28 januari : KAREL DE GROTE.

Luc Cielen in Rinkkrant 618 van 24 januari 2003


Het is een beetje onwaarschijnlijk om zo’n bekende koning, keizer zelfs, onder de heiligen te vinden en te weten dat hij een heuse feestdag heeft, die bovendien op heel wat plaatsen ook nog met de nodige plichtplegingen gevierd wordt. Wij zijn er niet meer aan gewend om koningen heilig te zien worden (al zijn er die Boudewijn I maar wat graag tot die rang willen zien opklimmen), maar in de Middeleeuwen was dat niet ongewoon. Vele Middeleeuwse heiligen waren minstens van adel of bekleedden een hoge kerkelijke functie. Ze zijn eerder zeldzaam de arme heiligen zoals Franciscus. Het heeft dan ook heel wat overredingskracht gekost om zo’n armoe-zaaier heilig te verklaren. Maar nu over Karel de Grote.

 

Hij was een zoon van Pippijn de Jongere, ten onzent beter bekend als Pippijn de Korte en Berthrada, beter bekend als Bertha met de Grote Voeten. Op een keer, tijdens de jacht, verdwaalde Pippijn in het uitgestrekte Baeyerischen Wald. Toen de nacht viel, moest hij onderdak zoeken in een molen. Hij vordert voor zijn nachtelijke vertier een jonge vrouw uit het gezin en wat blijkt ? Als zij aan zijn zijde ligt, herkent hij haar aan een ring die zij draagt als zijn eigen vrouw. Het vertier gaat over in ernst en negen maanden later (2 april 742) komt een kleine knaap ter wereld (in Herstal bij Luik), die onder de naam Karel de Grote (Charlemagne - Carolus Magnus) enige vermaardheid zal krijgen. Pippijn brengt het tot koning, maar moet even later toch het tijdelijke met het eeuwige verruilen. Zijn twee zoons volgen hem in 768 op als koningen over het Frankenrijk. En zoals gewoonlijk botert het niet zo goed tussen beide broers. Gelukkig sterft Karloman en blijft alleen Karel over. Hij begint dan ook onverwijld aan de uitbreiding van zijn rijk. Daarbij doet hij al wat nodig is om spoedig heilig te worden : hij huwt met Himiltrude, maar verstoot haar korte tijd later om met Desiderata (de begerenswaardige) te trouwen. Niet omdat die zo begerenswaardig was, maar gewoon omdat het politiek heel goed uitkwam. Dat huwelijk houdt slechts één jaar stand en dan is het de beurt aan Hildegardis om echtgenote te spelen. Daarmee was de honger van Karel nog niet gestild, want zoals wel meer koningen (ook vandaag nog) had hij concubines. Bij al dat huwelijksgedoe hield hij ook nog van strijden en moorden. Hij slaagde er zelfs in om op één dag 4.500 Saksen te laten doden. Voorwaar een christelijk voorbeeld, dat spijtig genoeg door meer heersers in de loop der geschiedenis zelfs met nog meer succes werd nagevolgd.

 

Op Kerstdag 800 laat hij zich tot keizer kronen door paus Leo III. Hij doet dat heel geraffineerd. Hij bezoekt, zoals het een christelijk vorst betaamt, op Kerstdag de mis. Hij is dan toevallig in Rome voor besprekingen met de paus. Hij gaat in de Sint-Pieterskerk binnen en bidt daar, schijnbaar heel ingetogen. Zonder dat hij van iets weet - hij is in gebed verzonken - komt de paus naar hem toe en zalft hem tot keizer van het heilig Roomse Rijk. Het gebeurde allemaal zó toevallig en zó spontaan, dat ieder wel moest geloven ... dat er meer achter zat. Hoe dan ook : sinds deze gebeurtenis bestond het Roomse Rijk en het zal zo’n duizend jaar blijven bestaan, wat anderen dan weer op het idee bracht om ook een duizendjarig rijk te stichten. Met iets minder succes overigens.

 

Op 28 januari 814 sterft Karel en wordt opgevolgd door zijn zoon Lodewijk de Vrome.

 

In 1165 wordt hij heilig verklaard. Dat gebeurt, onder druk van keizer Frederik Barbarossa, door de tegenpaus Paschalis III. De echte paus in Rome aanvaardt dat niet en zo wordt Karel de Grote eigenlijk een schijn-heilige. Hij wordt nooit echt gecanoniseerd, maar zijn feest mag wel gevierd worden. Dat doen ze natuurlijk in Aken, waar hij zijn belangrijkste vestigingsplaats had en waar zijn gebeente rust. Karel de Grote is de patroon van Aken, van enkele andere Duitse steden, van de Sorbonne in Parijs en van de onderwijzers en de scholieren. In Antwerpen is er een Hogeschool naar hem genoemd. Hij wordt meestal afgebeeld als een rijzige figuur, soms met en soms zonder baard. Nu en dan vind je hem afgebeeld tussen Koning Arthur en Godfried van Bouillon, zijnde de drie grootste christelijke helden (sic).

 

Karel de Grote sprak echt wel tot de verbeelding en is daarom in vele legenden een hoofdfiguur. De bekendste is DE ROELANDSAGE, waarin zijn paladijn Roeland de heldendood sterft in Roncevalles, blazend op zijn hoorn Olifant, en trachtend zijn zwaard Durendal te breken. In de legende zou het gaan om een verraad van een Moorse vorst. In werkelijkheid was Roeland na een desastreuze veldtocht tegen de Moren door de Basken overrompeld. Maar die veldtocht is toch wel héél belangrijk geweest omwille van een feit dat als een mirakel te boek staat. Het gebeurde bij Pamplona. Karel de Grote wilde de stad innemen, maar slaagde daar niet in. Tenslotte trad de apostel van Gallicië, Jacobus ten tonele (Jacobus was toen al ongeveer 7 eeuwen dood) en liet de muren van de stad instorten. Zo kon Karel de stad veroveren. Maar dat was dan ook de enige overwinning in die oorlog. Voor de rest was het een ramp. Karel was heel dankbaar voor de ingreep van Jacobus en gaf opdracht om overal kerken ter zijner ere te bouwen. En zo kwam Compostella aan zijn beroemde kerk van Sint Jacob. Een kerk die de volgende eeuwen een druk bezochte bedevaartplaats zal worden en dat ook nu nog is.

 

Bij een ontmoeting met de keizer van het Oost-Romeinse Rijk krijgt Karel de Grote relieken van de Passie van Jezus aangeboden. Een van de belangrijkste relikwieën daarbij is de doornenkroon van Christus. Op het moment dat de keizer deze doornenkroon wil overhandigen staan de doorns in bloei. Karel vreest dat die bloemen het niet zullen uithouden en verloren zullen gaan en daarom plukt hij ze. Hij stopt ze in zijn handschoen en geeft deze aan aartsbisschop Eroïn. Die staat echter van ontroering te wenen en ziet door zijn tranen niet wat de keizer doet. Hij vergeet dus zijn hand uit te steken en de handschoen dreigt op de grond te vallen. Maar dat gebeurt niet. De handschoen blijft zweven en de aartsbisschop kan ze even later veilig aannemen en opbergen.

 

Een andere relikwie uit die schat is een nagel waarmee Christus aan het kruis werd genageld. Karel laat die nagel later omsmeden tot een band, en laat daar een gouden kroon met 22 edelstenen omheen bevestigen. Bij alle grote plechtigheden draagt hij die kroon en is daardoor voortdurend in nauw contact met het lijden van Christus, wiens dienaar hij zich noemt. Na zijn dood zal die kroon nog door verschillende Roomse keizers gedragen worden bij hun keizerskroning. Ook Napoleon zal met deze kroon tot keizer gekroond worden.

We kennen ook nog de legende van de drie Heemskinderen, waarbij Karel slechts zijdelings een rol speelt.

 

Maar we kennen vooral, in ons taalgebied dan toch, de legende van Karel ende Elegast. Daarin gebiedt een engel aan Karel om te gaan stelen. Karel gaat node op het gebod in, doet het dan toch, ontmoet in de nacht Elegast en ontdekt tijdens de diefstal het verraad van een van zijn edelen. Dat hij moest uit stelen gaan was een ingeving van God om hem te behoeden.

 

Daer die coninc lach ende sliep,

Een heilig inghel an hem riep,

So dat die coninc ontbrac

Bi den woerden, die dinghel sprac.

Hi seide : “Staet op, edel man,

Doet haestelike u cleder an,

Wapent u ende vaert stelen,

- God die hiet mi u bevelen,

Die in hemelrike es Here -

Oft ghi verliest lijf ende ere.

En steeldi in deser nacht niet,

So is u evel gheschiet;

Ghi sulter omme sterven

Ende uwes lives derven,

Eer emmer scheit dit hof.

Nu verwacht u daerof

Ende vaert stelen, of ghi wilt;

neemt uwen spere ende uwen schilt,

Wapent u ende sit op u paert

haestelike, ende niet en spaert.”