THOMAS MORE, 22 juni
Luc Cielen in Rinkkrant 734 van 18 juni 2004
Op 7 februari 1478 werd Thomas in Londen geboren in een tijd waarin armoede en uitbuiting aan de orde waren. Gelukkig voor hem was zijn vader een gegoed jurist die van zijn zoon verlangde dat hij ook jurist zou worden. Even kwam die verwachting van de vader aan het wankelen toen de moeder van Thomas al vrij jong stierf en Thomas moest uitbesteed worden. Nu, gezien de relaties van de vader kon er weinig mis gaan en vond hij in de aartsbisschop van Canterbury de geschikte opvoeder van Thomas.
Toen Thomas 14 jaar was geworden, 1492 - het jaar waarin Columbus Amerika ontdekt - studeerde hij in Oxford Latijn en Grieks en op zijn zestiende keerde hij, op vraag van zijn vader, terug naar Londen om er een opleiding tot advocaat te volgen. De appel viel niet ver van de boom: Thomas werd een bijzonder bekwaam jurist, theoloog en schrijver met een brede interesse voor geschiedenis en met enige dichterlijke aanleg. Hij studeerde tussendoor ook nog een tijd in Leuven en in Parijs. Vrij jong nog kwam hij al in dienst van de koning en maakte snel carrière. Hij was trouwens een graag geziene gast aan het hof wegens zijn aangename persoonlijkheid en zijn zin voor humor - hij hield van goede grappen. Als katholiek werd hij zeer gewaardeerd door de hooggeplaatste clerus. Ooit had hij overwogen om in een klooster in te treden. Hij heeft het niet gedaan, maar heeft wel als jonge man steeds in een klooster gewoond, tot in 1505, want dan trouwt hij. Terwijl hij in het openbare leven veel succes kent, loopt het thuis al snel mis: zijn jonge eega sterft in 1511. Hij hertrouwt met een oudere weduwe, die wel heel liefdevol zijn vier kinderen tezamen met haar eigen dochter grootbrengt. Hij wordt bevorderd tot lid van de Geheime Raad van koning Hendrik VIII, wordt ridder geslagen, wordt enkele jaren later beheerder van de universiteit van Oxford en kort daarop bekleedt hij dezelfde functie ook aan de universiteit van Cambridge. In 1529 benoemt Hendrik VIII hem tot Lord Chancelor (opperrechter of kanselier - zeg maar eerste minister) van Engeland. Daarmee bereikt hij echt de top, want dit is de hoogste functie die iemand kan bereiken.
In 1532 besluit Hendrik VIII te scheiden van zijn echtgenote Catharina van Aragon, maar de paus wil de scheiding niet goedkeuren. Daarop verwerpt Hendrik VIII het gezag van de paus en benoemt zichzelf tot hoofd van de Kerk van Engeland (de Anglicaanse Kerk). Hij verplicht al zijn hooggeplaatste functionarissen de eed van trouw aan hem als hoofd van die kerk af te leggen. Twee vooraanstaande medewerkers weigeren dat: John Fisher en Thomas More. Ze worden beiden tot ontslag gedwongen en in de gevangenis geworpen. De koning probeert nog om More te overtuigen, maar Thomas blijft hardnekkig trouw aan Rome en weigert de eed af te leggen. Daarop laat Hendrik VIII een commissie samenstellen die het geloof en de politieke betrouwbaarheid van More moet onderzoeken. Die commissie beschuldigt hem in 1535 van hoogverraad. Op 22 juni 1535 wordt John Fisher onthoofd; twee weken later, op 6 juli ondergaat Thomas More hetzelfde lot.
Thomas was een goede vriend van Erasmus, die zijn werk : Laus Stultitiae (Lof der zotheid) aan More opdroeg. Erasmus beschrijft zijn vriend als volgt: “Zijn gezichtsuitdrukking komt perfect overeen met zijn karakter. Er straalt een voortdurende liefdevolle vreugde uit en het lijkt steeds of hij op het punt van lachen staat. Hij lijkt geboren en gevormd voor vriendschap. In menselijke contacten is er niets waar hij geen vreugde uit put, zelfs al gaat het om de meest serieuze zaken. Niemand wordt minder beïnvloed door de publieke opinie, maar ook niemand gaat méér uit van gezond verstand.”
Omstreeks 1515 - Thomas More is dan onder-schout van Londen - moet hij een missie vervullen naar Vlaanderen, meer bepaald naar Antwerpen. Daar begint hij te schrijven aan zijn meest bekende werk : “UTOPIA” dat in 1516 wordt uitgegeven. Daarmee vestigt hij zijn roem als auteur en tevens als filosoof, al wordt hij door de filosofen niet steeds als een der hunnen beschouwd. Het is een boek dat net als Erasmus’ Lof der Zotheid tot het cultuurpatrimonium van de mensheid behoort en in zijn tijd in feite het begin betekende van het humanisme en daarmee het einde van de Middeleeuwen inluidde, al waren beider broodheren - Keizer Karel V en Hendrik VIII nog op en top middeleeuwse figuren.
Utopia is een boek in twee delen. In het eerste deel levert Thomas More hevige kritiek op de bestaande Europese sociale toestanden. In het tweede deel beschrijft hij het land Utopia waar geen wantoestanden heersen en hij vertelt ook hoe dat komt.
In het eerste deel lezen we over corruptie, over tirannie, over het privé-bezit dat de basis is van al het kwade in de maatschappij, waarbij de grootgrondbezitters de anderen tot armoede brengen. More heeft daarbij de Engelse landadel voor ogen die goed akkerland omzette in weiland om schapen te kweken. De schapen vereisten minder arbeidskrachten - de boeren werden dus van hun land verdreven - en brachten meer op, dankzij de wol, die in grote hoeveelheden werd verwerkt tot kleding en tapijten voor de rijken, maar nog meer met grote winst werd uitgevoerd, vooral naar Vlaanderen.
In het tweede deel vertelt More hoe hij in Antwerpen, via griffier Pieter Gilles in contact komt met de Portugese wereldreiziger Raphaël Hythlodaeus. Van hem hoort hij over de levenswijze van de Utopiërs bij wie hij vijf jaar heeft geleefd. Het land Utopia bestaat niet, maar is een verzinsel van Thomas More. Het biedt hem de gelegenheid om zijn ideeën over een rechtvaardige en gelukkige maatschappij uiteen te zetten. Kort gezegd komt het hierop neer dat er in Utopia een maatschappij van werkenden bestaat (iedereen moet op tijd en stond handenarbeid verrichten) waarin geen onderscheid is tussen arm en rijk, want iedereen beschikt over wat hij nodig heeft. Er is geen luxe, goud is er een bijzonder onedel metaal dat slechts gebruikt wordt om kettingen voor gevangenen mee te maken of voor pispotten. Geld heeft in die maatschappij geen functie en dus komen er ook geen economische misdaden voor.
Thomas is zelf een door en door overtuigd katholiek, maar in Utopia schrijft hij dat er een grote verscheidenheid aan godsdiensten bestaat. Wel gelooft iedereen in een god (men noemt hem Mythra. Dat is net zo goed de Zon, of de Maan, of een of andere Planeet, of een onzichtbare God) en is iedereen overtuigd van de onsterfelijkheid van de ziel, maar verder is elke godsdienst toegelaten. En al die godsdiensten bestaan in vrede naast elkaar. Daarmee is Thomas More ver vooruit op zijn tijd, want Luther moest bij het schrijven van dit boek nog zijn stellingen aan de kerkdeur van Wittenberg hangen, wat het begin van het protestantisme zou betekenen en daarmee samenhangend de afschuwelijke godsdienstoorlogen die de zestiende eeuw zouden kenmerken. Om een beeld te krijgen van Utopia laat ik Thomas More zelf in korte fragmenten aan het woord.
Het eerste fragment zou wel eens uit het Rode Boekje van Mao kunnen komen:
“Er is één bedrijf dat alle mannen en vrouwen, zonder onderscheid uitoefenen: de landbouw. Daarnaast leert ieder een of ander ambacht als zijn bijzonder beroep, zowel de mannen als de vrouwen. De vrouwen houden zich met de lichtere werkzaamheden bezig: zij bewerken gewoonlijk wol en linnen. Aan de mannen worden de overige bezigheden opgedragen die meer krachtinspanning vergen.”
De volgende paragraaf doet me denken aan wat ik eens heb gehoord van iemand die een tijdlang in een kibboets had gewoond, al lagen de verhoudingen arbeid-ontspanning-slapen er enigszins anders:
“Utopiërs verdelen de dag, de nacht erbij gerekend, in vierentwintig gelijke uren van gelijke lengte, waarvan zij slechts zes uur voor de arbeid bestemmen, drie in de voormiddag, waarna ze gaan eten, en als ze twee uur rust hebben genomen, besteden ze daarop weer drie uur aan de arbeid en besluiten die met het avondmaal. Tegen acht uur gaan zij naar bed. Over de tijd die ligt tussen de uren voor werk, slaap en maaltijden kan ieder naar eigen goeddunken beschikken, niet om die in weelde en vadsigheid te misbruiken, maar om naar hartelust rustig te besteden aan een andere bezigheid.”
De naturisten hadden bij More ook inspiratie kunnen vinden in de volgende zin:
“Genot noemen zij elke beweging en toestand van lichaam en ziel, waarin het aangenaam is te vertoeven, geleid door de natuur.”
Het volgende uittreksel werd blijkbaar ook gelezen in het “Derde Rijk”:
“Bij het kiezen van een echtgenoot houden zij er een heel wonderlijke gewoonte op na. De vrouw namelijk wordt door een ernstig en waardig begeleidster naakt aan de aspirant-echtgenoot getoond, en omgekeerd stelt een man van goede reputatie de huwelijkspartner naakt aan het meisje voor.... Schenders van de huwelijkstrouw worden met de zwaarste slavernij bestraft.”
Met het volgende had Konrad Lorenz op een idee kunnen komen, als hij het boek tenminste had gelezen:
“Kippen fokken zij bij geweldige aantallen, op een kunstmatige manier, die hoogst merkwaardig is. Zij leggen de eieren namelijk niet onder de kip, maar verwarmen ze op de een of andere manier bij grote kwantiteiten tegelijk en houden ze op een gelijkmatige temperatuur, waardoor ze uitkomen. Zodra de kuikens uit het ei zijn, lopen die achter hun menselijke verzorgers aan, precies als achter de kloek.”
En waarom zo’n heisa maken over euthanasie? Zo doen de Utopiërs het:
“De zieken die lijden aan ongeneeslijke ziekten, troosten ze door hun aanwezigheid, door ermee te praten, kortom door ze alle hulp te bieden die ze kunnen. Soms echter is de ziekte niet alleen ongeneeslijk, maar veroorzaakt ze ook onophoudelijk lijden en angst. Als de priesters en de magistraten dan vaststellen dat de zieke niet in staat is nog enige plicht te vervullen en tot last en hindernis is voor anderen, en zichzelf een bron van lijden, dan zullen ze hem ertoe aansporen zich niet langer vast te klampen aan dit aftakelend en pijnlijk bestaan. Als hij beseft dat zijn leven niets meer is dan kwelling, zeggen ze hem dat hij er niet tegenop moet zien te sterven, maar eerder hoopvol naar de dood kan uitkijken en dat hij zichzelf mag bevrijden uit dit leven als uit een gevangenis of zich door anderen eruit kan laten bevrijden. Op deze wijze zal hij verstandig handelen: door zijn dood zal hij niets goeds verliezen maar wel een einde stellen aan zijn lijden.”
De Engelsen die zo van de jacht hielden en houden, krijgen hier een ernstige les gespeld, net als alle andere jagers trouwens:
“Bij de Utopiërs is het tenminste zo dat de jacht beschouwd wordt als een bedrijf dat de vrije mens onwaardig is en alleen geschikt is voor jagers. Dat ambacht wordt bij hen door slaven uitgeoefend. De jacht, zeggen zij, is het meest inferieure deel van het slagerswerk. Het slachten van vee is nuttiger en ook minder immoreel, er gaat minder bij verloren en de dieren worden daarbij alleen uit noodzaak gedood. Het slachten en schoonmaken geschiedt door slaven, want zij willen niet dat hun eigen burgers eraan gewoon raken om dieren in stukken te hakken, waardoor de barmhartigheid, de trek die de mens het meest siert en hem eigenlijk pas tot mens maakt, langzamerhand verloren zou gaan.”
Thomas More is blijkbaar ook voorstander van het vegetarisme, al hangt het er een beetje van af hoe je het bekijkt:
“Er zijn er die in het geheel geen dierlijk voedsel gebruiken. Anderen zijn voorstanders van vlees eten. De Utopiërs achten de laatste categorie de verstandigste, de eerste echter de heiligste.”
Utopia betekent “Nergensland”, maar dat had de lezer al wel bemerkt.
Utopia heeft ook een eigen alfabet : het Utopalfa.
Komt Thomas More aan bod in Rinkrank?
Niet echt, maar het zou kunnen in een vierde of vijfde klas, als de interesse van de kinderen voor geheimschrift en bijzondere alfabetten aan de orde is. Dan zou zo’n Utopisch alfabet wel kunnen. Het verhaal zelf is niet zo geschikt voor de lagere school, maar in een eerste of tweede middelbaar zou het heel dienstig kunnen zijn, maar jammer genoeg hebben we dat (nog) niet in Rinkrank.
More werd in 1935, 300 jaar na zijn dood, heilig verklaard. Hij is de patroon van rechters, advocaten en politici. Een ondankbare taak, me dunkt.