https://www.cielen.eu |
DE HIËRARCHIEËN
IN DE STERRENWERELD |
De Nederlandse Elisabeth Vreede (1879-1943)
was jarenlang leider van de "Mathematisch-astronomische Sektion" aan het Goetheanum.
De omzendbrieven van deze Sektion werden gebundeld
en als boek uitgegeven onder de titel "Anthroposofie
und Astronomie". In deze Brug publiceren we
enkele "kosmische" beschouwingen uit dit boek. Voor alle
duidelijkheid geven we nog eens de negen hiërarchieën zoals die in de occulte
wetenschap benoemd worden: De mens moeten we beschouwen als de tiende
hiërarchie. De citaten uit het werk van Rudolf Steiner staan tussen
aanhalingstekens; ze komen uit de werken die vermeld zijn op blz. 25. De
tussentitels voegden we zelf toe. [ ... ] Het zijn de
Geesten der Wijsheid die in de sterren leven. Tevens
zijn zij de geesten die het bewustzijn der planeten regelen, het laagste
gemeenschappelijke bewustzijn. Zij wonen op de zon. Aldus hebben zon en vaste
sterren vanuit dit gezichtSpunt een gemeenschappelijke wezensniveau. Tussen de afzonderlijke
vaste sterren heerst een wederzijds overeenkomen dat door de Serafim wordt
bewerkstelligd. De Geesten van de Wil van hun kant impulseren
de beweging van de planeten in de ruimte, de Cherubim
regelen de gemeenschappelijke beweging van het systeem, zodat iedere planeet
zich tegelijk richt naar het geheel. "Zoals er orde ontstaat wanneer
-laat ons zeggen- een groep mensen waarvan een deel naar hier, een ander deel
naar daar wil gaan, zich begint naar een gemeenschappelijk doel te richten;
zo worden de bewegingen der planeten geordend tot ze in samenklank zijn. Dit
samengaan der bewegingen van de ene planeet met de andere, het feit dat in de
beweging van een planeet rekening gehouden wordt met een andere, dat is het
werk van de Serafim." We hoeven daarbij niet alleen aan de planeten van
ons zonnestelsel te denken. Ook sterren kunnen omcirkeld worden door
planeten. De moderne astronomie neemt zulke planeten aan, die echter door de
nabijheid van het licht en leven van hun "zon" niet zichtbaar
kunnen worden* . Daarbij moeten we niet uit het oog
verliezen dat sterren van een planeetniveau tot een sterniveau zijn
geëvolueerd, juist op dezelfde manier als onze zon, die zich ooit van de
aarde moest losmaken omdat deze laatste het ontwikkelingstempo van de zon
niet kon volgen. "Een vaste ster is een meer ontwikkelde planeet, zij
heeft de dingen die niet konden meekomen afgestoten. Hogere wezens hebben hun
bestaan ingericht op een vaste ster. Iedere vaste ster is ontstaan uit een
planeet . . . Wij veranderen ons met de aarde in wezens van een hoger niveau,
die dan het bestaan op een ster kunnen verdragen" [
... ] Aldus worden de sterren voor ons zoals Rudolf Steiner ze altijd
beschreef toen hij van de uiterlijke maja op de werkelijkheid
wilde wijzen: kolonies van geestelijke wezens. Hij wees erop dat ook de aarde
als een dergelijke kolonie moest beschouwd worden als men ze helderziend van
buitenaf zou bekijken: groepszielen van planten en dieren, de individuele
zielen der mensen, de volkszielen enz. zouden de bevolking uitmaken. Op het
fysieke zou het minder aankomen. Aldus wijst ons ook iedere ster de richting,
waar we een kolonie van natuurlijk veel verhevener wezens kunnen aantreffen.
Wij moeten deze uitdrukking "richting" letterlijk nemen. Want het
is namelijk niet zo dat we op de ster die we aan de hemel zijn schitteren, de
geestelijke wezens zelf zouden aantreffen. Zij zijn niet meer met de ster
zelf verbonden, eigenlijk is die ster daar, voor ons zichtbaar, alleen maar
doordat ze niet meer het lichaam of de woonplaats van een godenkolonie is. We
raken hiermee terug het geheim van de goddelijke evolutie aan, de
ontwikkeling van geestelijke wezenheden, die in de loop der
tijden trapsgewijze opstijgen. We zagen hoe een "planeet"
een vaste ster kan worden en daarna zelfs tot een dierenriembestaan kan
geraken. De vaste ster maakt echter ook veranderingen mee als de wezens die
met haar verbonden zijn in hun ontwikkeling verder schrijden. En zo is het
ooit gebeurd tijdens de ontwikkeling van de aarde dat geestelijke wezens geen
sterrenlichaam meer nodig hadden en het verlieten, net zoals de mens bij de
dood zijn fysiek lichaam verlaat. Sterren zijn verlaten godenlichamen, placht
Rudolf Steiner te zeggen. [ ... ] Het zijn niet de
Serafijnen, de Cherubijnen, de Thronen, die met de
dierenriem verbonden zijn, noch de Geesten der Wijsheid, die het vaste
ster-stadium bereikt hebben, die we in de ster ontwaren, maar de ster wijst
slechts de richting aan van de plaats waar deze wezens hun werkingsimpuls en
hun verblijfplaats in het wereld-al hebben. Lucifer, de lichtdrager - letterlijk! Indien er daar nu
niets anders was, dan zouden wij met ons huidig bewustzijn en zintuigorganen,
van deze sterrenwereld niets kunnen waarnemen. Hoogstens zou er zoiets als
een korte, snelle lichtflits kunnen optreden. Want de Thronen
maken zich in onze wereld kenbaar precies door de bliksem: het plotselinge
scheuren van de ruimte is hun fysieke openbaring. De sterren echter, ondanks
hun fonkelen, schijnen ons voortdurend toe met hun blijvend en rustig licht.
Dat dit zo is, dat we überhaupt kunnen genieten van de sterrenhemel, dat
hebben wij te danken aan de luciferische wezens ! De luciferische wezens
zijn verschillend naargelang de hiërarchie waarvan ze eigenlijk deel
uitmaken, maar waar ze door hun achterblijven hun
rangorde niet konden blijven houden. Bij de sterren gaat het voornamelijk om luciferische wezens van de derde hiërarchie,
achtergebleven engelen en aartsengelen. Het is een eigenschap van de wezens van
de derde hiërarchie "dat ze eigenlijk waarnemen wat ze uit zichzelf
openbaren, en dat ze, als ze zich naar hun binnenste richten, niet zoiets
zelfstandigs, iets afgeslotens hebben als de mens, maar dat ze dan in hun
binnenste voelen opbloeien de krachten en wezenheden van hogere hiërarchieën
die boven hen staan . . . Deze wezens kunnen dus niets in hun binnenste
verbergen wat een product van hun eigen denken of voelen is; want alles wat
zij in hun innerlijk bewerkstelligen, is direct naar buiten toe zichtbaar."
Zo is het voor de engelen, aartsengelen en tijdgeesten die normaal ontwikkeld
zijn ! Als ze echter hun natuur verloochenen, en de
begeerte voelen om "in hun innerlijk iets te beleven dat niet direct
naar buiten zou stromen, dan zouden ze moeten een andere natuur aannemen. En
dat is werkelijk gebeurd in de loop der tijden . . .
Ze wilden dat vervuld zijn met de substantie der hogere hiërarchieën niet
meer; ze wilden ook met hun eigen wezen vervuld zijn. Dat was niet anders te
verwezenlijken dan door zich af te scheiden, zich af te splitsen van de
wezens der hogere hiërarchieën, om zich op die manier eigen substantie te
vormen uit de substantie der hogere hiërarchieën." We kunnen dit
weergeven door onderstaande illustratie: Links hebben we de normale wezens van de derde
hiërarchie, die het wezen van hogere hiërarchieën gans in zich opnemen en
door zich tot openbaring brengen. Rechts de andere, die voor zichzelf
geestelijk leven willen hebben. Daardoor scheiden ze zich af als zelfstandige
wezens, die "in hun innerlijk het eigen licht vasthouden, doordat ze als
het ware roven wat hen slechts moest vervullen en wat ze aan de hogere
hiërarchieën moesten opofferen . . . dit is enkel maar een voorstelling die
ons een beter begrip kan verschaffen over gebeurtenissen in de kosmos; zonder
deze voorstelling zouden we een sterrensysteem, of zelfs maar de sterren niet
kunnen begrijpen." We zien in deze tekening hoe een ster zich vormt,
stralend met het licht dat de luciferische geesten
geroofd hebben van de geesteskolonie der wezens die
boven hen staan. Doordat ze het als eigen licht laten stralen wordt het een
fysiek zichtbare ster. Zonder luciferische engelen
en aartsengelen geen zichtbare sterrenhemel ! Het
lichaam dat door de goden verlaten werd, valt niet uiteen als een
mensenlichaam na de dood, maar straalt in een uiterlijk zintuiglijk
waarneembaar licht. "Waar ook we de blik richten op een vaste ster,
overal ontmoeten we vooreerst normale geesten der wijsheid. De ganse hemel
zou onzichtbaar blijven voor fysieke ogen en slechts zichtbaar voor een
helderziend bewustzijn, als alleen maar deze normale geesten der wijsheid
actief waren. Maar overal hebben zich tussen de normale geesten der wijsheid luciferische geesten gemengd, die fysiek eigen licht in
de wereld der vaste sterren brengen. Als het licht van de nachtelijke hemel
ons tegemoet straalt, dan werkt eigenlijk Fosforos
(Grieks voor lichtdrager, in 't Latijn: Lucifer - fdw)
vanuit ontelbare punten ... [ ... ] " Zo moeten we in de sterrenwereld tweeërlei
onderscheiden: het verheven goddelijk-geestelijke, dat er is - maar
onzichtbaar blijft; niet alleen omdat het zich uit de sterren teruggetroken heeft, maar omdat het waarachtige
geestelijke niet voor fysieke ogen zichtbaar kán zijn - en het rebelse
geestelijke, het luciferische, dat de sterrenwereld
voor onze ogen toegankelijk maakt, precies omdat Lucifer onze "ogen
geopend" heeft. Over de sterrenbeelden Het zou echter verkeerd zijn om teleurgesteld
te zijn omdat het goddelijke niet onmiddelbaar uit
de sterren spreekt. Want dat doet het goddelijke wel; niet door het licht,
maar door iets anders, dat evenwel terug pas met de hulp van Lucifer
zichtbaar is, namelijk door de groepering van de sterren in sterrenbeelden.
Nemen we een karakteristiek voorbeeld zoals de Grote Beer of Orion of de
Leeuw. Dat deze vormen juist zó zijn en niet anders, dat deze sterren zich
aldus tot elkaar verhouden, dat is het resultaat, de verstarde rest van het
samenwerken van goddelijk-geestelijke wezens der hoogste hiërarchieën. De
sterrenbeelden hebben een intensieve geestelijke betekenis, hun vormen zijn
de ware oerbeelden van alle vormen en figuren op aarde. Vanuit geestelijk
standpunt kan natuurlijk het argument niet gelden dat deze sterren toch maar
"toevallig" samenstaan, dat ze in werkelijkheid
niets met elkaar te maken hebben - zoals vanuit de huidige wetenschappelijke
inzichten zou kunnen tegengeworpen worden. Als men aanneemt dat de sterren
zich op onmetelijke afstanden van elkaar bevinden, dan kan de samenstand van
de 7 sterren van de Grote Beer inderdaad slechts op een schijnwerking
berusten aan het eveneens schijnbare gewelf van de nachthemel. En toch heeft
de astronomie sedert de vorige eeuw tot haar eigen verwondering bemerkt dat,
wat betreft bepaalde eigenschappen en bewegingsrichting, de hoofdmoot van de
sterren van de meest markante sterrenbeelden op een speciale manier
samenhorig zijn; zodat men zich kan afvragen of er toch niet iets gegrond is
in de traditionele groeperingen van sterrengroepen . . . Vanuit spiritueel
oogpunt zijn de 7 sterren van de Grote Beer de sporen die zeven verheven
geesten achtergelaten hebben (de Indiërs noemden ze de zeven rishi's). Hun samenwerking voltrok zich in de vorm die we
nu nog aan de hemel zien. Natuurlijk heefdt die
vorm zich enigszins veranderd wegens de "eigenbeweging" van de
sterren die meer recent ontdekt werd. De vroegere mensheid beschouwde deze
sterrenbeelden als imaginatieve vormen, en zou ze nooit voor toevallige
groeperingen gehouden hebben. Als we onze blik scherpen door geesteswetenschap,
dan krijgen wij ook nog de indruk van een samenpassend
geheel, bvb. als we Orion
schuin zien opgaan, hoe hij zich opricht in het Zuiden, en weer schuin
ondergaat. En deze indruk -hoewel hij ons ook door de bemiddeling van Lucifer
bereikt, want anders zouden we helemaal niets zien- heeft voor de
geïncarneerde mens een bepaalde betekenis. Sterrenhemel en karma Rudolf Steiner heeft dit in de zgn.
karma-voordrachten aangeduid, waar hij spreekt over de invloed die
opmerkzaamheid, de interesse die men opbrengt voor bepaalde zaken in het
leven -of ook niet opbrengt- wat dat voor gevolgen heeft in het volgende
leve. Hij zegt: "Er zijn mensen die van gans
hun leven -en dat was ook zo reeds in vroegere tijdvakken- nooit opkijken
naar de sterren, die niet weten waar de Leeuw of de Ram of de Stier is, die
zich voor niets in deze richting interesseren. Deze mensen worden in een
volgend aardeleven geboren met ergens toch een slap lichaam, zelfs als ze
door sterke ouders een goed model krijgen, worden ze toch slap en krachtloos in het lichaam dat ze zelf opbouwen."*
Daar geeft hij dus aan wat de mens door de aanblik van de sterrenhemel in een
leven kan hebben, ja zelfs moet hebben: datgene wat hem in het volgende leven
een solied skelet, een krachtige lichaamsbouw moet geven, en wat hij moet
bereiken door het beschouwen van de sterrenbeelden met hun karakteristieke
vormen. Wat niet bedoeld is, is het bewonderen van de sterrenhemel zonder
onderscheid. Zo'n bewondering integendeel, die geen oog heeft voor de streng
afgebakende sterrenbeelden, die ze misschien zelfs niet kent, die slechts wil
genieten van de duizenden fonkelende, schitterende sterren, zo'n bewondering
staat in sterke mate onder de inwerking van Lucifer. Deze zielehouding
heeft ook bepaalde gevolgen, brengt bepaalde gevaren mee: "We kunnen de
Melkweg zien, we kunnen de rest van de sterrenhemel zien omdat ze
openbaringen zijn van luciferische wezens in de
wereld. Wat ons lichtend, stralend omgeeft is de openbaring van het luciferische wezen van de wereld, dat nu zo is omdat het
op een vroegere ontwikkelingstrap is achtergebleven . . . Daardoor bestaat de
mogelijkheid dat wij ons altijd maar meer en meer luciferisch
maken, precies door ons over te geven aan de zintuigwereld, aan het hemelsaspect. Dus, als we in het leven tussen geboorte en
dood de neiging vertonen om vol overgave het hemelsaspect
op te nemen, dan betekent dat niet direct iets speciaals, het betekent dat
dit ons als instinct gebleven is uit de tijd vóór de geboorte of conceptie,
toen we in de geestelijke wereld waren, toen we tussen de sterren leefden.
Daar hebben we een te sterke verwantschap opgebouwd met de kosmische
werelden. We zijn er te veel gaan op gelijken, en vandaar is ons deze neiging
gebleven om ons in 't bijzonder over te geven aan het zintuiglijk bekijken
van de sterrenwerelden. Nu, deze neiging is wel niet al te verspreid in de
mensheid. We ontwikkelen deze neiging, als we door ons karma -dat we
natuurlijk altijd opbouwen tussen geboorte en dood- de tijd tussen dood en
nieuwe geboorte te sterk verslapen, als we te weinig neiging ontwikkelen om
daar een vol bewustzijn te hebben." [ ... ] Klassieke astronomie en antroposofie De sterrenwereld is de uitdrukking van het
astrale -zoals het woord het reeds zegt- en de
astrale wereld is zowel enerzijds de openbaring van de Heilige Geest, als ook
anderzijds de woonplaats van luciferische geesten.
Zoals het etherische zichtbaar wordt in het blauw van de hemel, zo wordt het astraal lichaam van de kosmos zichtbaar in de sterren.
"Ziet u, in werkelijkheid is iedere ster die we aan de hemel zien
schitteren, een poort naar het astrale. Zodat overal waar sterren schitteren,
het astrale glanst. Ziet u de hemel vol sterren in al zijn verscheidenheid, hier in groepen, daar meer verspreid, dan moet u zeggen:
in deze wonderbaarlijke lichtconfiguratie maakt het onzichtbare, het
bovenzinnelijke astraal lichaam van de kosmos zich zichtbaar. Daarom mag men
ook niet denken dat de sterrenwereld niet geestelijk is. 's Nachts naar
omhoog kijken en van brandende gasbollen spreken, dat is precies hetzelfde
als wanneer iemand u liefdevol over de wang streelt en daarbij de vingers een
beetje spreidt, en u zoudt zeggen dat men u daar
kleine stroken op de wang legt. Vergeef mij de paradoxale vergelijking, maar
ze klopt tot in de details. Net zoals er bij het strelen absoluut geen
stroken op uw wang gelegd worden, evenmin zijn daar boven de zaken waarvan de
fysica spreekt. Daar is wel het astraal lichaam van
het wereld-al, dat voortdurend een invloed uitoefent, zoals het strelen op uw
wang een invloed op de etherische organisatie heeft. Het is natuurlijk wel op
een lange duur voorzien. Vandaar dat het schitteren van een ster -wat altijd
een beïnvloeden is van de wereld-ether door de astrale wereld- langer duurt
als het strelen. Dat strelen zou een mens niet zo lang uithouden. Maar het is
nu eenmaal zo dat alles in het wereld-al langer
duurt, omdat daar sprake is van reuzendimensies. We kunnen dus in de sterenhemel een ziele-uiting van het wereld-astrale zien.
Daarmee hebben we tegelijk iets ontzaglijks in de kosmos ingevoerd, en
daarbij zelfs ziele-leven, werkelijk zielsleven.
Denkt u toch maar eens hoe dood de kosmos is als men omhoogkijkt en brandende
gaslichamen ziet. En denkt u eens hoe levendig alles wordt als men weet dat
deze sterren de uitdrukking zijn van de liefde, waarmee de astrale kosmos op
de etherische kosmos werkt. Dat is een heel precieze uitdrukking." Men
ziet dat we altijd maar weer naar uitdrukkingen van het morele leven moeten
grijpen om de natuur der sterren te karakteriseren. Altijd weer moeten we de
overtuiging afweren dat men de sterrenwereld zou kunnen verstaan vanuit
fysieke vooronderstellingen of pure berekeningen. "Men rekent, rekent,
rekent. Het is net alsof de spin haar net spint en zich zou inbeelden dat met
dit net de ganse wereld doorsponnen is. De wetten volgens dewelke men zo
rekent, die gelden daarbuiten helemaal niet meer; we kunnen hoogstens het
morele dat in ons schuilt, gebruiken om tot een begrip te komen van wat daar buiten is. Daar buiten gaat
het er namelijk moreel aan toe, bijtijden ook
immoreel, ahrimanisch, luciferisch
enz. Maar als ik het morele als een soortbegrip opvat, dan gaat het er moreel
aan toe, niet fysisch." Overgenomen uit: http://www.vrijgeestesleven.be/diabasis/b16vreede.htm |
https://www.cielen.eu |