IBN BATTUTA
Geboren op 25 februari 1304 (2 jaar na Guldensporenslag)
Marokkaanse Berber (zoals de meeste Marokkaanse immigranten tegenwoordig in België)
VOORAF: Mohammed en de islam (geschiedenis 6e klas)
Ibn Battuta reisde meer dan 121.000 km in overwegend moslimgebieden. Pas 500 jaar later zullen er mensen zijn die minstens evenveel en meer reizen dan hij. Tegenwoordig leggen zéér veel mensen zulke afstanden af (weliswaar met het vliegtuig – in Ibn Battuta’s tijd ging het met kameel (in karavanen), te paard en per zeilschip.
In juni 1325 (21 jaar oud) vertrekt hij op bedevaart naar Mekka (Hadj). Hij zal pas 24 jaar later in Marokko terugkeren.
EERSTE REIS
Over land langs de Noord-Afrikaanse kust. Reisde mee met karavanen om een overval van Bedoeïenen te vermijden. Onderweg trouwde hij een eerste keer. Komt een klein jaar later in Alexandrië en bezoekt Caïro. Van daaruit zeilt hij op de Nijl zuidwaarts, dan korte tocht door de woestijn naar de Rode Zee, maar geraakt niet veder omdat er een opstand is van de plaatselijke bevolking en de wegen versperd zijn. Hij moet terug naar Caïro en reist dan over land via Jeruzalem naar Damascus. Daar blijft hij tijdens de ramadan. Daarna voegt hij zich bij een karavaan die naar Medina trekt, 1.500 km verderop. Daar bezoekt hij het graf van de profeet. Na 4 dagen vertrek hij naar Mekka waar hij de hadj volbrengt.
Nu zou hij naar huis kunnen terugkeren, maar hij besluit verder te reizen. Hij wil de Mongoolse Khanaten bezoeken. Hij sluit aan bij een grote karavaan van pelgrims die naar Medina gaat en dan verder dwars door de woestijn. Ze reizen ’s nachts omdat het overdag te heet is. Hij gaat niet mee naar Bagdad, maar reist door naar Wasit en volgt dan de Tigris tot Basrah en trekt van daar naar Isfahan in het Zagrosgebergte. In 1327 komt hij dan eindelijk aan in Bagdad. Daar ontmoet hij de Khan.
Dan trekt hij met een karavaan terug naar Mekka, maar onderweg wordt hij ziek. Hij heeft vreselijke diarree en uitgeput komt hij in Mekka aan. Hij blijft in Mekka tot 1328.
Dan trekt hij met kleine zeilboten langs de kust van de Rode Zee naar Jemen en verder naar Aden aan de Perzische Golf. Daarna zeilt hij mee langs de Oost-Afrikaanse kust naar Somalia en zuidelijker naar Mogadishu, de stad die toen op het toppunt van haar macht was. Dan gaat het verder zuidwaarts naar Mombasa, dat toen nog een klein havenstadje was. Het zal later een belangrijke haven worden. Dan naar Tanzania dat destijds rijk was door de goudhandel. In Kilwa bezoekt hij de Grote Moskee, gebouwd met koraal. Omdat de moessonwind dan draait van noordoost naar zuidwest, zeilt hij terug naar Oman en door de straat van Hormuz. Gaat voor de derde keer op hadj naar Mekka.
Een jaar later trekt hij naar Anatolië en reist dan mee met een grote karavaan die naar India trekt. Maar aan de Zwarte Zee neemt hij een schip tot Azov. Trekt verder noordwaarts en komt in Bolghar, de meeste noordelijke plaats die hij bereikt. Hij verwondert er zich over dat de nachten er in de zomer zo kort zijn. Daarna gaat hij naar Astrakhan. Omdat een van zijn vrouwen, dochter van de keizer van Byzantium, zwanger is, en zij in Byzantium wil bevallen, gaat zij per schip naar Byzantium. Het is de enige christelijke stad die hij bezoekt.
Pas daarna vertrekt hij echt naar India. Hij komt via de Kaspische Zee en het Aralmeer in Bukhara en Samarkand. Gaat verder naar Afghanistan, steekt het Hindu Kush gebergte over. En komt in India in Delhi. Hij komt in dienst van de sultan en blijft er zes jaar. Maar de hovelingen spannen tegen hem samen en maken hem het leven ondraaglijk. Hij wil weg. De sultan vraagt hem om als zijn ambassadeur naar China te gaan. Hij trekt met een karavaan naar de kust om daar scheep te gaan naar China, maar onderweg worden ze overvallen door Hindoerebellen. Hij verliest het contact met zijn medereizigers, blijft halfdood achter, is alles kwijt. Maar hij geeft niet op. Hij zet de achtervolging in en drie dagen later voegt hij zich bij wat nog rest van de karavaan. Zo komen ze in Khambhat in de staat Gujarat waar drie schepen klaarliggen. Terwijl hij een moskee bezoekt, steekt er een storm op en een schip vergaat. Hij wil verder maar het lukt niet. Terugkeren naar Delhi wil hij echter niet. Dus zoekt hij andere mogelijkheden. Hij vaart mee op een schip dat naar de Malediven zeilt. Daar aangekomen mag hij van de plaatselijke sultan niet meer weg. Hij trouwt met de dochter van de sultan en het ziet ernaar uit dat hij er de rest van zijn leven moet blijven. Hij wordt tot rechter aangesteld. Omdat de vrouwen er nog halfnaakt rondlopen, wil hij strengere kledingregels invoeren: de vrouwen moeten hun bovenlichaam bedekken. Maar dat stuit op geweldig protest. Hij vertrekt dan naar Ceylon (Sri Lanka), waar hij de berg van Adam bezoekt (volgens de Boeddhisten de voetafdruk van Boeddha).
Als hij van Sri Lanka wegvaart wordt zijn schip door piraten aangevallen. Het schip zinkt en hij is drenkeling. Gelukkig komt er een ander schip te hulp en wordt hij gered. Hij keert terug naar de Malediven, en gaat al snel scheep op een Chinese jonk.
Komt in Chittagong (Bangladesh), later in 1346 in Sumatra, vandaar naar Malacca, Vietnam, Philippijnen, Quanzhou in China en ten slotte Hanghzou. Volgens zijn verslag zou hij dan naar Peking doorgereisd zijn, maar dat is zeer twijfelachtig.
In 1346 vertrekt hij terug naar Marokko. Hij reist via Damascus, Syrië en Palestina naar Mekka. Onderweg ziet hij hoe de pest overal toeslaat en hele steden ontvolkt. In 1349 is hij eindelijk in Tanger (Noord-Marokko). Hij besluit nu het Spaanse Al Andalus te bezoeken om er te gaan vechten tegen koning Alfonso XI die Gibraltar had aangevallen. Maar als hij, samen met een groep islamstrijders daar aankomt, is Alfonso gestorven aan de pest. Vechten hoeft niet meer. Hij reist door naar Valencia en bezoekt Granada.
Dan besluit hij zijn vaderland Marokko te bezoeken. Hij gaat naar Marrakech, dat bijna verlaten was (een ghost town): een groot deel van de inwoners was gestorven door de pest, anderen waren verhuisd naar Fez, dat de nieuwe hoofdstad was geworden. Hij gaat in Fez wonen.
In 1351 besluit hij weer op reis te gaan. Hij wil naar het zuiden. Koopt een aantal kamelen en trekt weg. Hij voegt zich bij een karavaan die naar de zoutstad Taghaza gaat (zoutmijnen). De huizen zijn er gebouwd met zoutblokken. Van daar trekken ze gedurende twee maanden dwars door de dorre Sahara: 1.600 km. Hij komt bij de rivier de Niger en ontmoet er de koning van Mali. Hij wil snel verder trekken, want ergert zich aan het feit dat iedereen daar zo goed als naakt rondloopt. Hij komt in Timboektoe.
Korte tijd later ontvangt hij een brief van de sultan van Marokko die hem verzoekt om terug te keren. Hij sluit zich aan bij een karavaan die 600 zwarte slavinnen meevoert. Hij komt in 1354 aan in Marokko.
De sultan vraagt hem dan om een verslag van zijn reizen te schrijven. Hij dicteert zijn verhaal aan Ibn Juzayy. Het boek heet RIHLA
Het boek is verloren gegaan, maar gedeelten ervan waren gekopieerd. Pas omstreeks 1830 werden er volledige teksten teruggevonden en verscheen het boek in een Franse vertaling in 1835. Sindsdien is Ibn Battuta wereldberoemd.
In de Islamitische wereld zijn er nogal wat straten naar hem genoemd, maar ook daarbuiten. In Utrecht is in de wijk Kanaaleiland de grote laan die naar de brug over het kanaal leidt naar hem genoemd. Vlakbij woont (woonde)Geert Wilders, de grote tegenstander van de islam in Nederland.
Ibn Battuta stierf in 1369 of 1377