INTERVIEW ERIK SCHERDER, AANVOERDER VAN EEN BEWEGING VOOR
MEER BEWEGING
‘Er is niets mis met een druk leven. The busier,
the better’
Straks zijn we weer vertrokken voor een jaar stilzitten op de
schoolbank. Of voor een tournee stress stapelen op de werkvloer. De Nederlandse
neuropsycholoog Erik Scherder predikt dat het anders
kan. ‘Schrijf op: dit is niet gewoon de mening van Erik, dit is wetenschap.’
SARAH VANKERSSCHAEVER in De Standaard, zaterdag 24 augustus 2019
Geen zorg, dit wordt geen rondje ‘dit moet u niet doen’ en
‘dit moet u vooral wel doen’. Dit is gewoon het verhaal van een tennisleraar
die fysiotherapie ging studeren, vervolgens neurologie, daarna hoogleraar bewegingswetenschappen
werd en – het leven mag spannend blijven – ondertussen professor
neuropsychologie is aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Het verhaal ook van een man met kreten als “gáán” en “huppa” en die zou kwispelen als hij kon. Onvermoeibaar
enthousiast is hij, Erik Scherder (67),
zelfs al fietst hij elke dag gemiddeld twee uur, is hij hoofd van het
departement Klinische Neuropsychologie en vindt hij vakantie een gek fenomeen.
Iets wat hij anderen van harte gunt, laat dat duidelijk zijn.
Het is 18 uur en we schuiven een artikel uit De Standaard
tussen de man en zijn ‘kapoetsjieno met een zoetje’.
‘15 jaar en al lage rugpijn’ (dS, 19 augustus) titelt
het stuk, over het feit dat 1 op de 10 jongeren tussen 15 en 24 jaar lage
rugpijn heeft. ‘Ah, ik lees het al. Door een gebrek aan beweging. Jááá. Word je niet vrolijk van, hé.’
Wie lost dat probleem volgens u het best op, ouders of
onderwijs?
‘Volgens Nederlandse politici is lichaamsbeweging een taak
van de ouders. Ik vind dat een hopeloos ouderwetse visie op onderwijs. Goed gecontroleerde studies
tonen dat kinderen bijvoorbeeld beter sommen onthouden als ze bewegend leren.
Dus tweemaal vier is… acht sprongetjes. Leerkrachten reageren dat het programma
druk genoeg is en dat al die sprongetjes de kinderen zullen uitputten. Niets
van. Kinderen kunnen zich beter concentreren als ze geravot of bewogen hebben.
En acht keer springen duurt geen eeuwigheid, zeker niet als het de gezondheid
van de kinderen ten goede komt. Als je het niet wilt horen, wil je het niet
horen, denk ik dan.’
Na het gehuppel wacht thuis de tablet.
‘Ouders vertellen me dat wanneer ze na een lange werkdag
thuiskomen en het kind rustig op de bank met een tablet zien zitten, ze er
bijna opgelucht naast gaan zitten met hun tablet. Ik veroordeel dat niet, ik
begrijp het! Je bent moe. Er is bovendien bewijs dat gamen een positief effect
heeft op je brein. Alleen moet je ook de keerzijde van nieuwe media willen
zien: na een uur op de tablet vermindert je goede humeur en verdwijnen de
effecten. Dat is het moment waarop je kind buiten zou moeten gaan spelen.’
Meer bewegen helpt rugpijn, burn-out, depressie en dementie
te voorkomen. Is het de heilige graal van het goede leven?
‘Dat is het niet, omdat je die aandoeningen helaas ook kunt
krijgen als je een actieve levensstijl hebt. Bewegen is essentieel omdat het de
risico’s vermindert. Er zijn epidemiologische studies die laten zien dat als we
wereldwijd een actieve levensstijl zouden hebben – gewoon een beetje meer
bewegen per dag – er in 2050 16 miljoen minder mensen met alzheimer zouden
zijn. Zestien miljoen. Omdat je door te bewegen minder kans hebt op onder meer
diabetes type 2 en een hoge bloeddruk, allebei risicofactoren.’
Dus als u als bewegingsgoeroe de diagnose van alzheimer
krijgt, wordt uw betoog niet minder geloofwaardig?
‘Nee, omdat ik weet dat ik er alles aan gedaan heb om het
risico te verminderen. Maar een garantie op een lang en gelukkig leven heb je
niet.’
Dat klinkt als een goednieuwsshow met niet zo’n goed nieuws.
‘Maar het is goed nieuws! Wetenschappelijk onderzoek vertelt
ons dat we zelf iets kunnen doen, dat we een invloed kunnen hebben op het
verloop van ons leven.’
Als we de gemiddelde levensloop naar een grafiek zouden
vertalen, hoe ziet die er dan uit? Is het één lange, dalende lijn van ‘heel
actief’ naar ‘doodstil’?
‘Neem je je leven niet in handen, dan gaat het inderdaad downhill. Je meest actieve jaren zijn die tot je 35ste, dus
ongeveer tot op het punt dat je kinderen krijgt, aan je tweede baan begint of
misschien wel je derde huwelijk. De trein loopt, je zit gebeiteld, het is
comfortabel. Zo gaat het verder tot aan je pensioen, waarna je gezellig kunt
uitbollen.’
U kijkt erbij alsof het woord ‘uitbollen’ een vieze ziekte
is.
‘Omdat uitbollen passé is. Je hebt heel mooie studies van
onder meer de Amerikaanse onderzoekster Denise Park, die zichtbaar maken wat er
gebeurt als je er rond je vijftigste opnieuw tegenaan gaat. Een van de titels
luidt The busier, the better. Als je tussen je vijftigste en je negentigste
nieuwe uitdagingen aangaat, voldoende cognitieve inspanningen doet en een
actieve levensstijl hebt, dan kun je het moment uitstellen waarop je mentaal en
fysiek onherroepelijk achteruitgaat. Uitbollen heeft als risico dat je
stilvalt, terwijl we allemaal weleens hebben ervaren hoe aanstekelijk het kan
zijn om iets te ondernemen. Hoe je van de ene hobby in de andere duikelt of van
de ene cursus naar de andere gaat. Dus afbouwen? God, nee. Huppa.
Gáán!’
Ook wie te snel gaat, kan stilvallen. Denk aan chronische
stress en burn-out.
‘Dat is zo. In bedrijven die me
vragen voor een lezing over stress choqueer ik de werknemers vaak met de titel
The busier, the better. Wanneer ik hun uitleg dat er helemaal niets mis is
met een druk leven, merk ik vaak dat ze dat leuk vinden. De voorwaarde is wel
dat je je grenzen en je vaardigheden respecteert, maar verder hoef je niet bang
te zijn van een druk leven. Ik werk zelf ook lang en hard, maar ik beschouw dat
niet als een straf, integendeel.’
Zelf raadt u aan om vijf keer per week een halfuur aan een
stuk te bewegen, het Vlaams Instituut Gezond Leven stelt dat drie keer tien
minuten per dag ook prima is. Hoe zit het nu?
‘De Wereldgezondheidsorganisatie raadt 300 minuten aan per
week. Wil je ook je cognitieve functies trainen, dan moet je 30 minuten
beweging of sport aan één stuk halen. En elke drie kwartier dat je hebt
stilgezeten, moet je kort even bewegen. Ga eens naar het toilet of haal een
glas water, maakt niet uit. Verder stond in het wetenschappelijke tijdschrift
The Lancet dat het bij depressie helpt om vijf keer per week drie kwartier aan
een stuk te bewegen. Dat is dus allemaal wat de wetenschap aantoont. In
Nederland ligt de beweegnorm op 150 minuten per week (in België ook, red.). Ik
ga iets heel lelijks zeggen, maar je moet al terminaal zijn om die norm niet te
halen. Het wordt pas een inspanning als het een halfuur onafgebroken is. We
moeten ambitieuzer zijn.’
Nu hebben we toch nog dwingend ‘u
moet’-advies gegeven.
‘Hm, ik probeer nochtans om het niet te doen. Iemand zei me
onlangs dat ze niet van mijn stijl hield: “U moet mij geen levensstijl
opleggen.” En ik dacht: neenee, neeneeneenee.
Ik wil mensen helemaal niet verplichten of een slecht gevoel geven, ik laat
gewoon zien wat de wetenschappelijke studies aantonen. Als die bevindingen u
niet bevallen, is dat uw probleem.’
U verkondigt geen mening, u deelt mee.
‘Precies. Al probeer ik het met zoveel enthousiasme te
brengen dat mensen zich afvragen waarom ze niet wat meer bewegen.’
Bewegen mensen meer nadat ze u hebben ontmoet?
‘Als mensen me zien, lopen ze in elk geval verdacht snel van de
lift naar de trap (lacht). Maar gedragsverandering is het allermoeilijkste.
Je ervan bewust zijn dat meer bewegen gezond is voor lichaam en geest, is de
eerste stap. Daarna moet je daar een prioriteit van maken. In een
radioprogramma kreeg ik van een luisteraar eens de vraag: “Ik ben succesvol
gestopt met roken, maar stoppen met drinken lukt me niet echt. Waarom?” Ik
vroeg hem: “Is stoppen met drinken voor u een prioriteit, zoals ook stoppen met
roken dat was?” De man gaf toe van niet. Daar heb je je antwoord: het moet een
hoofdtaak zijn.’
Hoeveel mensen halen hun onafgebroken halfuur per dag?
‘Tien procent. Er is nog werk.’
Is er voldoende hoop?
‘Ja. In het Universitair Medisch Centrum in Utrecht halen ze
mensen op intensive care uit hun bed, met alle machines en kabels erbij, om hen
toch even te laten bewegen. Zo levensreddend is het dus. We doen nu zelf ook
onderzoek naar het effect van inactiviteit in de gevangenis. We zien dat de
impulscontrole van gedetineerden eerder achteruitgaat als ze te weinig bewegen,
terwijl je toch hoopt dat mensen die beter beheersen als ze vrijkomen.’
‘Dus hoop: ja, er is zoveel literatuur die de weg wijst. En
diep vanbinnen weet je het zelf ook wel. Niet stilzitten. Gewoon niet doen.
Gáán. Huppa!’