MATTHIAS, 24 februari

Luc Cielen in Rinkkrant 917 van 17 februari 2006


De patroon van het begin van het schooljaar is Matthias. Hij zou dus tijdens de maand augustus volop in de belangstelling moeten staan, maar geen vitrine vol boekentassen die zich om hem bekommert. Hij is vergeten. Nochtans is zijn naam, zeker in Vlaanderen, zéér bekend en verspreid en in vele varianten tegen te komen.

 

De zo Vlaamse voornamen Matthias, Mattijs, Mathijs, Thijs en Tijs zijn van zijn naam afgeleid. In Nederland vind je ook nog de vrouwelijke vormen van de naam: Mathijsa, Mattia, Thijske en Tisia; Thies en Ties en Metties en misschien nog wel andere afleidingen van de naam. Of al die naamvarianten van Matthias zijn afgeleid is niet altijd duidelijk, want er is ook nog de apostel en evangelist Matteüs, wiens naam ook tot dezelfde varianten heeft geleid. En vermits Matteüs heel wat belangrijker en bekender was, zou het best kunnen dat al die genoemde afgeleiden van diens naam zijn voortgekomen. Bovendien betekent de naam Matthias helemaal hetzelfde als Matteüs, namelijk: Gave Gods.

 

Deze heilige heeft samen met Matteüs aanleiding gegeven tot heel wat Vlaamse familienamen. Het is een zeer uitgebreide reeks die hier slechts bij benadering en beperkt wordt gegeven: Matheysen, Mathezing, Mathias, Mathies, Mathijs, Mathijse, Mathijsen, Mathijssen, Mathis, Mathisen, Mathiske, Mathy, Mathyi, Matiasen, Matthiassen, Mattheij, Matthen, Matthies, Matthiesen, Matthijs, Matthijsse, Matthijsen, Matthijssens, Matthijszen, Mathijssen, Matti, Mattiesing, Mattijs, Mattijsen, Matias, Mathias, Matthia, Matthias, Mattias, Mathia, Mathiasz, Matyas, Matijas, Mathie, Mathij, Mathy, Mathyi, Mathis, Mathisen, Mathise, Matisse, Matiss, Matthi, Matthiis, Matthis, Matthissen, Matthies, Matthiesen, Mathiessen, Mathijs, Matthijs, Mathijsen, Matthijsen, Mathysen, Mathysens, Matthijzen, Mathysen, Matthijsse, Mathys, Matthys, Mathyssen, Mathyssens, Matthyssen, Matthyssens, Matthysses, Mathysses, Matys, Matysen, Mattys, Mattysse, Mattysen, Mattysens, Mattysses, Mateijsen, Matteys, Matheis, Matheise, Matheisen, Matheys, Matheyses, Mattheys, Mattheyses, Mathès, Mathèse, matèze, Mathèze, Mathaise, Mataisse, Matyn, Matyns, Mattyns, Mattijns, Matthijns, Matthijnssens, Matthynssens, enz... en dan hebben we nog de reeks Tijs, Tys, Tyst, Tis, Tisse, This, Thise, Tize, Thies, Thiess, Thiesse, Thiese, Thisse, Tiest, Theys, Theyse, Theiss, Theisse, Theis, Theijs, Teys, Teise, Teiss, Tuys, Thuys, Thuijs, Tijssen, Tijssens, Tyssen, Tyssens, Thijs, Thijsen, Thijsens, Thys, Thysen, Thysens, Thijsen, Thijsens, Thijssens, Thijssens, Thyssen, Thyssens, Tysen, Thyshen, Tissen, Tissens, Thissen, Thissens, Thisens, Thies, Thiesen, Tiessen, Thiessen, Theisen, Theissen, Theizen, Theiszen, Theihsen, Teysen, Teyssen, Teyssens, Teijsen, Theijssen, Theysen, Theyssen, Theyssens, Theyssens, Taice, Taisse, Thaise, Thays, Thayse, Tayzen, enz ..... Iedereen zal wel iemand kennen die een familienaam draagt die afgeleid is van de heilige van vandaag.

En kennen al die mensen de heilige aan wie ze hun naam te danken hebben? Ik hoop van wel, maar ik vrees van niet.

Daarom toch maar iets over Matthias. Wiens naam, afhankelijk van het boek, Mathias of Matias of Mattias gespeld wordt. Eén voordeel dus alvast voor wie worstelt met spelling, bij Matthias kan je nooit fout zitten.


Over Matthias, de apostel, staat er slechts op één plaats in het Nieuwe Testament iets te lezen, en dat is in de Handelingen der Apostelen. Daar lezen we het volgende:

 

In die dagen stond Petrus op te midden van de leerlingen - er was een groep van ongeveer honderdtwintig mensen bijeen - en zei: “Broeders en zuster, het schriftwoord waarin de heilige Geest bij monde van David heeft gesproken over Judas, de gids van hen die Jezus gevangen hebben genomen, moest in vervulling gaan. Judas was een van ons en had deel aan onze dienende taak. Van de beloning voor zijn schanddaad kocht hij een stuk grond, maar bij een val werd zijn buik opengereten, zodat zijn ingewanden naar buiten kwamen. Alle inwoners van Jeruzalem hebben van deze gebeurtenis gehoord, en daarom noemen ze dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama, wat ‘bloedgrond’ betekent. In het boek van de Psalmen staat namelijk geschreven: “Laat zijn woonplaats een woestenij worden en laat niemand daar meer verblijven.” En ook: “Laat een ander zijn taak overnemen.” Daarom moet een van de mannen die steeds bij ons waren toen de Heer Jezus onder ons verkeerde, vanaf de doop door Johannes tot de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, samen met ons getuigen van zijn opstanding.”

Ze stelden twee kandidaten voor: Josef Barsabbas, die de bijnaam Justus had, en Mattias. Daarna baden ze als volgt: “U, Heer, doorgrondt ieders gedachten. Wijs van deze beide mannen degene aan die u gekozen hebt om als apostel zijn dienende taak te verrichten en de plaats in te nemen van Judas die zijn ondergang tegemoet is gegaan.” Ze lieten hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd aan de elf apostelen toegevoegd.”

 

Vermits Matthias de opvolger en plaatsvervanger is van Judas, is het een geschikt moment om ook eens iets over Judas te vertellen, want hoewel hij apostel was, is hij geen heilige (het kan nog goed komen met hem, want in Rome wordt er tegenwoordig van gedachten gewisseld over deze Judas). Beda Venerabilis, de Engelse monnik uit de achtste eeuw, vertelt het volgende verhaal:


De legende van Judas Iskariot:

In Jeruzalem woonde een man, genaamd Ruben Simon uit de stam van Dan. Volgens de heilige Hiëronymus was hij uit de stam van Issachar. Hij was gehuwd met Ciborea.

Op een nacht, nadat de beide echtelingen hun huwelijksplichten hadden vervuld, was Ciborea in slaap gevallen en kreeg ze een droom. Zij ontwaakte uit die droom, nat van het zweet en totaal ontredderd, onder zuchten en kermen. Ze zei tegen haar man: “Ik heb gedroomd dat ik een monsterlijk kind ter wereld zal brengen, die de ondergang zal zijn van heel ons ras.”

Ruben antwoordde: “Wat voor een schandalige dwaasheid vertel je daar ! Het is zonder twijfel de duivel die je wartaal laat uitslaan.”

Maar zij repliceert: “Als onze actie van vanavond als effect heeft dat ik een zoon krijg, dan zal dat het bewijs zijn dat ik niet het slachtoffer geweest ben van een duivelse illusie, maar dat mijn droom wis en waarachtig een onthulling is van de werkelijkheid.”

Negen maanden na deze gedenkwaardige nacht baarde zij een zoon. Ruben en Ciborea waren stomverbaasd en wisten niet wat doen. Ze durfden het kind niet doden, maar wilden het ook niet opvoeden tot de man die hun volk zou uitroeien. Dus besloten ze het kind in een mandje te leggen en het aan de golven prijs te geven.

De zee bracht het mandje met het kind bij het eiland Iskariot.

De koningin van het eiland wandelde op het strand en merkte het mandje op. Zij had zelf geen kinderen en was dolgelukkig toen zij het mandje op het strand had getrokken en zag dat er een borelingetje in lag. “Wat ben ik gelukkig, zei ze, dat ik dit kind hier vind. Zo zal mijn troon na mij niet leeg blijven !”

Zij liet het kind in het geheim naar haar paleis brengen en voedde het. Zelf kleedde ze zich nu zo, dat iedereen dacht dat ze hoogzwanger was. Korte tijd later deed ze alsof ze beviel en toen toonde ze het kind aan de hele hofhouding en het volk. Heel het eiland was in feeststemming.

De koning, gelukkig met zijn onverwachte vaderschap, liet het kind een magnifieke opvoeding geven, zoals het een koningszoon past.

Maar enkele weken later was de koningin echt zwanger. En toen haar dagen vervuld waren, baarde ze een zoon. Nu werden de twee jongetjes samen opgevoed. Maar het liep niet zo vlot als verwacht. De kleine Judas (de vondeling) was absoluut niet lief voor zijn broertje. Hij plaagde hem, schold hem uit, vocht met hem en liet hem dikwijls wenen. De koningin, de enige trouwens die wist dat hij niet haar echte zoon was, liet hem daarom regelmatig straffen met een pak slaag. Maar niets hielp om het stoute kind op het rechte pad te krijgen.

Judas’ wrok om de slagen die hij kreeg werd steeds groter en op een dag sloeg hij zijn broertje (het echte kind van de koning en de koningin) in het geheim dood. Uit schrik voor de straf die hem te wachten stond, vluchtte hij met zijn familieleden naar Jeruzalem. Pilatus, die toen prefect was aldaar, zag in Judas een geestesgenoot en vatte een grote genegenheid voor hem op. Zo werd Judas hofmeester bij Pilatus.

Op een dag zag Pilatus dat de appelen in de boomgaard naast zijn paleis rijp waren en bijzonder aanlokkelijk. Hij wilde dolgraag van die appelen proeven. Maar de boomgaard behoorde toe aan Ruben, de echte vader van Judas. Maar Judas wist natuurlijk niet dat Ruben zijn vader was, net zo min al Ruben wist dat Judas zijn zoon was. Toen Judas zag dat Pilatus zo graag van die appelen wou eten, verschafte hij zich toegang tot de boomgaard van zijn vader en plukte appelen. Ruben betrapte hem, schold hem uit voor dief en rover. Judas liet zich niet doen en ging op de vuist met zijn vader. De twist liep zo hoog op dat beiden in een hevig gevecht verwikkeld raakten, waarbij Judas op een moment een steen van de grond raapte en zijn vader ermee in de nek sloeg. Ruben stierf ter plekke.

Judas raapte de appelen bijeen en ging naar Pilatus, aan wie hij de appelen aanbood en hem ook ineens vertelde wat er was gebeurd in de boomgaard. Pilatus schonk toen de bezittingen van Ruben aan Judas en liet hem huwen met de weduwe (de moeder van Judas dus).

Op een avond zuchtte Ciborea zo hartsgrondig triest dat Judas vroeg wat er scheelde. Ciborea zei: “Ik ben de ongelukkigste van alle moeders. Ik heb mijn enig kind moeten verdrinken, iemand heeft mijn man vermoord en als toppunt van mijn miserie heeft Pilatus me verplicht te huwen, ondanks de periode van rouw die ik in acht moet nemen.” Toen vertelde zij wat er gebeurd was na de geboorte van haar enig kind. Judas vertelde daarop zijn eigen levensverhaal en avonturen. En zo ontdekten ze dat Judas zijn eigen vader had vermoord en nu gehuwd was met zijn eigen moeder.

Op aandringen van Ciborea wilde Judas nu boeten voor zijn zonden. Hij ging naar Jezus, knielde voor hem neer en smeekte hem zijn zonden te vergeven.

Jezus vergaf hem zijn zonden en nam hem op temidden van zijn apostelen. Judas werd een van de vertrouwelingen van Jezus en werd zelfs zijn schatbewaarder en gevolmachtigde. Hij was het dus die de aalmoezen die Jezus ontving, bij zich droeg en beheerde. Zonder twijfel profiteerde hij van het vertrouwen om een en ander achterover te drukken of tot eigen profijt aan te wenden.

Het was kort voor de lijdensweek van Jezus dat iemand een flesje parfum had geschonken aan Jezus en de apostelen. Dat flesje was driehonderd zilverlingen waard en Judas was teleurgesteld dat hij het flesje niet te gelde had mogen maken. Natuurlijk met de bedoeling dat geld voor zichzelf te houden. Om die reden is hij dan naar de Joden gegaan en heeft hen Christus verkocht voor dertig zilverlingen.


Over die dertig zilverlingen doen twee verhalen de ronde.

Volgens de enen waren die dertig zilverlingen het tienvoudige waard, dus driehonderd. Volgens anderen waren die dertig zilverlingen het deel dat Judas gewoon was zich toe te eigenen als hij een som kreeg. Tien procent van elk bedrag beschouwde hij als zijn rechtmatig deel. Dus had hij nu de som die hij gemist had door het parfum niet te mogen verkopen. Maar van zodra hij die dertig zilverlingen had aangenomen, overviel hem de schaamte over zijn gedrag. Hij bracht ze terug en hing zich op aan de tak van een boom. Zij lichaam brak in twee en zijn darmen verspreidden zich over de grond. Zo gaf hij zijn ingewanden niet over, omdat zijn mond gezegend was door de kus die hij aan Jezus had gegeven. Die mond mocht en kon dus niet verontreinigd worden. Judas stierf ook hangend tussen hemel en aarde omdat hij zowel de engelen in de hemel als de mensen op aarde had verraden.


Enkele dagen na de hemelvaart van Jezus, stond Petrus temidden van de apostelen recht en zei: “Broeders, we moeten iemand uit de leerlingen, die altijd met ons meegereisd zijn toen Jezus nog leefde, kiezen die tezamen met ons kan getuigen dat Jezus verrezen is. De leerlingen stelden twee onder hen voor: Jozef Barsabas en Matthias. Barsabas werd ook de Rechtvaardige genoemd. De apostelen knielden toen in gebed neer en baden: “Gij, Heer, die de harten van allen kent, toon ons wie van deze beide leerlingen Judas Iskariot zal vervangen als apostel.”

Toen wierp men het lot en het viel op Matthias.

De heilige Hiëronymus merkt hierbij op dat het niet de gewoonte mag worden om priesters en bisschoppen aan te duiden door het lot. “Nee, zegt Beda Venerabilis, de uitverkiezing van Matthias gebeurde nog vóór Pinksteren, dus vóór de kerk geïnstalleerd werd. Zijn uitverkiezing moest dus nog gebeuren volgens de regels van het Oude Testament, namelijk zoals dat gebeurde bij de uitverkiezing van een hogepriester. Na Pinksteren zou dat gebeuren door beraadslaging en niet meer door het lot.”

Matthias preekte vele jaren in Judea. Sommigen beweren dat hij er als martelaar aan het kruis is gestorven. Zijn lichaam rust in Rome, onder een steen van porfier in de kerk van Santa Maria Maggiore. Men toont er het hoofd van Matthias aan de gelovigen.


Volgens een legende die in Trier opgang maakte was Matthias in Bethlehem geboren, binnen een adellijke familie uit de stam van Juda. Al predikend in Judea, deed hij vele wonderen. Hij liet blinden weer zien, zuiverde de melaatsen, dreef duivels uit, liet lammen weer gaan, schonk doven het gehoor terug, en wekte doden op. Hij maakte zoveel bekeerlingen dat de Joden jaloers werden en hem voor het gerecht daagden. De twee valse getuigen die hem beschuldigd hadden, gooiden stenen naar hem. Daarop wilde Matthias dat deze stenen samen met hem zouden begraven worden als getuigenis tegen de Joden. Terwijl men hem stenigde, sloeg iemand hem met een bijl het hoofd af (op de Romeinse wijze, schrijft De Voragine) en stierf hij, de armen ten hemel geheven.


Volgens een andere legende zou Matthias naar Macedonië gereisd zijn. Daar zou hij, in de naam van Christus, gedronken hebben van een giftige drank die al wie ervan dronk blind maakte. Maar Mathias ondervond er geen enkel nadeel van. Hij legde degenen die er wel van gedronken hadden en blind waren geworden de handen op en genas hen. Dat deed hij bij meer dan 250 personen.

De inwoners van de streek bonden hem de handen op de rug en sloten hem op in de gevangenis. Daar verscheen God aan hem, omgeven door een helder licht, verbrak zijn boeien en schonk hem de vrijheid terug. Toen de Macedoniërs toch in de boosheid volhardden, zei Matthias: “Ik verwittig jullie: jullie gaan levend in de hel belanden!” Pas had hij die verwensing uitgesproken, of de aarde opende zich en slokte hen op.


De Grieken vertellen dat Matthias naar Cappadocië trok en preekte aan de kusten van de Kaspische Zee, waar hij in de stad Issus leefde. Daar doorstond hij grote ontberingen. Hij stierf de marteldood in Colchis in Ethiopië.

Eusebius van Caesarea zegt in zijn Kerkgeschiedenis dat Matthias een van de eerste leerlingen (van de 72) was.

In de Andreas-akten staat te lezen dat Andreas Matthias uit de handen van menseneters bevrijdde.


Op zijn feestdag geeft hij uitkomst aan orakels (het lot) over levens- en liefdesproblemen.

In 1186 schreef Lambertus de Legia een heiligenverhaal waarin vele wonderen vermeld worden.


DE NAAM:


In de tekst kwamen we al tal van namen tegen in het Nederlandse taalgebied, maar in het buitenland kent men Matthias ook:

In het Duits kent men hem als Mathes (naast Matthias enz..)

Hongaars: Mátyás.

Italiaans: Mattia

Pools: Maciej

Spaans: Matías

Tsjechisch: Matěj.


Matthias en Rinkrank

Een vijftal jaar geleden verliet ene Mathias de zesde klas en zocht zijn weg verder in de middelbare school. En sinds kort is er een kleine Mathias in de peuterklas, broertje van Thomas en Nicolas. Verder hebben we nog een aantal kinderen op school die in hun familienaam, of in die van hun moeder, een verwijzing hebben naar deze heilige.

In de geschiedenis zou Matthias aan bod kunnen komen, vermits zijn relieken gevonden werden door Helena, de moeder van keizer Constantijn. Zij schonk de heilige resten aan de stad Trier, dat in haar dagen de grootste stad ten noorden van de Alpen was. Daardoor is Trier de enige plek in Duitsland waar resten van een apostel zijn bewaard. Maar of het ook de werkelijke resten zijn? Wie Helena een beetje kent, vreest daarvoor. Mathias komt verder wél ter sprake in de periodes mineralogie en astronomie, omdat daarin de 12 apostelen opgevoerd worden zoals ze afgebeeld werden door Leonardo da Vinci in het Laatste Avondmaal. (Mathias niet, want Judas wordt afgebeeld) Waarom in die periodes? Omdat er een steen is die verwijst naar deze apostel en er ook een sterrenbeeld is dat zijn christelijke naam van hem kreeg.


In Vlaanderen is de naamdag van Matthias een lotsdag, een dag die samenhangt met het weer. Vandaar de weerspreuken:


           Sint Matthijs breekt het ijs.


           Te Sint Matthijs

           Bouwt men een huis op ‘t ijs,

           Van stenen muren

           Maar ‘t zal niet lang duren.


           Voor de dag van Sint Matthijs

           zag men noch sneeuw noch ijs,

           Maar de achtste van meert

           Zag men ze te voet en te peerd.


Op Sint Matthijs eindigde ook de winterstop van de vissers. Vanaf die dag kozen zij weer het ruime sop.


En om het belang van de feestdag te onderstrepen was de dag voorafgaand aan zijn feest een vigiliedag, waarop dus moest gevast worden. Maar vasten, dat is niet meer bekend in onze streken, tenzij bij de islamieten, maar die vereren Matthias dan weer niet.