EINDTERMEN GESCHIEDENIS VIJFDE en ZESDE KLAS STEINERSCHOOL

 

LL01 * de kinderen kunnen gegevens leren door ze te memoriseren.

LL02 * de kinderen kunnen in eenvoudige naslagwerken en andere eenvoudig toegankelijke media zelfstandig informatie opzoeken via de alfabetische inhoudsopgave.

LL03 * de kinderen kunnen voor een opdracht bij de juiste personen informatie opvragen.

LL04 * de kinderen kunnen samenhangende informatie leren door deze in eigen woorden na te vertellen of verkort weer te geven.

LL05 * de kinderen kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen.

LL06 * de kinderen kunnen onder begeleiding hun lessen, taken en opdrachten plannen en organiseren.

LL07 * de kinderen zijn bereid hun gedrag aan te passen aan de leersituatie.

LL08 * de kinderen zijn bereid nauwkeurig, ordelijk en volgens afspraak te werken.

LL09 * de kinderen zijn bereid zelfstandig te werken.

LL12 * de kinderen zijn bereid  op zichzelf te vertrouwen.

LL13 * de kinderen zijn bereid zich voldoende weerbaar op te stellen.

LL14 * de kinderen zijn bereid tot een houding van verwondering, eerbied en interesse.

MV55 * attitudes: het onderwijs is erop gericht dat de kinderen de processen kunnen ervaren die het muzische handelen bepalen doordat zij: hun waarnemingsvermogen gericht en onbevooroordeeld kunnen gebruiken; hun fantasie, voorstellingsvermogen en geheugen vooral voor ruimtelijke oriëntatie en temporele ordening gericht kunnen gebruiken; een denken ontwikkelen waarbij het innerlijk voorstellen en waarnemen geobjectiveerd worden zonder naar het loutere intellectuele af te glijden; hun voorstellingsvermogen, hun bewegings- en tastzin kunnen aanspreken en coördineren; hun gevoelswereld verfijnen en differentiëren zowel op het kunstzinnige als op het sociale vlak.

MV56 * attitudes: het onderwijs is erop gericht dat de kinderen kleur- en vormgevoel ontwikkelen, ook inzake klankkleur en vormen op het gebied van de muziek.

SV02 * de kinderen kunnen een onderscheid maken tussen wat wenselijk is en wat mogelijk is, ook wat hun eigen wensen en kwaliteiten betreft.

SV03 * de kinderen tonen een aan hun leeftijd beantwoordende kritische houding en verantwoordelijkheidszin.

SV04 * de kinderen tonen in hun omgangsvormen dat zij respect kunnen opbrengen voor: de mens in zijn mens-zijn, hoe verscheiden de verschijningsvormen en uitingen ook zijn (zie ook WO82* en WO83*); voor het werk van de mens (zie ook WO83*); en voor de natuur (zie WO82*).

SV05 * de kinderen kunnen zich als persoon in een groep handhaven en tonen dit onder meer door de bereidheid mekaars kwaliteiten te erkennen; de plaats die hen toekomt in te nemen.

SV06 * de kinderen kunnen geduld opbrengen.

SV07 * de kinderen kunnen initiatief nemen.

SV08 * de kinderen kunnen zich binnen een groep profileren dan wel terughouden, bijvoorbeeld in een gesprek; door een rol in een toneelstuk; door solospel of groepsspel in muziek.

SV09 * de kinderen kunnen regels en afspraken aanvaarden.

SV10 * de kinderen kunnen een bijdrage leveren aan het tot stand komen van regels en afspraken.

SV11 * de kinderen kunnen binnen een groep een eigen verantwoordelijkheid opnemen.

SV12 * de kinderen kunnen op basis van de vorige eindtermen tot samenwerking komen.

SV13 * de kinderen kunnen in hun omgangsvormen eerbied en respect opbrengen voor de mens als individu met zijn kwaliteiten en beperkingen; voor het individuele werk (zie ook WO82* voor hun omgeving).

SV14 * de kinderen kunnen helpen en zijn bereid zich te laten helpen.

SV15 * de kinderen kunnen op hun niveau met eigen gevoelens en meningen en die van anderen omgaan.

SV16 * de kinderen kunnen in hun spreken en luisteren rekening houden met de gesprekspartner (zie TN1, TN9, TN10, TN14, TN19, TN23, TN24, TN25, TN26, TN27, TN32).

TN01 * de kinderen kunnen actief luisteren naar voor hen bestemde verhalen en uiteenzettingen.

TN02 * de kinderen kunnen voor hen bestemde teksten (bijv. brieven, verhalen, beschrijvingen, in boeken, eigen teksten) vlot en kritisch lezen en begrijpen.

TN03 * de kinderen staan open voor het gesproken en geschreven woord.

TN04 * de kinderen beleven vreugde aan het opnemen van aangereikte beelden.

TN05 * de kinderen kunnen voor hen bestemde verhalen, uiteenzettingen en beschrijvingen die ze beluisterd of gelezen hebben, geheel of gedeeltelijk navertellen.

TN06 * de kinderen kunnen zich inleven in een personage van een toneel, een verhaal of een boek en de gebeurtenissen vanuit dit standpunt benaderen.

TN07 * de kinderen kunnen gericht informatie verzamelen rond een thema door het raadplegen van volwassenen en door opzoeken in voor hen toegankelijke literatuur en media en kunnen deze informatie hanteren.

TN08 * de kinderen zijn bereid zich in te leven in de verhalen zo dat ze deze beeldend in tekeningen en schilderingen kunnen weergeven.

TN09 * de kinderen kunnen zich verstaanbaar maken en vlot uitdrukken, ze kunnen duidelijk articuleren en een correcte zinsintonatie gebruiken.

TN10 * de kinderen kunnen hun geschreven teksten en hun schriften verzorgen, door aandacht te besteden aan spelling, interpunctie, handschrift, zinsbouw en passende illustraties.

TN12 * de kinderen zijn bereid om eventuele slordigheden in het spreken en het articuleren te verbeteren.

TN13 * de kinderen zijn bereid om vorm, stijl en inhoud van hun eigen tekst te herbekijken en te evalueren en, waar nodig, deze te verbeteren.

TN14 * de kinderen kunnen hun waarnemingen, hun ervaringen, hun gedachten, meningen en hun gevoelens begrijpbaar uitdrukken in gesproken taal.

TN15 * de kinderen kunnen ingeoefende teksten en gedachten in koor en solo reciteren met aandacht voor ritme, metrum, rijm, klankkleur, alliteratie en andere stijlfiguren.

TN16 * de kinderen kunnen voor de klas spreken over een thema dat in verband staat met de behandelde leerstof, over een boek of over een eigen ervaring.

TN19 * de kinderen kunnen een verhaal, een gebeurtenis, een eigen ervaring of een les (samenvattend)weergeven.

TN21 * de kinderen kunnen nieuwe woorden die ze leerden kennen correct in het eigen taalgebruik integreren.

TN22 * de kinderen zijn bereid om er bij elke taaluiting rekening mee te houden dat anderen hen ook goed moeten kunnen begrijpen.

TN23 * de kinderen zijn bereid kritisch naar anderen te luisteren en zelf te spreken.

TN23 bis * de kinderen ontwikkelen het vermogen om vanuit de beoordeling van een communicatieve situatie met de gepaste mondigheid te reageren.

TN24 * de kinderen tonen de wil en de interesse om het gezichtspunt van de ander te begrijpen.

TN25 * de kinderen kunnen opbouwend deelnemen aan een klasgesprek en aan een gesprek met bekende volwassenen.

TN26 * de kinderen kunnen op aan hen gestelde vragen antwoorden.

TN27 * de kinderen kunnen na een les, een verhaal of een uiteenzetting zowel aan de leraar als aan klasgenoten relevante vragen stellen en luisteren naar antwoorden.

TN28 * de kinderen kunnen na een voor hen toegankelijke uiteenzetting van een andere het gezichtspunt van deze andere weergeven.

TN32 * de kinderen weten dat je door het beheersen van een taal in een bepaalde gemeenschap kunt communiceren.

TN34 * de kinderen kunnen vreugde beleven aan het omgaan met verschillende taalgenres zoals poëzie, proza, verhaal, sprookje, fabel, toneelstuk, verslag, brief…) en aan het creatieve gebruik van taal in spreekwoorden, gezegdes, rijm en ritme, beeldspraak.

W57 * de kinderen ontwikkelen vertrouwen in hun denk- en leeractiviteiten en behouden een houding van nieuwsgierigheid en interesse voor wiskundige fenomenen.

WO49 * geschiedenis: de kinderen kunnen zich een concrete voorstelling maken van historische gebeurtenissen en deze weergeven in woord en beeld.

WO50 * geschiedenis: de kinderen kunnen de behandelde historische feiten op systematische wijze verwoorden.(In samenhang met de methode zoals die aangegeven wordt in Leren Leren).

WO51 * geschiedenis: de kinderen kunnen zich inleven in het dramatisch-epische karakter van de geschiedenis.(zie ook Leren Leren, Muzische vorming: toneel, recitatie, tekenen, schilderen).

WO52 * geschiedenis: de kinderen kunnen tijd ruimtelijk voorstellen.

WO53 * geschiedenis: de kinderen kunnen enkele kenmerkende aardrijkskundige en geschiedkundige aspecten van hun school- of woonomgeving beschrijven.

WO54 * geschiedenis: de kinderen kennen de chronologische volgorde en kunnen beknopt kenmerkende elementen beschrijven uit verschillende cultuurperiodes:
- Oosterse cultuur: Indië, Perzië, Tweestromenland, Egypte;
- Griekse cultuur (o.a. opkomst en werking van de democratie);
- Romeinse cultuur (o.a. opkomst van het recht: publiek en privaat);
- Middeleeuwse geschiedenis.

WO55 * geschiedenis: de kinderen hebben oog voor het element evolutie doordat zij inzien dat de mensen in het verleden en op andere plaatsen op een andere wijze leefden, voelden en dachten dan de mensen hier en nu.

WO56 * geschiedenis: de kinderen zien in dat bepaalde voorwaarden het menselijk handelen mee bepalen, zoals tijd, aardrijkskundige gegevens, ideeën.

WO57 * geschiedenis: de kinderen kunnen zich inleven in situaties die in tijd en plaats verder van hen af staan.

WO58 * geschiedenis: de kinderen zijn bereid dit te doen (cfr WO58).

WO59 * geschiedenis: de kinderen tonen interesse in en een gevoel van persoonlijke verbondenheid met het verleden.

WO60 * geschiedenis: de kinderen beseffen dat elke cultuur typische kenmerken bezit, zichtbaar in de leefwijze van de mensen.

WO77 * sociaal-economische aspecten: de kinderen kunnen aan de hand van eenvoudige voorbeelden illustreren
- dat er een verband bestaat tussen de mens en zijn woonplaats op aarde;
- dat de mens de mogelijkheden van klimaatsomstandigheden en landschap voor zichzelf kan benutten.

WO78 * sociaal-economische aspecten: de kinderen brengen respect en begrip op voor de leefomstandigheden en leefwijze van andere mensen en andere volkeren.

WO79 * algemene vaardigheden: de kinderen kunnen plaatsen waar ze in de les kennis mee maken, opzoeken op een in de context passende kaart.

WO80 * algemene vaardigheden: de kinderen kunnen een atlas raadplegen en kunnen daartoe:
- het alfabetisch register hanteren (zie TN 7)
- eenvoudige kaarten hanteren gebruik makend van windrichting, legende en schaal;

WO81 * algemene vaardigheden: de kinderen kunnen eenvoudige, aan hun niveau aangepaste bronnen raadplegen om meer te weten te komen over de natuur en het dagelijkse leven van de mensen in eigen streek, eigen land en elders in de wereld

WO83 * attitudes: de kinderen tonen verwondering, innerlijke betrokkenheid, interesse en respect t.a.v. culturele, maatschappelijke en economische verschijnselen in hun omgeving en op plaatsen die in tijd en ruimte verder van hen afstaan.