EDWARD, 13 oktober
Luc Cielen in Rinkkrant 706 van 10 oktober 2003
De naam komt van het Oudengels Ead-weard, wat wil zeggen : beschermer (ward) van het erfgoed (ead). Afleidingen van deze naam zijn : Edwards, Edouard, Edouart, Edewaerd, Edwar, Eduwaere, Eduardus, Eduardo, Edvard, Edoardo, Ward, Ed(?), Eddy(?).
Wie was Edward ?
Volgens de ene is het Edward I, koning van Engeland, volgens anderen is het Edward III, de Belijder, koning van Engeland. Nu, er zijn twee Edward I geweest en evenveel Edward III, allen koningen van Engeland. De eerste Edward van die naam, en min of meer koning van Engeland is Edward de Oudere, geboren in 863 en gestorven in 924. Enkele jaren later is er een Edward de Martelaar (963-978), maar de heilige over wie het hier gaat is Edward III de Belijder (1003-1066), die in feite de eerste echte koning van Engeland wordt genoemd. Met hem eindigt ook de eerste reeks Edwards. In 1272 begint er een nieuwe reeks van Edwards, die doorloopt tot in de twintigste eeuw. Acht (plus drie) zijn er geweest die koning van Engeland en Groot-Brittannië waren. Uit die hele reeks koningen is Edward III degene die de naam ingang heeft doen vinden en er de oorzaak van is dat er zoveel mensen Edward, Eduard of Ward heten. Wij kennen alleszins nog violistje Ward, die nog maar dik een jaar geleden Rinkrank verwisselde voor de middelbare school. En we zingen heel wat liederen van ene Ward De Beer, die een muziekschool op zijn naam heeft staan in Antwerpen, en een twintigtal jaar geleden muziekleraar was van schrijver dezes en samen met hem die muziekschool (die toen Adriaan Willaert heette) leidde.
Dus gaat het hier over EdwardIII, de Belijder.
Hij was de zoon van Ethelred II (koning van de Engelsen) en Emma (zus van Richard II van Normandië). Hij werd geboren in Islip bij Oxford en was de kleinzoon van Edward de Martelaar (die vermoord werd door zijn stiefmoeder Aelfrieda). Tijdens zijn jeugd heersten de Noormannen (Denen) over de Britse eilanden, zodat de jonge Edward opgevoed werd in Normandië. Daar zal hij hoogstwaarschijnlijk wel zijn achterneef Willem (De Veroveraar) gekend hebben. Deze Willem komen we bij het einde van het verhaal nog tegen.
In 1042, nadat Knut, de Deense koning, vermoord werd, gaat hij naar Engeland terug en wordt er koning. De inzegening gebeurt op Paasdag. Het is de graaf van Wessex, Godwin, die hem voluit steunt om de troon te bezetten, en daarvoor beloond wordt met het huwelijk van zijn dochter Edith (Edgitha) met Edward. Dat huwelijk was niet helemaal wat wij onder een huwelijk verstaan. Om een of andere reden kwam er geen troonopvolger en later werd verteld dat dat kwam doordat het echtpaar als broer en zus in kuisheid samenleefde. Het bleek dat Edith zo godvruchtig was, dat ze haar maagdelijkheid wilde behouden ter ere van God. Edward zou daarmee ingestemd hebben. En zo ontstond de legende dat beiden uit vrije wil hun maagdelijkheid hebben behouden. Het verklaart deels ook waarom Edward later heilig werd verklaard (omstreeks 1161). Een ander element dat tot de heiligverklaring bijdroeg was de godsvrucht en de naastenliefde van de koning. Hij deelde royaal aalmoezen en brood uit aan de armen en het geluk van zijn onderdanen ging hem boven alles. Daarom voerde hij ook zo weinig oorlogen. Er is er slechts één bekend : een oorlog waarbij hij de Schotse koning weer op zijn rechtmatige troon plaatste.
Toch was niet alles peis en vree en gebeurde het wel meer dat hij op voet van oorlog stond. Zo blokkeerde hij met een vloot een tijd lang de Vlaamse kust. Er zal wel een reden voor geweest zijn. Voor Engeland zelf was zijn regering een zegen - kwatongen beweren dat niet hij, maar graaf Godwin in feite regeerde en dat Edward meer met Kerk en godsdienst bezig was - doordat er heel wat zeer goede wetten werden uitgevaardigd, die blijk gaven van een wijs inzicht. Dat hij heel godvruchtig was blijkt uit de aandacht die hij besteedde aan de abdij van Westminster bij Londen (nu hartje Londen). Hijzelf zetelde als koning in zijn burcht in Winchester, dat toen de hoofdstad van Engeland was (en vele eeuwen daarvoor ook de hoofdstad van de Keltische stam der Belgen), hield nu en dan verblijf in Windsor (waar de hedendaagse Britse koningen en koninginnen dat nog steeds doen) en kwam regelmatig in Londen en dan meer specifiek in Westminster. Al van bij de aanvang van zijn regeringsperiode begon hij met de verbouwing van de abdij en op een mooie Kerstdag werd de kerk van de abdij ingewijd in aanwezigheid van de koning. Hij zat tijdens de dienst op een troon die door een voorvader (Edward I) was vervaardigd. Er is iets speciaals met die troon : onder het zitvlak is een zware steen bevestigd, de befaamde Scone. Die had Edward I uit Schotland meegebracht. Die Scone is de steen waarop aartsvader Jacob zijn hoofd ooit te ruste legde. Dat kan je lezen in het Oude Testament. Maar vraag me niet hoe die steen in Schotland was verzeild. In elk geval : de Scone is er nog steeds en bij de kroningsplechtigheden moet de koning (of koningin) daarop plaats nemen. Mocht Charles ooit koning worden, dan weet je nu waarop hij tijdens de kroningsplechtigheid zal zitten.
Al tijdens zijn leven werd Edward als een heilige beschouwd. Het volk vertelde dat hij de ‘goddelijke aanraking der koningen’ bezat. Daarmee werd bedoeld dat hij genezende kracht in de handen had en door aanraking scrofula (een algemene term in die dagen voor verschillende ziekten) kon genezen. Hij kon The Kings Evil (een halsziekte waaraan nogal wat koningen leden - ten gevolge van het dragen van hun loodzware kroon ? - door aanraking genezen.
In 1066 sterft hij. Kinderloos. De miserie van de opvolging kon dus beginnen. Graaf Godwin had zijn voorzorgen genomen : zijn zoon Harald (schoonbroer van Edward) had al verschillende belangrijke opdrachten in naam van de koning ondernomen. Eén van zijn uitstapjes (naar Bretagne) staat vereeuwigd op de Tapisserie van Bayeux. Die uitstap loopt echter niet zo goed af, hij wordt namelijk gevangen genomen door Willem de Veroveraar (gehuwd met Mathilde, dochter van de Graaf van Vlaanderen). Bij zijn terugkeer naar Engeland dwingt Willem hem tot zware toegevingen en tot de belofte dat hij in geen geval de Engelse troon zal gaan bezetten. Maar eens terug in Engeland, waar Edward sterft, grijpt Harald zijn kans en roept zichzelf uit tot koning. Willem is in alle staten en trekt met een vloot naar Engeland. Bij Hastings kan hij Harald verslaan en wordt dan zelf koning van Engeland. Daarmee veroorzaakt hij een kettingreactie die nog vele eeuwen oorlogen tot gevolg zal hebben. Maar daar is Willem zich op dat ogenblik niet van bewust.
Edward krijgt een standbeeld in Winchester, een magere troostprijs voor de ex-hoofdstad van Engeland, die haar functie overdraagt aan Londen. Het graf van Edward vind je in Westminster Abbey. - Koning Edward werd tijdens de inwijdingsplechtigheid ziek, maar dwong zichzelf om de hele plechtigheid uit te zitten. Achteraf werd hij zieker en zieker en voelde dat hij ging sterven. Hij liet alle edelen bij zich komen en omringd door deze edele schare verliet hij het aardse bestaan. Niet vooraleer hij zijn kuise eega toevertrouwde aan de zorgen van haar broer Harald en erbij zei : “Ze is nog maagd” Dat waren zijn (laatste) woorden. Toen jaren na zijn dood het graf geopend werd, bleek zijn lichaam nog helemaal intact te zijn : een bewijs van zijn heiligheid. Wonderlijker is het echter dat zijn stoffelijk overschot in zijn geheel bewaard werd op nog steeds dezelfde plaats. En dat ondanks een niet aflatende vraag naar relikwieën. Sommige kerken en abdijen hebben toch iets gekregen. In Reading (nu bekend om het weerstation) bewaren ze vol trots een klein stukje van zijn grafsteen. In Engeland vind je heel wat afbeeldingen van deze heilige koning. Meestal wordt hij afgebeeld met scepter en rijksappel, soms ook met een scepter waarop een duif zit (teken van zachtmoedigheid) maar op sommige schilderijen toont hij heel demonstratief een ring. Daarover gaat het volgende verhaal.
De brave, goede, godvruchtige koning Edward wandelde eens door de straten van Westminster. Hier en daar schonk hij wat geld aan armen en behoeftigen. Tot zijn zakken leeg waren. Maar daar ontmoet hij nog een bedelaar en Edward zit nu zelf in nood. Hij heeft niets meer om weg te geven. Maar wat doet hij ? Hij trekt een ring van zijn vinger en schenkt die aan de arme man. Twee jaar gaan voorbij. Dan ontvangt hij op een dag twee pelgrims die hem een geschenk overhandigen : de ring die hij aan de bedelaar had gegeven. Wat was er gebeurd ? Die bedelaar was niemand anders geweest dan de apostel Johannes. De pelgrims hadden bij een verschijning van Johannes de opdracht gekregen de ring terug te schenken aan de koning.
Ludwig II van Beieren had vele eeuwen later een grote bewondering voor Edward de Belijder. Hij liet een groot schilderij, waarop Edward staat afgebeeld, ophangen in zijn slot Neuschwanstein; het slot dat model heeft gestaan voor het sprookjeskasteel van Disneyland en in vele tekenfilms te bewonderen valt.
In Bayeux in Normandië wordt in het bisschoppelijke Paleis de ‘Tapisserie de Bayeux’ bewaard. Dat is een meer dan zeventig meter lang borduurwerk waarop de invasie van Willem de Veroveraar staat afgebeeld. De eerste afbeelding op het doek is die van Koning Edward, de Belijder. Daarover zullen de kinderen van vijfde en zesde klas meer horen in de geschiedenisperiode die over enkele weken begint.