhelft van de tekening
ook eens met de linkerhand, de rechterhelft met de rechterhand laten tekenen
(in lucht, op tafel, vloer enz). Bij een spiegelingsoefening
kun je met de linkerhand de bovenste helft tekenen en met de rechterhand de
onderste helft of vice versa of je gebruikt hand en
voet.
6. De kinderen tekenen nu met gewoon tekenpotlood
(schetspotlood, bijvoorbeeld HB) op een oefenblad de tekening, zo zacht
mogelijk. Ze laten die controleren door een ander kind en ten slotte door de
leerkracht. Indien nodig geeft de leerkracht enkele aanwijzingen en geeft
desnoods nog een tweede oefenblad. In sommige gevallen kan een derde of
vierde oefenblad zinvol zijn, maar dan steeds met de nodige ondersteuning en
hulp van de leerkracht: een stuk voortekenen of de hele figuur héél zacht op
het blad tekenen. 7. Is de tekening op het oefenblad voldoende geoefend, dan
tekenen de kinderen de vorm op een tekenblad: de aslijn(en) met
zéér zacht schetspotlood of met lichtgeel kleurpotlood; de vormtekening
onmiddellijk in kleurpotlood of
als het kind nog niet zo goed tekent, met schetspotlood, maar dan zéér zacht.
Is de vorm geslaagd, dan gaat het kind met dezelfde kleur 5
of meer keren over de tekening om de lijn dikker (breder) te maken. Maar je
kunt ook de vorm, als die in schetspotlood staat, uitbreiden door –
individueel per kind – er een lijn aan toe te voegen (zie punt 10 verderop). 8. De vorm kan afgewerkt worden door naast de lijn een
tweede of zelfs een derde kleur aan te brengen. Dit moet steeds zo gebeuren
dat de lijnvoering behouden blijft. Dus niet beginnen inkleuren of met korte
streepjes de vorm natrekken. Meestal zijn twee of drie kleuren voldoende,
want de lijn moet steeds duidelijk herkenbaar blijven. Je kunt de drie
kleuren alleen aan de binnenkant van het vlak naast elkaar zetten, maar je
kunt deze kleuren ook aan de buitenkant van het vlak zetten of zowel binnen
als buiten het vlak, zoals in het voorbeeld hieronder. Je kunt de kleuren ook
in dezelfde volgorde zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant zetten
zoals je verderop kunt zien bij punt 2.4.: SPIEGELINGEN. 9. De achtergrond van een vormtekening kan best gewoon wit
blijven. Dus niet inkleuren en zeker niet met de platte zijde van een
waskrijtje of wasblokje wat kleur laten aanbrengen.
De vorm zelf moet duidelijk met de achtergrond contrasteren. Wil je toch een
gekleurde achtergrond, gebruik dan gekleurd papier. Je kunt daarvoor het
tekenblad enkele dagen op voorhand met nat-in-nat-schilderen kleuren en laten
drogen en goed platdrukken. 10. Als kinderen héél snel en goed de vorm getekend hebben,
kun je een extra lijn toevoegen om de tekening nog wat moeilijker te maken.
Dit doe je individueel per kind, zodat je elk kind een andere vorm kunt
geven. In de loop van een schooljaar, met één les vormtekenen per
week, kun je een 30-tal vormtekeningen laten maken. Daarnaast kun je tal van vormtekeningen laten maken in
reken- en taalschriften tijdens de betreffende periodes, om de bladspiegel
aan te vullen, waar dat zinvol is. -------------------- VOORBEELDEN De hieronder gegeven voorbeelden hoef je niet in de volgorde
te geven zoals ze getekend zijn. Symmetrieoefeningen (rond een verticale as)
en spiegeloefeningen (rond een horizontale as) kun je door elkaar geven.
Bijvoorbeeld: de ene week een symmetrieopgave, de volgende week een
spiegeloefening, de week erop een andere soort symmetrieoefening enzovoort. De voorbeelden zijn niet beperkend. Je kunt voortdurend
nieuwe vormen bedenken, want je kunt tal van variaties maken op basis van dit
gegeven: rechte en gebogen lijnen in combinatie met elkaar. 1. SYMMETRIE Symmetrie zonder nieuw binnenvlak.
Meestal teken je de linkerkant voor. Maar af en toe kun je ook eens de
rechtse kant voortekenen. Eerst een reeks waarbij geen nieuw vlak ontstaat tijdens
het spiegelen. De figuur zelf kan wel een vlak zijn, maar de zijden ervan
komen niet tegen de verticale as. De figuren links en rechts komen niet tegen
de verticale as, of raken ze slechts met 1 hoek of 1 lijn. -------------------- Symmetrie met nieuw binnenvlak. Tekeningen waarbij er een nieuw vlak
ontstaat tijdens het tekenen van de symmetrie. Bij de afwerking moet dit
nieuwe vlak alle aandacht krijgen. De centrale as kun je dan best uitgommen en
de kleuren van de lijnen lopen links en rechts door. Je kunt ook nu en dan de rechterkant van de tekening als
opgave geven zodat de kinderen de linkerkant moeten aanvullen. Deze manier
van werken gaat tegen de hand en de schrijfrichting in. Voor de linkshandige
kinderen is dit een welkome afwisseling, want voor hen is het
gemakkelijker. Vijf voorbeelden uit de
vorige reeks: -------------------- De tekening kan
over de symmetrieas gaan: -------------------- Bij deze opgaven kun je spelen met symmetrische
lettervormen en kun je letters (af en toe) vanuit spiegelbeeld omzetten naar
normaal beeld (zoals de letter R hieronder bij de voorbeelden) of andersom
(zoals het cijfer 6 en de letter G hieronder). Bij de letter R (die in het
voorbeeld niet tegen de symmetrieas komt) zie je dat bij het spiegelen niets
bijzonders gebeurt: er verschijnt de gewone letter R. Bij het cijfer 6 en de
letter G ontstaat er een binnenruimte. De bedoeling is dat die ruimte de
aandacht krijgt en dus bij het afwerken benadrukt wordt. Het cijfer en de
letter zijn dan niet meer belangrijk. -------------------- Symmetrie met twee lijnen en lussen Bij deze opgaven is er wat aandacht nodig bij de afwerking.
De tekening + spiegeling laat je in één kleur afwerken. De tweede kleur volgt
echter niet de lijn bij het snijden (kruisen) en snijdt dus niet. Deze tweede
kleur dient om de nieuw ontstane binnenruimte te benadrukken. Zo kun je ook
een extra kleur toevoegen aan de buitenkant. En binnen de lussen kun je nog
een extra kleur laten zetten. Zo krijg je drie vlakken: een binnenvlak, een buitenruimte en kleine binnenvlakken binnen de lussen. -------------------- De afwerking in kleur benadrukt de binnen- en buitenruimten en de binnenruimte van de lussen, zoals in het voorbeeld
hieronder. De tekening in potlood afwerken, de
symmetrieas uitgommen: De tekening is in één kleur zetten
(enkele keren met dezelfde kleur over de lijn gegaan): Een tweede kleur, aan de binnenkant
van de lijn zetten en er ook enkele keren overheen gaan om de lijn dikker
(breder) te maken. De lussen hebben nog géén tweede kleur: Een derde kleur aanbrengen, aan de
buitenkant van de lijn; ook deze kleur breder maken door er enkele keren
overheen te gaan: De lussen binnenin een extra kleur
geven. Dit kan dezelfde kleur zijn als de binnenkant van de grote figuur,
maar kan ook een vierde kleur zijn (zoals hier): Let er bij het tekenen met schetspotlood en
kleurpotlood of waskrijt op dat de kinderen de lijnstukken in één beweging
tekenen, zoals je op de voorbeelden hierboven kunt zien. Sommige kinderen
hebben de neiging om de lijnen in kleine stukjes te tekenen, waardoor bij het
resultaat overal kleine uitsteeksels te zien zijn. -------------------- 2. SPIEGELING Spiegeling waarbij er geen nieuw vlak ontstaat over de horizontale as. -------------------- Spiegeling
waarbij er een nieuw vlak ontstaat over de horizontale as. Dit nieuwe
vlak wordt in de afwerking benadrukt. -------------------- De
tekening kan ook onder de spiegelingsas staan. -------------------- De
figuur gaat over de spiegelingsas. met als resultaat: Als je de spiegelingsas verwijdert en de tekening in 2 of 3 kleuren
afwerkt krijg je als resultaat dit: In deze voorbeelden
zijn dezelfde kleuren in dezelfde volgorde gebruikt binnen de vlakken en
erbuiten. -------------------- Symmetrie kan spiegeling worden en vice versa. Je kunt de tekeningen van de vorige reeks (symmetrie) een
kwartslag draaien naar links of naar rechts. Bijvoorbeeld: Zo kun je van één symmetrieoefening vier verschillende
spiegeloefeningen maken, met telkens een andere vorm als resultaat. -------------------- 3. VIERZIJDIGE SYMMETRIE (combinatie van symmetrie en spiegeling). -------------------- Symmetrie is terug te vinden in talloze toepassingen in
huis en elders. In de voorbeelden hieronder heb je enkele flessen, potten en
een lantaarn. Door met de breedte en de hoogte van de tekening te spelen,
kun je van één oefening, verschillende opgaven maken omdat de gebogen lijnen
bij elke aanpassing anders zijn. Je geeft aan de kinderen alleen de linkerhelft op (zoals op
de tekening hieronder) zonder erbij te vertellen welke figuur of welke
toepassing het is. Door de volledige tekening te maken zien de kinderen de
gehele vorm en zien ze ook welk voorwerp ze getekend hebben. In de 1e klas geef je enkele eenvoudige opgaven, in de 2e,
3e en de 4e klas kun je moeilijkere opgaven geven. -------------------- Tekeningen fotokopiëren en aan de kinderen geven om
in te kleuren doe je vanzelfsprekend niet. Geef altijd kwaliteitsvol tekenpapier (160 g of
meer). Voor het vormtekenen is glad tekenpapier ideaal. |
|
|
|