BOETSEREN
In de kleuterschool:
Boetseren begint bij het werken met bijenwas, een zuiver
natuurproduct dat het voordeel heeft dat het warme handen schenkt bij het werken
ermee. De kinderen boetseren met heel kleine stukjes bijenwas, wat de fijne
motoriek zeer ten goede komt.
Klei komt op de tweede plaats. Bij het werken met klei is het
de bedoeling dat de kinderen zoveel mogelijk vanuit de massa vertrekken en
daaruit tot een vorm komen. Zonder stukjes af te breken of bij te voegen. Zo
ontstaan gestileerde vormen.
In de lagere school:
1e, 2e en 3e klas hebben in de loop van het schooljaar twee
namiddagperiodes boetseren. Uitgangspunt is hier ook weer het werken vanuit de
massa in zijn geheel en daaruit diervormen laten ontstaan, zonder afbreken of
toevoegen van stukjes klei.
4e en 5e klas gaan in één namiddagperiode daarop verder en
boetseren dierfiguren met steeds meer detail. Hier wordt vooral aandacht besteed
aan ronde en holle vormen.
In de zesde klas gaan holle en bolle vormen toegepast worden
op het menselijke hoofd. Elke dag gedurende één namiddagperiode wordt er een kop
geboetseerd met steeds meer oog voor afwerking en uitdrukking.
Tijdens de periodes W.O.-geschiedenis wordt er regelmatig
geboetseerd en maken de kinderen vormen naar historische modellen. Bijvoorbeeld
een zittende Boeddha, een gevleugelde zonnegod (Ahura Mazdao), een oergodin, een
kleizegel met spijkerschrift enz.
|