BESNIJDENIS, 1 januari

 

Luc Cielen

in Rinkkrant 911, 23 december 2005


Volgens de joodse wet moet elk pasgeboren kind van het mannelijk geslacht op de achtste dag na de geboorte besneden worden.

De oorsprong van het gebruik om te besnijden vinden we in Genesis, hoofdstuk 17: “Toen Abraham negenennegentig jaar oud was, verscheen Jahwe hem en sprak tot hem: “Ik ben God Almachtig, richt uw schreden naar Mij en gedraag u onberispelijk. Ik wil een verbond met u aangaan en u zeer talrijk maken.” ... “Dit is mijn verbond met u: Gij zult de vader worden van een menigte volken.... Dit is mijn verbond dat gij moet onderhouden, mijn verbond met u en uw nakomelingen: alle mannelijke personen moeten besneden worden. Uw voorhuid moet gij besnijden, dat zal het teken zijn van mijn verbond met u. Al uw mannelijke kinderen moeten, als ze acht dagen oud zijn, besneden worden, geslacht na geslacht. Dit geldt ook voor degenen die niet van uw geslacht zijn, maar die in uw huis zijn geboren of van vreemden gekocht zijn. Ieder die dus in uw huis is geboren of door u gekocht is, moet besneden worden. Zo zal mijn verbond in uw lichaam getekend, een blijvend verbond zijn. Iedere onbesnedene, iedere mannelijk persoon die zijn voorhuid niet heeft laten besnijden, moet uit zijn stam verwijderd worden; hij heeft mijn verbond gebroken. ....” Toen besneed Abraham zijn zoon Ismaël en allen die bij hem in huis geboren waren of die hij gekocht had, alle mannelijke personen in zijn huis; nog diezelfde dag besneed hij hun voorhuid, zoals God hem bevolen had. Abraham was negenennegentig jaar toen zijn voorhuid besneden werd, zijn zoon Ismaël was dertien jaar, toen zijn voorhuid besneden werd. Op dezelfde dag werden Abraham en zijn zoon Ismaël besneden. Met hem werden ook al zijn huisgenoten besneden, degenen die in zijn huis geboren waren of die hij van vreemden had gekocht.”


Jacobus de Voragine beschrijft in zijn ‘Gouden Legenden’ - 13e eeuw - het feest van de Besnijdenis. Er ziijn vier redenen, zegt hij, om het feest te vieren.

De eerste is: 

het is de octaafdag (achtste dag) van de geboorte van Christus. Maar dit is niet een octaafdag in de ware zin van het woord, want met de octaafdag bij een heilige herdenkt men de geestelijke wedergeboorte van de heilige. Maar Christus hoefde niet wedergeboren te worden in de geestelijke wereld, hij kwam er al vandaan.

De tweede reden:

op deze dag heeft Jezus zijn naam gekregen. Die naam was al op voorhand door de engel Gabriël aan Maria doorgegeven. Maar zegt De Voragine, Jezus heeft drie namen: Zoon van God, Christus en Jezus. Zoon van God betekent dat hij God is. Christus wijst naar de mens en Jezus verwijst naar God die mens is geworden.

De derde reden:

op deze dag herdenken we dat Jezus voor de eerste keer bloed stortte op aarde. Vijfmaal heeft Christus zijn bloed laten vloeien.

1. Bij de besnijdenis

2. Toen hij in de Hof van Olijven in gebed was en bloed zweette.

3. Bij de geseling

4. Tijdens de kruisiging

5. Toen de soldaat zijn lans in de zijde van Christus stootte.

De vierde reden:

op deze dag werd Jezus besneden. Waarom liet Hij dat toe? Daar zijn vier redenen voor zegt De Voragine:

1. Christus wou laten zien dat hij wis en waarachtig een mens van vlees en bloed was.

2. Hij wou ons laten zien dat wij de geestelijke besnijdenis moeten accepteren, wat wil zeggen dat we ons geestelijk moeten zuiveren.

3. Als Hij niet besneden was, zouden de Joden hem niet accepteren als een der hunnen.

4. Hij liet daarmee zien dat Hij niet gekomen was om de wet van Mozes te verbreken, maar om hem toe te passen en te vernieuwen.


Wat gebeurde er met de voorhuid die afgesneden werd?


Ook over deze vraag heeft De Voragine zich gebogen en deelt het volgende mee:

 

“Men zegt dat een engel de voorhuid heeft opgenomen en weggebracht heeft naar Karel de Grote, die dit stukje Christus op plechtige wijze heeft laten bijzetten in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Aken. Maar men zegt ook dat de heilige voorhuid zich nu (13e eeuw) in Rome bevindt, in de kerk die heet: Heilige der Heiligen. Daarom houdt men pelgrimstochten naar deze kerk.”