https://www.cielen.eu |
CIRKEL
VERDELEN IN 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 12
UIT DE LOSSE HAND in de DERDE KLAS |
Cirkelverdelingen (afbeeldingen
van verschillende cirkelverdelingen) vind je hier.
Cirkels uit de
losse hand verdelen als voorbereiding op het tekenen van stervormen in de
derde klas. In de vijfde klas
staat het verdelen van cirkels weer op het programma, maar dan met passer en
lat. 1. DE CIRKEL
TEKENEN Je kunt de cirkels
laten tekenen uit de losse hand. Dit vergt heel wat oefening om tot een
aanvaardbaar resultaat te komen. Je kunt er op verschillende manieren mee
omgaan. Je laat op
oefenbladen en op regelmatige tijdstippen (ook buiten de lessen vormtekenen)
het tekenen van cirkels oefenen. Na elke tekening vraag je aan het kind om de
cirkel kritisch te bekijken. Waar heeft hij een deuk? Waar is er een knobbel? Is hij werkelijk rond of is hij eerder ovaal? Is hij te smal, te klein, te groot? Is de omtrek aan één kant te dicht bij het midden of
te ver er vandaan? Cirkels tekenen
uit de losse hand is niet eenvoudig en kan heel teleurstellend zijn.
Daarom is het goed om hulpmiddelen in te schakelen als je ziet dat kinderen
er moedeloos van worden om steeds maar weer een mislukte cirkel op het blad
te krijgen. Je kunt een rond
voorwerp laten gebruiken: een rond deksel, een ronde pot, een schoteltje,
…. Je laat zacht de
lijn rond het voorwerp trekken. Daarna laat je uit de losse hand de cirkel
overtrekken zodat de vorm duidelijker wordt. Wil je met deze tekening
voortgaan om de cirkel te verdelen of er stervormen mee te maken, laat de
cirkel dan zeer zacht tekenen, zodat hij achteraf kan uitgegomd worden. Je kunt een passer
gebruiken. Kinderen in de derde klas zijn in staat om een passer te
gebruiken. Laat de cirkel tekenen met de passer, zeer zacht. Trek daarna de
cirkel over uit de losse hand. Houd de tekening echter zeer zacht als ze
dient om verder afgewerkt te worden tot stervorm. Bij de verdeling van de
cirkel in 3 en 6 kan de passer ook als hulpmiddel dienen om de cirkelomtrek
te verdelen. Je zet daarvoor de passer met dezelfde opening als die waarmee
de cirkel getekend is zesmaal op de cirkelomtrek af. 2. VERDELEN VAN
DE CIRKELOMTREK UIT DE LOSSE HAND Cirkels verdelen
in 3, 4, 5 enz. is een oefening in schatten. Waar moeten de
punten (streepjes) op de cirkelomtrek komen om een ± geslaagde verdeling in
3, 4, 5 enz. te verkrijgen? Begin steeds
bovenaan. Zet altijd eerst de punt of het streepje bovenaan de cirkelomtrek. Daarna wordt het
schatten: waar zet je de punten (streepjes) voor een verdeling in 3, 5, 6, 7
enz.? Voor de verdeling
in 4 moet je inschatten of de middellijnen werkelijk verticaal en horizontaal
zijn. Bij de verdeling
in 6, 8, 10 en 12 moet je goed het midden schatten tussen twee eerder gezette
punten op de cirkelomtrek. Bij de verdeling
in 9 moet je inschatten waar je de twee punten zet tussen twee eerder gezette
punten (van de verdeling in 3) om elk lijnstuk mooi in 3 te verdelen. Voor de verdeling in
3 verwijs je naar de ster van het automerk Mercedes. Voor de verdeling
in 5 (en dus ook 10) verwijs je naar het sterrenpopje dat de kinderen in de
eerste klas gemaakt hebben in de lessen handwerk, of dat ze kennen van de
kleuterklas; of naar de man van Vitruvius: de armen
licht omhoog, de benen licht gespreid. In de eerste klas hebben de kinderen
bij de ontdekking van het getal 5 wellicht ook deze vorm uitgebeeld,
bijvoorbeeld liggend op de vloer, of staand tegen een wand van de klas. Cirkelomtrekken
verdelen is een toepassing op het verdelen dat de kinderen in de derde klas
leren tijdens de lessen rekenen als aanzet tot de breukenbewerkingen. Daarom
leren de kinderen in de derde klas allerhande zaken (ronde, lijnvormige,
vlakke en ruimtelijke) verdelen. Ronde pizza’s, taarten en dergelijke
verdelen is een goede voorbereiding op het verdelen van cirkelomtrekken. Je kunt de
verdelingen van cirkels verbinden met bepaalde beelden: Verdelen in
3: ‘Mercedes’. Verdelen in
4: kruis. Verdelen in
5: sterrenpopje of mannetje. Verdelen in
6: eerst ‘Mercedes’, dan elk stuk in de helft. Verdelen in
8: eerst kruis, dan elk stuk in de helft. Verdelen in
9: eerst ‘Mercedes’ en dan elk stuk in 3 Verdelen in 10: eerst mannetje, dan elk stuk in de
helft. Verdelen in 12: twee mogelijkheden: eerst ‘Mercedes’, dan elk stuk in de helft en nog eens in
de helft of: eerst kruis, dan elk stuk in 3. 3. VERDELEN IN
3 1. De cirkel
tekenen. 2. Punt (streepje)
bovenaan (afbeelding hieronder links). 3. De twee
volgende punten plaats je zo dat je ‘Mercedes’ krijgt. Controle: deze
twee punten liggen op een horizontale lijn. Als je een lat langs die twee
punten legt, moet ze horizontaal liggen (afbeelding hieronder rechts). 4. Nu de drie
puntjes (streepjes) er staan, kun je een driehoek tekenen of de cirkel in
drie verdelen. Wil je een
driepuntige ster maken, dan bepaal je eerst het midden van de cirkel
(schatten) en trek je van daaruit de stralen naar de punten op de
cirkelomtrek. of 5. Afwerken van de ster kan dan op een
of andere manier, bijvoorbeeld zoals hieronder zonder de cirkel: met de cirkel: of 4. VERDELEN IN
4 1. De cirkel
tekenen. 2. Punt (streepje)
bovenaan (afbeelding hieronder). 3. De verticale
middellijn tekenen uit de losse hand (desnoods met een lat). 4. De horizontale
middellijn tekenen uit de losse hand of desnoods met een lat. 5. Afwerken: Als vierkant: Als vierpuntige ster door de diagonalen te tekenen: 5. VERDELEN IN
5 1. Teken de cirkel
en zet een punt (streepje) bovenaan, zoals bij de verdelingen in 3 en 4. 2. Zet twee punten
op de cirkelomtrek zoals bij de verdeling in 3. 3. Nu moet je
schatten hoever je de twee onderste punten naar beneden mag bewegen om
voldoende plaats te hebben om tussen de bovenste punt en de onderste punt een
extra punt te tekenen. Dan zet je een punt midden tussen de punt linksonder
en de punt boven. Ten slotte een punt midden tussen het punt rechtsonder en
de punt boven. Controle: De punten links en rechts moeten op een
horizontale lijn liggen. Afwerken. Nu kun je een
vijfhoek tekenen door de punten op de cirkelomtrek te verbinden uit de losse
hand of met gebruik van een lat. Je kunt ook de
diagonalen tekenen zodat je een vijfpuntige ster (vijfster – pentagram)
krijgt. Hoe
je vijfhoeken en vijfsterren maakt, vind je hier
(met gebruik van de gradenboog) of hier
(passer en lat, vertrekkend van zeshoek) of hier (van zesster tot vijfster). 6. VERDELEN IN
6 1. Maak dezelfde
verdeling als voor 3. 2. Zet een punt
(streepje) midden tussen elke twee punten op de omtrek. 3. Verbind de
punten met rechte lijnen om een zeshoek te maken. 4. Teken de
diagonalen om een zesster (hexagram) te maken. Hoe je zeshoeken en
zessterren maakt, vind je hier
(met gradenboog) of hier
(met passer en lat). 7. VERDELEN IN
7 1. Maak dezelfde
verdeling als voor 5. 2. Laat de
onderste 2 punten wat verder naar beneden bewegen. 3. Laat bovenaan
de twee tegenover elkaar liggende punten naar boven bewegen. 4. Zet zowel links
als rechts een punt (streepje) tussen de punt die naar boven geschoven is en
de punt die naar beneden geschoven is. 5. Verbind de punten
met rechte lijnen om een zevenhoek te maken. 6. Teken de
diagonalen om een zevenster te maken. Je kunt 2
verschillende zevensterren maken: 1
hoekpunt overslaan bij het tekenen van de diagonalen. 8. VERDELEN IN
8 1. Maak dezelfde
verdeling als voor 4. 2. Zet een punt
(streepje) midden tussen elke twee punten. 3. Verbind de
punten met rechte lijnen om een achthoek te maken. 4. Teken de
diagonalen om een achtster te maken. Je kunt twee verschillende achtsterren
maken:
1
hoekpunt overslaan bij het tekenen van de diagonalen. 9. VERDELEN IN
9 1. Verdeel in 3. 2. Verdeel elk
deel tussen twee punten nog eens in 3. 3. Verbind de punten
met rechte lijnen om een negenhoek te maken. 4. Teken de
diagonalen om een negenster te maken. Je kunt drie verschillende
negensterren maken:
1
hoekpunt overslaan bij het tekenen van de diagonalen. 10. VERDELEN IN
10 1. Maak de
verdeling in 5. 2. Zet een punt
(streepje) in het midden tussen twee punten. 3. Verbind de
punten met rechte lijnen om een tienhoek te maken. 4. Teken de
diagonalen om een tienster te maken. Je kunt drie verschillende tiensterren
maken:
1
hoekpunt overslaan bij het tekenen van de diagonalen. 11. VERDELEN IN
11 Niet van toepassing
in de derde klas. 12. VERDELEN IN
12 1. Verdeel in 6. 2. Zet haverwege
elke twee punten een punt. 3. Verbind de
punten met rechte lijnen tot een twaalfhoek. 4. Teken de
diagonalen om een twaalfster te maken. Je kunt vier verschillende
twaalfsterren maken:
1
hoekpunt overslaan bij het tekenen van de diagonalen. |
|
https://www.cielen.eu |
|