DE KLINKER E Fragment uit
het sprookje DE KIKKERKONING (Grimm
1) Tekst en
illustraties komen uit het boek Bas
Kunstler begint te lezen. Deze tekening
staat op voorhand op het bord: Zo ziet het bord eruit als je de letter E
aanbrengt de dag na de letter A.
De letter A met namen en woorden eromheen staat nog op het bord, middendeel
links. De tekening voor de klinker E komt op het middendeel rechts. Tijdens
de les komt op deze tekening de letter E en komen er namen en woorden omheen.
Herhaling
van een gedeelte van het sprookje DE KIKKERKONING (op
voorwaarde dat het sprookje eerder verteld is, anders vertel je het nu, maar
dat is minder aan te raden). Aan de hand van vragen herhaal je samen met de
kinderen het gedeelte van het verhaal waaruit het letterbeeld E zal komen. Als
de kikker vraagt om binnen te komen in het paleis, aarzelt de prinses en
zegt: EEEEE…
(E uitgesproken als de e in ‘de’) (= aarzeling). Als
de kikker vraagt om van haar bordje te eten, weert de prinses hem af met het
euritmische gebaar van de E. De prinses roept: ÈÈÈÈÈÈ! (= afschuw).
Zo heb je de drie uitspraakmogelijkheden
van de E tegelijk. Deze drie verschillende klanken van de E oefen je later
bij de syntheseoefeningen. De klank E (op 3 manieren) beeld je nu, samen met
de kinderen uit met het euritmische gebaar voor E. Zoals je op de tekening
hiernaast kunt zien komt het euritmiegebaar voor de E overeen met de
schrijfletter e. De
klinker E vul je op de tekening aan met de letter e uit het verbonden
schrift. Rond
de tekening teken je de verschillende types van de letter E en bij elke
letter die je tekent, zeggen de kinderen ofwel de lange EE [e:], ofwel de
korte E [Ɛ] ofwel de stemloze E [Ə], ieder naar eigen keuze en door
elkaar: de kapitaal (initiaal) E, de leesletter e, de handgeschreven e
en de hoofdletter E .
NAMEN
DIE MET E BEGINNEN Zoek
samen met de kinderen namen die met E beginnen. Eerst
van klasgenoten, dan van kinderen op school en ten slotte van andere
kinderen, ouders, mensen, dieren (als ze een eigennaam hebben) enz. Je
schrijft slechts enkele namen direct op het bord, de andere namen noteer je
op een blad om straks op het bord te zetten. NAMEN
MET E ERIN OF EINDIGEND OP E. Eerst
noteren op een blad, later, tijdens het zelfstandig werk, enkele ervan op het
bord zetten. WOORDEN
DIE MET E BEGINNEN, MET E ERIN OF EINDIGEND OP E. Eerst
noteer je de woorden op een blad, daarna kies je er enkele uit om op het bord
te zetten. De
kinderen oefenen de kleine letter e
en de kapitaal E op het bord. Van de kapitaal eerst de verticale lijn, dan de
bovenste horizontale lijn, daarna de middelste en tot slot de onderste: vier
bewegingen zijn er nodig om de E te tekenen. Dit combineer je met tellen. De
kleine letter e,
waarbij het sprookjesbeeld aansluit, laat je daarna niet meer oefenen. Ze
komt later, wanneer het kind een eigen handschrift ontwikkelt, weer vanzelf
tevoorschijn. In Bas Kunstler schrijft laat ik deze e niet oefenen omdat ze tot
verwarring met l
kan leiden. Herhaling van het thema van de vorige dag + enkele
oefeningen. Nadat
je enkele namen en woorden op het bord geschreven hebt, kijk je naar het bord
van gisteren, met de letter A
(in
dit voorbeeld is de klinker A één dag vóór de klinker E aangebracht). Je
vergelijkt de vorm van de E met die van de A. Doe er de gebaren bij. Lees
samen met de kinderen de namen en de woorden bij A. Lees
samen met de kinderen enkele namen en woorden bij E. Analyse
van teksten (visuele analyse gevolgd door auditieve synthese). Op
het bord met de analyseoefeningen heb je op voorhand twee of drie zinnen
bijgevoegd onder de zinnen van gisteren. Bijvoorbeeld:
Waar is
mijn gouden bal? Ach, mijn bal
is in de bron gevallen. Het
prinsesje is heel droef. Doe open,
prinsesje, doe open. Weet je
niet wat je gisteren beloofd hebt bij de koele bron? Koningsdochter, jongste, doe open de deur. Je
wijst net zoals gisteren de regels aan en leest ze klassikaal in de volgorde
zoals ze op het bord staan. Ook de regels die gisteren geoefend zijn. Dit doe
je een drietal keer. Wijs
de regels daarna aan in willekeurige volgorde. Sommige regels komen daarbij
meer dan eens aan de beurt. Wijs
nu afzonderlijke woorden aan. Bijvoorbeeld:
Weet:
de kinderen lezen ‘weet’. je:
de kinderen lezen ‘je’. de:
de kinderen lezen ‘de’. koele:
de kinderen lezen ‘koele’. bron:
de kinderen lezen ‘bron’. Herhaal
dit 2 of 3 keer. L:
‘Wat heb je nu gelezen?’ Antwoord
(door één of meer kinderen): ‘Weet je
de koele bron?’ Kort
klasgesprekje: Waar is die bron? (1 à 2 minuten) Op
dezelfde manier maak je een tweede visuele analyseoefening door woorden uit
de verschillende zinnen aan te wijzen, gevolgd door een auditieve
syntheseoefening. Bijvoorbeeld:
het: de kinderen lezen ‘het’. koele: de kinderen lezen ‘koele’. prinsesje: de kinderen lezen ‘prinsesje’. is: de kinderen lezen ‘is’. in: de kinderen lezen ‘in’. de: de kinderen lezen ‘de’. bron: de kinderen lezen ‘bron’. gevallen: de kinderen lezen ‘gevallen’. Herhaal
dit 2 of 3 keer. L:
‘Wat heb je nu gelezen?’ Antwoord
(door één of meer kinderen): ‘Het koele
prinsesje is in de bron gevallen.’ Kort
klasgesprekje hierover (1 à 2 minuten). Op
dezelfde manier kun je nog een derde oefening maken, op voorwaarde dat dit
onderdeel van de les niet te lang uitloopt. Dan
volgt een korte analyse van letters. Laat enkele kinderen de letters a en e aanwijzen. Bij
deze oefening benoem je de letters zoals ze in het alfabet klinken. Syntheseoefeningen:
visuele synthese. Ga bij het bord voor de syntheseoefeningen.
Vóór aanvang van de les heb je onder de a
de klinker e bijgevoegd, zodat er nu staat:
e (1e kolom) lees je
als lange [e:] zoals in beken. De handen voor de borst
bewegen langzaam uit elkaar. ee (2e
kolom) lees je ook als lange [e:] zoals in beek. De handen
voor de borst bewegen langzaam uit elkaar.
e (3e kolom) lees je als korte [Ɛ] (zoals in denk,
bek, vel). Tik met de beide handen of vingers kort op tafel of
in de lucht. e (4e kolom) lees je als de stemloze [Ə] (zoals
in de). Hou één hand of de beide handen voor de mond. een (5e kolom)
de ee lees je als de stemloze [Ə] (zoals
in de). Houd één hand of de beide handen voor de mond. Dit
doe je een drietal keer met de rij van de e van links naar rechts. Dan
herhaal je de rij van de a van links naar rechts. Dan
herhaal je per kolom. Ten
slotte wijs je in willekeurige volgorde aan. De
kleur van de letters kies je zelf en bij de syntheseoefeningen blijf je
gedurende de eerste taalperiode deze kleuren gebruiken als ondersteuning en
herkenning. In de loop van de volgende taalperiode hoef je niet vast te
houden aan de kleuren. In dit voorbeeld heb ik de kleuren van de klinkers
totaal willekeurig gekozen. Dictee:
auditieve analyse, visuele synthese. Dit doe je op dezelfde manier als gisteren,
maar met andere woorden. Zorg ervoor dat je voor de analyse woorden
kiest waarbij nu eens de eerste letter moet genoteerd worden, nu eens de
laatste letter en ook eens de middelste letter. Kies nu eens de korte klank,
dan eens de lange klank en af en toe ook eens de doffe klank. De lange klank
kan een klank zijn die met twee klinkers geschreven wordt, maar de kinderen
noteren slechts 1 klinker. Bijvoorbeeld: L: ‘Schrijf
de letter van de eerste klank die je hoort in het woord EZEL.’ Of vraag: ‘Welke klank
hoor je in het begin van het woord EZEL?’ Een kind antwoordt: ‘E’.
L: ‘Schrijf de letter E
op.’ Deze tweede manier van vragen – in twee stappen – is in het
begin van de periode wat duidelijker voor de kinderen. L: ‘Schrijf de letter van de laatste klank
die je hoort in ZEE.’ L: ‘De letter van de middelste klank die je
hoort in BEEN.’ L: ‘De letter van de middelste klank die je
hoort in MAN.’ L: ‘De letter van de eerste klank die je
hoort in ADRIAAN.’ (Hier kun je ook vragen: ‘De letter van de klank die je tweemaal
hoort in ADRIAAN’) L: ‘De letter van de eerste klank die je
hoort in EEKHOORN.’ L: ‘De letter van de middelste klank in
DEN.’ L: ‘De letter van de laatste klank in WE.’ Enzovoort, zowel woorden met A als met E. Als
overgang van de instructie naar het zelfstandig werk kun je de letters, de
namen en de tekening van gisteren (over de letter A) afwissen. Je kunt dit zo
doen dat de kinderen er geboeid naar kijken en meedoen door de letters en
namen en woorden te lezen die net afgeveegd zijn. Zo kun je vragen: welke
letter heb ik net afgeveegd? Welke naam is nu verdwenen? Welk woord stond
hier? Een voorbeeld van hoe je het afwissen van het bord kunt laten verlopen
vind je op https://www.cielen.eu/bord-A-afwissen.mp4.
Gebruik een natte spons of doek om het bord af te vegen, zodat het krijtstof zich
niet in de klas verspreidt. Je beëindigt deze korte activiteit met een lied.
Intussen leggen de kinderen alles klaar om aan het werk te gaan. Zelfstandig werk (30 minuten). Het
bordschema na het afwissen van de letter A ziet er zo uit.
Namen
en woorden met de letter E op het bord
aanvullen. Individuele
kinderen begeleiden. Omdat er nog voldoende plaats is op het bord kun je
enkele kinderen ook kapitalen en vormtekeningen op het bord laten oefenen met
wit krijt. Terugblik en vooruitblik (10 minuten). 10
minuten vóór het einde van de periodeles volgt de terugblik op de periodeles,
met de hele klas tezamen. L:
‘Welke letter hebben jullie vandaag
geleerd? Teken ze met de hand in de lucht (of op een andere manier).’ Herhaal
de zinnen van de analyseoefening. Herhaal
kort de letters a en e van de
syntheseoefening. Herhaal
de drie vormtekeningen. Teken met de hand in de lucht (of op een andere
manier). L:
‘Morgen gaan jullie de letter I
leren.’ Je
kunt deze letter al even op het bord tekenen in kapitaal en het gebaar
voordoen. |