Luc Cielen

 

Astronomie in de lagere school, vijfde en zesde leerjaar (groep 7 en 8)

 

Waarom astronomie in de lagere school?

Omdat haast ieder kind interesse heeft in de sterrenhemel.

Omdat haast ieder kind weet onder welk sterrenbeeld het geboren is.

 

Astronomie of astrologie?

Het gaat wel degelijk over astronomie en niet over astrologie. Zolang we het over sterrenbeelden hebben die niet tot de Dierenriem behoren, is daarover geen misverstand te verwachten, maar van zodra we aan de beelden van de Dierenriem beginnen zijn er steeds weer ouders die denken dat we astrologie als vak geven op school. Er wordt in géén geval astrologie gegeven, wél astronomie.

 

 

Waarom het onderscheid tussen astrologie en astronomie?

Omdat astronomie een wetenschap is, met waarneembare en verifieerbare gegevens. Astrologie daarentegen is een geloof dat steunt op gegevens uit de overlevering. De sterrenbeelden in de astrologie zijn niet dezelfde als deze van de astronomie. Een klein voorbeeld mag dat duidelijk maken: de Dierenriem in de astronomie bevat 13 sterrenbeelden, de Dierenriem in de astrologie bevat 12 sterrenbeelden.

De astronomische sterrenbeelden zijn zeer verschillend van grootte, de astrologische zijn allemaal ongeveer even groot (het jaar bevat 12 min of meer even grote sterrenbeelden, die min of meer overeenkomen met maandperiodes van de 21e tot 21e ).

Als astrologen zeggen dat de zon in de Leeuw staat, dan bedoelen ze daarmee niet de werkelijke stand van de zon in het sterrenbeeld Leeuw, maar een wiskundig becijferde stand in een theoretisch sterrenbeeld, die zeer sterk kan verschillen van de waarneembare stand in het werkelijke sterrenbeeld.

Astrologisch spreken we eerder over sterrentekens dan over sterrenbeelden. Een sterrenteken is een symbool, een sterrenbeeld is een groep van sterren die waarneembaar is aan de hemel. Sterrenteken en sterrenbeeld zijn niet steeds congruent.

 

 

Wat brengen we in een astronomieperiode?

We zitten nog in de lagere school, dus bevat zo’n astronomieperiode vooral verhalen. De hemelkoepel is een open boek, waarin prachtige verhalen staan te lezen, als je tenminste de taal van de verhalen kent. Die taal leren we in zo’n periode.

Ten eerste:

Het gaat er in de eerste plaats om dat de kinderen de verhalen krijgen waaraan de sterrenbeelden hun naam danken. Bij sommige sterrenbeelden zijn er verschillende verhalen, dus komen die, indien gewenst, ook aan bod. Beeld en verhaal zijn hier de essentie.

Ten tweede:

De sterrenbeelden herkennen op een sterrenkaart (planisfeer), een sterrenbol en zo mogelijk ook aan de hemelkoepel zelf.

Ten derde: De belangrijkste (helderste) sterren van de verschillende sterrenbeelden kunnen benoemen en zo mogelijk ook aan de hemelkoepel herkennen.

 

 

De periode (het project) astronomie is verdeeld in drie hoofdstukken:

 

Hoofdstuk 1:

De sterrenbeelden tussen Poolster en Dierenriem. Daarin vooral de circumpolaire en gedeeltelijk circumpolaire sterrenbeelden. Dit zijn de sterrenbeelden waarvan de sterren (of één of enkele ervan) steeds boven de horizon zijn en heel duidelijk de Poolster als centrum hebben waar ze omheen draaien. Om deze sterrenbeelden te zien richten we ons naar het noorden, naar de Poolster.

Hoofdstuk 2:

De sterrenbeelden van de Dierenriem. Dit zijn de sterrenbeelden waarlangs de zon, de maan en de planeten bewegen. Om deze sterrenbeelden te zien richten we ons naar het zuiden. De beweging van zon, maan en planeten is (meestal) tegengesteld aan die van de sterren. Er zijn 13 sterrenbeelden in de Dierenriem, maar 12 ervan hebben een speciale betekenis, omdat ze ook in de astrologie gebruikt worden en meestal door de kinderen gekend zijn als hun sterrenteken.

Hoofdstuk 3:

Enkele sterrenbeelden ten zuiden van de Dierenriem. Vooral die sterrenbeelden die in sommige perioden van het jaar - meestal de winter - duidelijk zichtbaar en goed herkenbaar zijn. Bijvoorbeeld Orion en Grote Hond (met Sirius).