https://www.cielen.eu

STEINER EN HET HOLUNDERKÜGELCHEN                                            Luc Cielen

 

In De praktijk van het lesgeven – vertaling van Seminarbesprechungen und Lehrplanvorträge – geeft Steiner in de 4e werkbespreking het volgende voorbeeld over rekenen aanvang eerste klas. Hij zegt tegen een melancholisch kind: ‘Hier is een hoopje vlierbesjes. Tel eens hoeveel het er zijn.’

 

Toen ik dat las, vond ik het toch wel intrigerend dat Steiner een kind in de eerste klas vlierbessen laat tellen. ‘Die tafel zal er mooi uitgezien hebben na het tellen,’ dacht ik, ‘en de handen en de kleren van het kind zullen ook wel onder de paarse vlekken gezeten hebben. Zo’n kleine besjes laten tellen door een kind – en dan nog een melancholisch kind! - dat pas begint te rekenen, is dat niet een beetje cynisch? Mama zal niet bijster gelukkig geweest zijn toen het kind thuiskwam, al viel een beetje paars niet zo op in Steiners kringen. Laat me het melancholische kind Melki noemen en de moeder Mutti, zoals wel meer gebruikelijk is in Duitsland, en dan stel ik me deze scène voor.

 

Melki: ‘Mutti, Mutti! Ik ben thuis!’

Mutti: ‘Maar kind, hoe zie je eruit!? Wat is er gebeurd?’

Melki: ‘O mama, van Herr Doktor moest ik vlierbesjes tellen. 56 waren het er!’

Mutti: ‘Maar zie je mooie witte kleedje! Dat gaat er niet uit in de was! Wie laat nu een kind vlierbessen tellen?’

Melki, met tranen in de ogen: ‘Maar dat moest van Herr Doktor!’

Mutti: ‘Herr Doktor, Herr Doktor! Hij moet de was niet doen! Een nieuw kleedje kopen zit er niet in hoor! Daarvoor betaalt Herr Molt me niet genoeg. Vooruit, trek dat uit!’

Even later staat Melki huilend in haar ondergoed toe te kijken hoe Mutti het kleedje schrobt in de wasteil met sop. Helaas het hele kleedje kleurt paars.

Mutti: ‘Dan ga je vanaf nu maar in je paarse kleedje naar school! Het zal daar niet opvallen en ze gaan je niet uitlachen, hoor.’

Melki: ‘Snik, snik.’

 

Hoe kwam Steiner op het idee om vlierbesjes te laten tellen? Was er dan werkelijk niets anders voorhanden?’

 

Het was 25 augustus 1919 toen Steiner dit voorbeeld gaf; de vlierbessen zullen in elk geval rijp geweest zijn daar in Stuttgart en er waren er in overvloed. Maar als je weet hoe stevig die besjes aan hun steeltjes in een tros zitten, dan besef je dat het geen kinderspel is om ze één voor één te tellen.  Maar misschien waren het gedroogde vlierbesjes? Ja, die bestaan, maar goedkoop zijn ze niet: tussen 15 à 50 euro de kilo kosten ze tegenwoordig. En zie je nu dat melancholische kind aan de slag gaan met die dure, piepkleine besjes, die bovendien helemaal niet lekker zijn om rauw te eten: ze zijn vel over been, meer pit dan bes. Nee, dit zou Steiner een melancholisch kind nooit aandoen. Waarom spreekt hij dan tot tienmaal toe in die werkbespreking over vlierbesjes?

Het antwoord kan alleen maar gevonden worden in de originele tekst, dus ben ik even op zoek gegaan en vond op http://fvn-rs.net de Duitse tekst. Daar staat: ‘Hier ist ein Häufchen Holunderbeerchen; zähle sie mal ab!’ Holunderbeerchen zijn inderdaad vlierbesjes. Maar dit is de enige keer in deze uiteenzetting dat Steiner het woord Holunderbeerchen gebruikt, negen keer heeft hij het over Holunderkügelchen. Het kan niet anders of hij heeft zich hier vergist en bedoelde ook hier Küchelgen.

 

Maar wat is een Holunderküchelgen?

In het Nederlands is dit een vlierpitbolletje. Een vlierpitbolletje? O ja, nu herinner ik het me. Daarover heb ik tijdens mijn middelbareschooltijd eens iets gehoord; was dat niet in de lessen natuurkunde? Inderdaad: op internet vond ik een experiment uit de oude doos met vlierpitbolletjes:

 

 

De vlierpitbolletjes zijn de kleine witte bolletjes op de bodem van het vat. Ze lijken helemaal niet op vlierbesjes. Wat zijn ze dan wel?

Het zijn de bolletjes die je kunt rollen van het zachte witte merg van vliertakken. Als kind gebruikten we die bolletjes voor onze ‘klakkebuis’ ofte blaaspijp: ze waren licht en kwetsten niet als het slachtoffer ermee getroffen werd. In de natuurkundeles werden ze gebruikt om te experimenteren met elektriciteit. Ze wegen per stuk ongeveer 0,3 gram. Je hebt er dus 333 van nodig om aan 100 gram te komen. 56 van die bolletjes wegen dan 17 gram. Ook nog niet erg handig om mee te tellen. Maar soit.

 

Conclusie

Je moet niet alles geloven wat in de boeken staat. Steiner heeft een kind nooit vlierbesjes laten tellen, daar mag je zeker van zijn; zo hardvochtig was hij niet. Holunderkügelchen zijn geen besjes, maar bolletjes van vliermerg. Als je dus nog eens de vierde werkbespreking uit het boek Praktijk van het lesgeven leest, weet dan dat Steiner geen cynicus was en niets aangevangen heeft met kinderen + vlierbesjes.

 

https://www.cielen.eu