VINCENT, 22 januari
Luc Cielen in Rinkkrant 818 van 21 januari 2005
Al ooit eens door de Sint-Pauluskerk in Antwerpen gedwaald en de heiligenbeelden goed bekeken? Je staat ervan versteld wat een gruwelijkheden er in zo’n kerk worden tentoongesteld. Wat een martelaarsleed is er niet door de Kerk heen gegaan. Hoe komt het toch dat christenen zo graag uitpakken met al dat gruwelijks en rechtuit mensonterends? Hoogstwaarschijnlijk om de gelovigen voor te houden dat deze wereld onvolmaakt is, maar dat het Rijk van God (Christus) zéér nabij is. Dat was zo in de eerste jaren na Christus’ leven zeker het geval. Iedereen dacht toen dat Christus héél snel zou terugkeren om het Rijk Gods te vestigen op aarde. Maar dat kwam minder snel dan verwacht. In afwachting stierven de apostelen, de meesten de marteldood, maar zij hadden Christus lijfelijk meegemaakt hier op aarde, dus mochten zij gegarandeerd er zeker van zijn dat zij deel zouden hebben aan dat Rijk Gods. Voor de volgende generaties gelovigen lag het al wat moeilijker. Zij konden in afwachting maar best sterven in het volle geloof, dan waren ze tenminste zeker van een plaats in dat verwachte Godsrijk. Vandaar dat sterven als martelaar zo’n begeerde dood was. Die kleine opoffering hadden de martelaren er wel over. Daarom dat ze alles over zich heen lieten gaan, hun blik op Christus richtten en met de glimlach het vreselijkste lijden en de pijnlijkste dood ondergingen.
Om nu eens te beseffen wat een mens allemaal zoal kan meemaken als martelaar, moet je het leven van de heilige Vincentius lezen. Het is een Pauluskerk op zich. Het is een echte staalkaart van martelingen. Zo moeten we het ook lezen, want van al wat over deze heilige verteld wordt is minstens 99 procent fantasie. Gelukkig maar. Voor Vincentius.
Vincentius was een diaken in dienst van bisschop Valerius in Zaragoza in Spanje in de derde, begin vierde eeuw. Vincentius was geboren in Huesca.
Omdat Vincentius beter ter tale was dan zijn bisschop, die trouwens ook al op leeftijd was, vroeg deze laatste bijna steeds aan Vincent om het woord te voeren, ook bij preken en dergelijke.
Nu ontbood gouverneur Dacianus de beide heren naar Valencia om er gehoord te worden in verband met hun geloof. Ze kwamen er natuurlijk recht voor uit dat ze christenen waren en werden dan ook prompt in de kerker geworpen. Dat op zich was in die dagen al een marteling; Maar voor de gouverneur was dat niet genoeg. Hij liet hen aan hun lot over in de gevangenis en zorgde ervoor dat ze geen voedsel kregen. Toen ze - veronderstelde hij - bijna dood waren van de honger (tweede marteling) liet hij hen voor zich verschijnen. Tot zijn verbazing zagen ze er beiden nog redelijk goed uit, ja zelfs nog héél goed, ze verkeerden gewoon in blakende gezondheid. Dacianus was woedend. Hij begon hen te ondervragen, want vermoedde dat ze heimelijk hulp hadden gekregen. Valerius met zijn oude, zachte stem begon te antwoorden, maar Vincentius onderbrak hem en zei: “De gouverneur gaat denken dat we hem vrezen als we zo zacht spreken, laat mij het woord voeren.” Valerius liet het woord aan Vincentius, die de gouverneur de les spelde: “Jij denkt toch niet dat wij christenen ons geloof verloochenen? Zo iets zou voor ons een heiligschennis zijn!”
Dacianus merkte dat hij niets verder geraakte en staakte zijn pogingen om hen tot andere gedachten en overtuiging te brengen. De oude bisschop wilde hij niet langer op de proef stellen en verbande hem uit zijn gebied. Die jonge snaak van een Vincentius, die zo graag een grote mond opzette, zou hij wel eens mores leren. Hij liet Vincent op de pijnbank vastbinden (derde marteling) en gaf de beulen bevel hem armen en benen te breken. Dat gebeurde en toen de klus geklaard was vroeg de gouverneur: “Nu zie je er mooi uit, beste Vincentius.” Maar Vincentius antwoordde: “dat is nu net wat ik altijd heb verlangd. Ik dank je daarvoor.”
De gouverneur dreigde met ergere en zwaardere martelingen, waarop Vincentius hem smeekte om het asjeblief ook allemaal te doen. Hij keek er al naar uit.
De gouverneur liet de beulen trekken en slaan (vierde marteling), maar Vincentius bleef glimlachen. Dacianus geraakte buiten zichzelf van woede. Hij krijste en schreeuwde bevelen, hij sloeg zelfs de beulen en maakte hen uit voor verwijfde zwakkelingen die niet eens in staat waren hun werk te doen. “Arme Dacianus, zei Vincentius, jij bent het zelf die mij wreekt op mijn beulen, je bent niet meer dan mijn hulpje.”
Dacianus was niet meer te houden. Hij dwong de beulen gloeiende ijzeren staven te nemen en die in de zijden van Vincentius te steken (vijfde marteling). Dat deden de beulen met zo’n overgave dat het bloed te allen kant uit Vincentius spoot en zijn ingewanden naar buiten staken.
“Vincentius, heb toch medelijden met jezelf, schreeuwde Dacianus. Als je nu toegeeft, kan je nog genezen en weer je jeugdige schoonheid terugkrijgen die je vroeger had.”
“Het verbaast me dat je medelijden met me hebt, zei Vincentius. Weet je, hoe meer je me martelt, hoe liever ik het heb. Hoe groter je woede wordt, hoe meer plezier ik heb.”
Zo uitgelachen worden was niet naar de zin van de gouverneur. “Haal de grill!” riep hij. de beulen sprongen op en sleepten een grote grill naar binnen, die ze boven het vuur roodgloeiend lieten worden. Vincentius keek van op zijn pijnbank naar het werk en moedigde de beulen aan om goed voort te doen. Toen het ijzer heet genoeg was, wilden de beulen hem vastgrijpen en op de grill gooien, maar Vincentius strompelde zelf van zijn bank en kroop glimlachend op de hete grill (zesde marteling). Het vuur verbrandde zijn ledematen en verschroeide zijn vlees. De beulen gooiden zout in het vuur, opdat het de brandwonden nog zou verhevigen en het nog meer pijn zou doen.
Nog was het lijden van Vincentius niet ten einde. Toen hij zo goed als gaar was, staken ze priemen door zijn ingewanden en rukten ze uit zijn lijf (zevende marteling). Maar Vincentius richtte zijn ogen ten hemel en bad. Toen de beulen dat gingen berichten aan Dacianus - die blijkbaar niet voldoende geduld had om bij de marteling aanwezig te blijven - zei hij: “Hij heeft ons overwonnen, in plaats van wij hem. Maar goed, we zullen zijn lijden dan nog maar wat rekken. Gooi hem in het donkerste cachot en bestrooi de vloer ervan met vlijmscherpe nagels. Bindt hem de voeten en laat hem daar maar liggen tot hij dood is.” De beulen deden wat gevraagd was en zo onderging Vincentius zijn achtste marteling. Maar zie, toen Vincentius daar werd neergegooid, veranderden de nagels in geurige bloemen en zijn kerker vulde zich met een heerlijk licht. Zijn voetboeien vielen af en een engelenkoor daalde neder en zong voor hem. Toen de bewakers dat zagen, bekeerden ze zich allen ogenblikkelijk tot het christendom. Ook Dacianus vernam wat er gebeurde en zei: “Ga hem halen, leg hem op een bed en laat hem herstellen. Als hij voldoende hersteld is, zullen we hem nog meer martelingen laten ondergaan.”
Men legde Vincentius dus op een bed en liet hem rusten. Maar amper lag hij neer op de zachte kussens of hij gaf de geest en stierf. Dat gebeurde op 22 januari in het jaar 304.
“Nu heeft hij me ten schande gemaakt, zuchtte Dacianus, maar nu hij dood is, en ik hem niet langer meer kan folteren in levende lijve, zal ik me wreken op zijn lijk. Zo zal ik toch het laatste woord hebben.” Hij liet het lichaam van Vincentius buiten op een verlaten veld neergooien, ten prooi aan de wilde dieren. Maar de engelen waakten over het lichaam en een reuzengrote raaf vatte post naast het lijk en hield de hongerige wolven en gieren op afstand door met zijn grote vleugels heen en weer te zwaaien.
Dacianus zei: “En toch zal ik over hem triomferen.” Hij liet een enorme molensteen aanslepen en liet het lijk daarop vastbinden. Dit werd nu naar zee gesleept en in het water geworpen. Maar wonder boven wonder bleven steen en lijk drijven, hoezeer de matrozen ook hun best deden om beide onder water te duwen.
Korte tijd later spoelde Vincentius aan op het strand, waar het lichaam door een vrome vrouw werd gevonden. Samen met enkele christenen begroeven zij hem in Valencia. Maar zoals steeds, werd hem ook daar geen rust gegund. Zijn stoffelijk overschot werd bij stukjes en beetjes over grote delen van het Romeinse Rijk verspreid. Het grootste deel ervan vinden we nu nog in de dom van Lissabon, een deel is terecht gekomen in de kerk van Sao Vicente da Beira, andere delen van Vincentius liggen nu nog in Metz (Sint-Vincentiusklooster), in Besançon, in Le Mans, in Parijs en in Vitry-le-François. Dan is er ook nog wat te vinden in de kloosterruïne op de meest zuidelijke punt van West-Europa, genoemd naar deze heilige: Cabo de Sao Vicente.
In varianten op deze legende werden nog meer martelingen aan Vincentius verricht. Zo meldt men nog dat hij ook aan een balk werd opgehangen en dat men met ijzeren haken het vlees van zijn lichaam rukte (zo wordt hij trouwens nogal eens afgebeeld). Ook vertelt men dat hij aan een paal werd vastgebonden en dat men hem dan met vloeibaar lood overgoot. Dat zou het totaal aan martelingen op tien brengen.
Vincentus was de eerste Spaanse martelaar en dat is de reden waarom zijn verering zo intensief in Spanje gebeurde en nog gebeurt. Zaragoza is dank zij hem een haast even beroemde bedevaartplaats geworden als Santiago de Compostela.
Ook in Vlaanderen en Nederland is zijn naam sterk verspreid. Nog steeds worden er kinderen naar deze heilige genoemd, maar dat is toch niet helemaal terecht. Want de meeste Vincenten die wij kennen zijn niet naar deze Vincentius genoemd, maar naar een naamgenoot: Vincentius a Paulo, die in de zeventiende eeuw in Frankrijk leefde. Dat was de stichter van de lazaristen (een kloosterorde die zich toelegde op verzorging van zieken) en de Zusters van Liefde (Filles de la Charité). Het zijn vooral die laatsten die met hun klinieken de naam van Vincentius in onze streken hebben verspreid. Nu nog is er in Antwerpen een Sint-Vincentiuskliniek.
Vincent is de courante naam geworden die door vele beroemde en bekende mensen werd en wordt gedragen. Vincent van Gogh (geboren in buurgemeente Zundert) is van hen zeker de meest beroemde. In Vlaanderen kennen we een Vincent van Quickenborne, die verondersteld wordt de administratie in Vlaanderen te vereenvoudigen - nog niet zo veel van gemerkt overigens. De filmfans kennen Vincente Minnelli. Er is de titel van de film “Vincent, François, Paul et les autres” die een collega-schoolblad op het idee bracht om onder die titel een en ander over het schoolleven in een column te gieten. Gene Vincent is dan weer bekend bij de rock-‘n-roll-liefhebbers. Historici weten dat de monding van de Amazone omstreeks 1500 werd ontdekt (en verkend) door ene Vincente Pinzón. Fantasten hebben ooit gezocht naar resten van Atlantis onder het zand van de Sahara in Bory-de-Saint-Vincent. Vulkanologen spreken over vulkanen van het Vincent-type (vulkanen waarbij de erupties verticaal omhoog gestuwd worden). Aardrijkskundigen kennen de naam dankzij vele dorpen en gemeenten (In Frankrijk alleen al 44 en dan nog een 40-tal in de rest van de wereld) die naar Vincent genoemd zijn. Het meest bekend is natuurlijk Saint-Vincent and the Grenadines, een onafhankelijke eilandengroep in de Caraïbische Zee. Het eiland Saint-Vincent is dankzij de productie van arrowroot (bijna de enige plek in de wereld waar deze plant gekweekt wordt) ook bekend bij natuurvoedingsadepten en zeker bij macrobiotiekers. In Rinkrank hadden we tot eind vorig schooljaar een Vincent, die bovendien een van de eerste leerlingen van deze school was, dankzij zijn vader die mee de school oprichtte.
De naam Vincentius of Vincentia betekent: de overwinnende.
De naam komt veelvuldig voor, zowel in de mannelijke als de vrouwelijke versie.
In het Catalaans: Vicenç - Vicenta, in het Duits: Vinzenz - Vinzentia, in het Engels en het Frans: Vincent - Vincence, Vincente, in het Italiaans: Vincenzo - Vincenza, Vincenzia, in het Pools: Winzenty - Winzenta, in het Spaans en Portugees: Vicente en in het Tsjechisch: Vincenc - Vincencie.
Varianten op de voornaam zijn: Vincent, Cent, Sent, Vinne, Vin, Vince, Vicente, Zenz
Als familienaam vinden we Vincentius terug in Vincent (3.022), Vincenten, Vincentie (11), Vincenz, Cent (9), Zenzen (1), Vince (11), Vinche (75), Vincel (7), Vainsel (7), Vinsel, Vincente (5), Vincenti (28), Vingtcent (23), Vinchent (128), Vinchant (11), Vincentz (1), Vincenzi (4), Vinzent (4), Winzenz (1), Vincentius (2), Vencentius (2), Vencencius (8), Vensensius (5), Vincineau (7), Vincineaux, Sents (51), Sente (706), Senten (100), Centen (9), Sentjens (25), totaal 4.263families in België die hun naam aan Vincentius danken.
Vincentius is de patroon van een hele resem steden en dorpen, waaronder Lissabon, Milaan, Porto, Valencia en Zaragoza de belangrijkste zijn. Portugal heeft hem als nationale patroon gekozen en ook de streek Algarve heeft dat gedaan. Hij is ook de patroon van de wijnbouwers, maar dat heeft hij uitsluitend aan zijn naam te danken, waarin het woord ‘vin’ terug te vinden is.
In Spanje zegt men :
San Vicente luminoso
dadnos vino generoso
In Duitsland klinkt het zo:
Vinzenzi Sonnenschein
bringt Frucht und guten Wein