Columba Van Iona, 9 juni

Luc Cielen in Rinkkrant 733 van 11 juni 2004


Columba van Hy (Nederland)

Kolumban (Duitsland)

Colm, Colmcille (= Colum van de kerken), Columba, Columcille, Columkill, Columkille, Combs (Engeland)

Colomba, Colombkill (Frankrijk)

Colombano (Italië)

Columbo, Columbano (Portugal en Spanje)

De naam betekent ‘duif’


Van Ierse koninklijke afkomst, geboren op 7 december 521 (+/-) in Gartan in het graafschap Donegal en gestorven op het eiland Iona op 9 juni 597. Zijn moeder Eithne had kort voor zijn geboorte een droom, waarin ze een engel zag die haar een veelkleurige mantel toonde. De engel verhief zich daarop steeds hoger in de lucht en spreidde de mantel over het hele land uit. Toen verkondigde de engel haar dat zij haar zoon Columba moest noemen en dat hij een groot profeet zou zijn.

 

Toen na de geboorte vader Fedhlimdh het kind in zijn armen hield, zag hij dat het een stevig, sterk kind was. Hij wilde het de naam Crimthan (= wolf) geven, maar de moeder zei dat een engel haar had gezegd dat hij Columba (= duif) moest heten. Zo kreeg hij dus zijn naam. Columba was een achter-achterkleinzoon van de grote Ierse koning Niall of the Nine Hostages.

Columba studeerde in Moville en Clonard aan de Boyne bij Sint Finnian van Moville. Daar viel hij al op door enkele mirakels die hij verrichtte. Het meest bekend is gebleven het feit dat hij water in wijn veranderde ten behoeve van de eredienst in de kerk. Zijn verdere opleiding kreeg hij bij Saint Mobhi in het klooster van Glasvenin. Na zijn studietijd keerde hij terug naar Ulster en stichtte er de kloosters in Derry, Durrow en Kells. Toen hij in Derry was, maakte hij plannen om naar Rome en Jeruzalem te reizen. Hij vertrok, maar kwam niet verder dan Tours, waar hij geïmponeerd raakte door het werk van de heilige Martinus die twee eeuwen eerder daar geleefd had. Hij maakte een kopie van de bijbel die hij daar vond aan borst van Martinus, en daar reeds een eeuw lag. Terug thuis in zijn klooster, herinnerde Columba zich dat in het klooster van Moville een mooi psalmenboek werd bewaard. Hij had voor zijn klooster ook behoefte aan zo’n boek.

 

Hij keert naar Moville terug, laat zich ‘s nachts insluiten in de kloosterkerk, haalt stiekem een meegebrachte veer, inktpot en olielamp te voorschijn en begint het psalmenboek te kopiëren. Hij verricht het werk in één nacht.

Maar de broeder die nachtwacht had, zag een lichtschijnsel in de kerk. Hij waarschuwde de abt en zo ontdekte men wat Columba daar aan het doen was. Volgens de kloosterregel had Columba daarmee een zware overtreding begaan. Maar Columba toonde niet het minste teken van berouw. Hij zei tegen de abt: “Jij hebt jouw boek toch en er is toch niets veranderd aan dat boek omdat ik het overgeschreven heb.” De abt eiste echter dat Columba zijn kopie aan het klooster zou schenken. Maar Columba weigerde, richtte zich tot koning Diarmait in de hoop dat die hem gelijk zou geven, maar de koning ging niet op zijn verzoek in, integendeel, ook hij was van oordeel dat Columba zijn kopie aan het klooster van Moville moest geven. Columba was woedend op de koning en toen korte tijd later een moordenaar - het was de man die Prins Curnan, een bloedverwant van koning Diairmit had gedood - zijn toevlucht zocht in het klooster van Columba en de soldaten van de koning zich niets aantrokken van deze gewijde plek waar asielrecht heerste, en de moordenaar uit de kerk wegsleepten, was voor Columba de maat vol. Hij trok naar de koning, verweet hem zijn onfatsoenlijk optreden en beschuldigde hem van hoogmoed. Daar voegde hij nog aan toe dat hij en zijn volgelingen hem niet langer als hun koning beschouwden. Dit leidde tot een oorlog tussen Columba en de koning, waarbij het psalmenboek, althans de kopie ervan, de inzet werd.

 

Bij Cul-Dreimnhe (Cooldrevny) ontmoetten de legers elkaar en ontbrandde de strijd. Columba stond terzijde en bad ondertussen voor een goede afloop (voor de zijnen, natuurlijk). Saint Finnian stond aan de andere zijde te bidden voor het leger van de koning. Columba won de strijd en drieduizend mannen uit het koningsleger sneuvelden.

 

De abten van Ierland kwamen daarop bijeen om te bespreken wat ze hiermee aan moesten. Zonder dat Columba aanwezig was, veroordeelden ze hem omdat hij in plaats van vrede oorlog had gepredikt. Om die reden werd hij dan ook buiten de geloofsgemeenschap gestoten, met andere woorden, hij kreeg de banvloek over zich heen. Columba vernam wat de abtenvergadering had besloten en spoedde zich in allerijl er naar toe en trad er onaangekondigd binnen. Een ijzige stilte daalde over de aanwezigen neer. De spanning steeg. Toen stond de heilige Brandaan van Birr op, kwam naar Columba, omhelsde hem en zei: “Deze man is door God uitverkoren om een heel volk naar het eeuwige leven te leiden.”

Daarmee bedoelde hij dat Columba niet langer in Ierland kon blijven, maar zich moest verwijderen en een nieuw volk moest zoeken om er te gaan prediken. Daarmee was de vergadering gesloten.

 

Columba zwierf nu van de ene abdij naar de andere met de vraag waar hij zich moest vestigen en welk volk hem toegewezen werd. Bovendien kwelde hem nu steeds meer de vraag hoeveel zielen er door zijn schuld voor God waren verloren gegaan in de slag bij Cooldrevny. Ten slotte kwam hij bij de abt Abban en legde hem de vraag voor. Abban trok zich terug in meditatie en gebed en liet Columba wachten. Urenlang. Toen hij eindelijk bij Columba terugkeerde zei hij dat hij zeker wist dat er geen enkele ziel voor God was verloren gegaan. Al de mannen die gesneuveld waren, waren naar de hemel gegaan. Dat was een grote troost voor Columba en nu kon hij zich met zijn opdracht gaan bezig houden. Hij voer over naar het eiland Inis-Myrry, en kwam bij zijn biechtvader Saint Molaise. Die raadde hem aan om in den vreemde te gaan en daar evenveel mensen te bekeren als er in de slag van Cooldrevny waren gestorven. Om te tonen dat hij echt berouw had over zijn misdaad, moest hij Ierland verlaten en er niet meer terugkeren. Wel mocht hij gezellen meenemen.

 

Columba vond twaalf jonge monniken die bereid waren zijn lot te delen en voer weg van Ierland. Ze stapten in een boot en pas hadden zij zich van de kust verwijderd of Columba brak het roer af en wierp het op het land. Ook het zeil rukte hij van de mast en borg het op. Stuurloos dobberde het schip nu op de golven, meegenomen door de stromingen en de winden. Ze dreven naar het noorden tot zij Ierland niet meer zagen en kwamen bij het eiland Iona, dat toen bekend stond als het “eiland der druïden”. Om er zeker van te zijn dat ze ver genoeg van Ierland waren, beklommen ze de hoogste heuvel van het eiland en keken naar het zuiden, waar niets anders te zien was dan de golven van de zee. Columba was 44 jaar toen hij op Iona arriveerde. Daar stichtte hij in 563 het klooster. Later zal het eiland dan ook de naam Icolm Kill (I-Chaluim Chille) genoemd worden, wat wil zeggen: Eiland van de cel van Columba. Ook de naam Hy komt voor. Dit klooster zal een belangrijke plek worden voor de verspreiding van het christendom. Eerst en vooral in Schotland, maar ook voor West-Europa, omdat van daaruit de kerstening van Europa zal ingezet worden met voor ons bekende figuren als Willebrord, Amandus en Bonifatius. Rond het jaar 800 wordt op Iona het ‘Book of Kells’(een gekalligrafeerde versie van de bijbel) geschreven. In de kerk van de abdij vonden 48 Schotse, 8 Noorse en 4 Ierse koningen hun laatste rustplaats.

 

Maar toen Columba het eiland bereikte met zijn twaalf gezellen, was het eiland nog eigendom van de Schotse koning Brude. Daarom besloot Columba een bezoek te brengen aan deze koning. Hij voer naar Schotland tot aan het meer dat Loch Ness heet, bij Inverness. Daar, veilig verborgen in het gebergte lag de burcht van de koning. Columba beklom met zijn gezellen het steile rotspad en kwam voor de burcht, maar die was gesloten. Hij riep en klopte aan, maar niemand kwam open doen omdat koning Brude bevel had gegeven de vreemdelingen niet toe te laten in zijn burcht. Columba stond voor de poort en begon met machtige stem te zingen, waarbij hij een groot kruisteken maakte en daarna zijn handen op de poort legde. De sloten sprongen vanzelf open en de zware houten deuren gingen open. Korte tijd later stond hij voor de koning die hem eerst vol vrees benaderde, maar hem ten slotte gastvrij onthaalde. Columba vroeg en kreeg toestemming van de koning om zich op Iona te vestigen. De koning liet zich zelfs door Columba dopen en inwijden in de christelijke leer.

Toen Columba de burcht wilde verlaten trad Broichan, de druïde van de koning op hem toe. Hij had natuurlijk gezien met welk wonder Columba de poort had geopend en hij wilde laten zien dat hij machtiger was dan deze vreemde monnik. Nu Columba wilde vertrekken, zorgde Broichan er voor dat de winden het vertrek verhinderden. Toen Columba de steiger naderde, waaide de wind met volle kracht uit zee. Het was onmogelijk om uit te varen. Columba en zijn gezellen stapten echter toch in de boot en begonnen met inzet van al hun krachten de zeilen te hijsen. En zie, amper waren de zeilen gehesen, of de wind luwde, de wolken dreven weg en een rustige wind waaide vanuit het land over de zee en bracht het schip naar Iona.

 

 

Tot zover de legende over de aankomst van Columba op Iona. De Pict Bede (Beda Venerabilis), die het leven van Columba eeuwen geleden neerschreef vertelt deze legende niet, hij schrijft enkel : “Venit de Hibernia ... praedicaturus verbum Dei.” (Hij kwam van Ierland ... om het Woord Gods te prediken). Dank zij de bekering van koning Brude slaagden Columba en zijn gezellen erin de Picten, Schotland en Noord-Engeland tot het christendom te brengen. Duizenden lieten zich door hen dopen. In ‘The Book of Deer’ wordt het bekeringsverhaal beschreven.

Het is zeker niet zo dat Columba Ierland nooit meer betrad zoals in de legende wordt verteld. Hij bezocht Ierland regelmatig en woonde er ook bisschopssynodes bij.

 

Vier jaar voor zijn dood kreeg Columba een visioen. Daarin zag hij drie engelen die hem zeiden dat God diep bewogen was door zijn bekeringswerk en dat de nieuwe gelovigen tot Hem hadden gebeden om het aardse leven van Columba met vier jaar te verlengen. Zo gebeurde.

Maar toen Columba 34 jaar lang zijn werk op aarde had verricht sprak hij op een zaterdag - het was 8 juni - tegen zijn leerling Diermit: “Vandaag is het sabbat, rustdag, en voor mij zal dat zo ook zijn, want vandaag zal er een eind komen aan mijn werk en zal ik gaan rusten.” Toen het middernacht werd en het tijd was om de nachtdienst bij te wonen, knielde Columba bij het altaar neer en stierf. Hij was in zijn 77e levensjaar en had de laatste jaren van zijn leven op Iona doorgebracht met het ontvangen van pelgrims en het schrijven van boeken. Twee daarvan: het ‘Book of Durrow’ en het psalmboek ‘The Cathach’ zijn tot op onze dagen bewaard gebleven. Rond deze boeken werden vele mirakelen opgetekend. Het psalter ‘The Cathach’ werd zelfs mee ten strijde genomen om zo de overwinning te bewerkstelligen. Hij werd begraven op het eiland Iona, maar enkele eeuwen later werden zijn stoffelijke resten bijgezet in Downpatrick in Ulster. Daar rust zijn gebeente in een graf waarin ook relieken van die andere grote Ierse heiligen, Saint Patrick en Saint-Brigit, bewaard worden. De reden waarom zijn relieken werden weggehaald uit Iona ligt bij de Vikingen, die in de negende eeuw het eiland plunderden en de beroemde abdij tot een ruïne herleidden. Voor pelgrims in latere eeuwen bleef, tot vandaag toe, toch nog één heilig aandenken aan Columba bewaard: zijn hoofdkussen, dat niets anders is dan een steen.

 

Het eiland Iona was in de negentiende eeuw eigendom van de hertog van Argyll, die het in 1899 aan de Schotse staat schonk, op voorwaarde dat er weer een religieus centrum zou komen. Zijn wens werd vervuld en sinds 1967 is er een oecumenische gemeenschap actief, (te vergelijken met Taizé in Frankrijk) die vele reizigers en pelgrims ontvangt.

 

 

Columba werd de beroemdste heilige van Schotland. Hij wordt genoemd: “De pelgrim van Christus” maar ook: “Apostel van Schotland”. Beter is het echter om te schrijven dat hij “Eén van de 12 apostelen van Schotland” is, want zoveel zijn er in dat land bekend.

Columba is de patroon van dichters en hij beschermt de gelovigen tegen bliksem en brand, tegen nood- en onweer en tegen ratten en muizen.

Hij wordt meestal afgebeeld met een mand vol brood of gewoon met drie broden.

 

 

Wordt dit verhaal verteld in Rinkrank? Neen, maar voor sommigen kinderen op de school is er toch enig verband te zien. Zo gaan sinds enkele jaren een aantal ex-Rinkrankleerlingen naar de middelbare Steinerschool Hibernia in Antwerpen. De naam van die school betekent ‘Ierland’ en verwijst naar de heilige Columba. Hoe komt dat? Wel, toen die middelbare school werd opgericht, ging men te rade in het Ruhrgebied in Duitsland, waar een Hiberniaschool bestond waarin een grote nadruk lag op het ambachtelijke. Zo’n school wou men in Antwerpen ook oprichten. Toen dat dan gebeurde eind jaren ‘60, begin ‘70, kreeg de Antwerpse school dezelfde naam als haar Duitse voorbeeld. Maar hoe kwam die Duitse school aan die naam? Dat heeft dan weer te maken met Rudolf Steiner die in het Keltische christendom een verre naklank gewaar werd van de Keltische beschaving waarin dan weer een héél verre naklank te horen was van Atlantis, het verloren gegane wereldrijk dat gevestigd was op, en ten onder gegaan was aan etherische krachten. Vooral ook omdat het Keltische (Ierse) christendom geacht werd meer esoterisch te zijn dan het Roomse. Ook dacht men in Steiners dagen dat het Keltische christendom losser stond tegenover de richtlijnen van Rome (een voorbeeld daarvan is de paasdatum), maar die opvatting werd later achterhaald, vermits bleek dat in het Ierse christendom zelfs meer verwijzingen waren naar de Heilige Stoel (in Rome) dan in andere kerken. Wel is het zo dat het Keltische christendom minder hiërarchisch gestructureerd was. In elk geval, dank zij Steiner ontstond er binnen de antroposofische wereld een nieuwe golf van enthousiasme voor het Ierse christendom. En vermits dat aan de basis lag van de kerstening van West-Europa, zag men hierin een voorloper van deze nieuwe kerstening (op antroposofische basis), die nu meer esoterisch gericht was. Met een naam als Hibernia liet de school dus blijken in deze stroming thuis te horen. En Columba, met zijn klooster op het eiland Iona, was de grote inaugurator en verspreider van dat Keltische christendom. Daarmee is de link dus gelegd. Om dezelfde reden is er in Kessel bij Lier ook een Iona-instituut te vinden.

 

De naam Iona horen we ook in een van de zangen (Eis Iona) van de Carmina Burana, die zo grandioos op muziek gezet zijn door Carl Orff. Ook die zang verwijst naar de oorsprong van de missionering van West-Europa. En vermits de school regelmatig gebruik maakt van Orff-instrumenten is het best mogelijk dat er vroeg of laat wel eens de zang ‘Eis Iona’ weerklinkt. En dan kan dit verhaal een goede inleiding daarop zijn.

 

 

Tot slot nog een kleine legende.

Het was in de dagen van Columba dat een kluizenaar zich in de wildernis terugtrok. Zijn enige gezelschap waren een haan, een muis en een vlieg.

De haan moest hem telkens om middernacht wakker kraaien om de metten te zingen. De muis moest aan zijn oor knabbelen zodat hij zeker niet meer dan vijf uur per nacht zou slapen. De vlieg moest over zijn psalter lopen, regel per regel die hij las en telkens dààr blijven zitten waar hij gekomen was tot de volgende leesbeurt. Hij schreef hierover aan Sint Columba, maar amper was zijn brief vertrokken of zijn drie kompanen stierven. Dus schreef hij opnieuw aan Sint Columba en vertelde hem dat zijn kudde was gestorven. Waarop Columba het volgende antwoord stuurde: “Denk toch maar niet teveel aan de dood van je kudde, het ongeluk slaat immers slechts daar toe waar overvloed is.”