APOLLONIA, 9 februari
Luc Cielen in Rinkkrant 719 van 6 februari 2004
In Frankrijk heet ze Apollonie of Apolline, in Spanje en Portugal is het Apolonia, in Nederland kort men de naam af tot Pleun of Loni.
De naam betekent : de aan de god Apollo toegewijde.
Het gaat hier om de heilige Apollonia, die in de derde eeuw in Alexandrië geleefd heeft. En voor één keer hebben we uit die periode een heilige van wie de levensbeschrijving vrij betrouwbaar mag geacht worden. Een grote uitzondering op de regel. Hoe het komt dat haar levensverhaal zo waarheidsgetrouw bekend is geworden ? Omdat tijdgenoot bisschop van Alexandrië, Dionysius, in een brief aan zijn ambtgenoot Fabius in Antiochië haar martelaarschap beschreef. Het ging dus niet op om na haar dood over haar leven te gaan fantaseren. Dat kwam ook omdat die brief toevallig werd opgenomen in een Kerkgeschiedenis die geschreven werd door Eusebius van Caesarea. Het gevolg is wel dat het verhaal van Apollonia snel verteld is.
Apollonia was een oude vrijster, een maagd op gevorderde leeftijd. Zij was diacones (ziekenverzorgster) en hielp tijdens de regering van keizer Decius met de verzorging van zieken en armen in de stad Alexandrië.
Tijdens haar leven werd de stad bestuurd door Philippus Arabs, een zoon van een Romeinse keizer bij een bedoeïenenvrouw. Hij was de christenen goed gezind, wijl zijn echtgenote zich had laten dopen. Maar in het jaar 248 vierde men overal in het Romeinse Rijk het 1000-jarig bestaan van Rome. En dat bracht een heropleving van de oude Romeinse goden met zich. Er werden dus weer altaren bij de tempels opgericht en iedereen werd geacht te
offeren aan goden en keizer. Vermits de christenen niet aan deze plechtigheden wensten deel te nemen, ontstond er een geweldige haat tegen hen. En er ontstond een ware pogrom, geleid door fanatieke christenhaters, priesters en magiërs. Degene die het hevigst tegen de christenen was gekant was een dichter die zich ook als toekomstvoorspeller in de stad had gevestigd. De meeste christenen vluchtten de stad uit, maar enkelen bleven trouw op post. De eerste die eraan moest geloven was de oude Metras. Hij werd verplicht om godslasterlijke woorden te spreken, maar weigerde. Daarop werd hij met een staf geslagen en stak men rietsplinters in zijn ogen. Tenslotte stenigde men hem. Dan pakte men zijn vrouw Quinta op. Zij werd naar een tempel gesleurd en verplicht om aan de god te offeren. Maar zij begon met luide stem de god te vervloeken en zijn verderfelijke daden te verwijten. Daarop werd ze aan de enkels door de straten gesleept en tenslotte ook gestenigd.
Toen greep men Apollonia vast. Zij was nogal bekend in Alexandrië omdat zij altijd de aalmoezen aan de armen verdeelde. Men begon met haar te martelen en rukte haar een voor een de tanden uit de mond (veel zullen het er op haar leeftijd niet meer geweest zijn). Zij gaf geen krimp. (In een andere versie van het verhaal wordt verteld dat men haar met keien de tanden uitsloeg en dat men haar kaken verpletterde). Men voerde haar buiten de stad tot bij een brandstapel. Daar werd ze voor de keuze gesteld : ofwel de goden eren ofwel op de brandstapel sterven. Apollonia smeekte om een weinig bedenktijd, en gezien haar eerdere marteling, wilde men haar dat toestaan, denkende dat zij zich nu wel zou overgeven. Men liet haar dus los en van die gelegenheid profiteerde Apollonia om op de brandstapel te springen en levend te verbranden.
Na haar dood verkeerden de christenen in grote twijfel. Was zij nu een martelares en heilige, of was zij een verworpene, vermits zij eigenlijk zelfmoord had gepleegd. Dat lokte hevige discussies uit, die door kerkvader Augustinus later op Salomonische wijze werden beslecht in het voordeel van de martelares. “Zij heeft gehandeld op goddelijke inspiratie”, beweerde Augustinus. En prompt werd Apollonia heilig verklaard.
Tijdens de Middeleeuwen werden er toch enkele legendarische feiten aan het levensverhaal toegevoegd, maar die werden niet overal voor waar aangenomen. Zo werd verteld dat de moeder van Apollonia door de duivel, in de gedaante van een hond, werd aangevallen, waarbij zij viel en haar nek brak. Zo werd ook verteld dat nadat Apollonia de tanden waren uitgeslagen, zij in een kerker werd geworpen. Daar bad zij tot God dat allen die tandpijn hebben zich tot haar mogen wenden om genezing te vinden. Daarop klinkt een stem uit de hemel : “O bruid van Christus, gij hebt bij God bereikt waarvoor gij hebt gebeden.” Een beetje doorzichtig, deze toevoeging aan het levensverhaal. Feit is wel dat Apollonia eeuwenlang werd aangeroepen door hen die tandpijn lijden.
Kinderen die eertijds een melktand verloren, gingen voor het beeld van Apollonia staan, wierpen de melktand over het hoofd weg zonder om te kijken en zeiden daarbij : “Tand, tand, een andere tand, volgend jaar een nieuwe tand.” Dat was natuurlijk in de tijd dat de tandenfee nog niet bestond. Onze kinderen weten wel beter. Zij steken hun melktand onder hun hoofdkussen en zie, als ze wakker worden is de tand weg en ligt er een geldstuk in de plaats.
In Weert in Nederlands Limburg is er een kapel met een beeld van Apollonia en daar staat op geschreven :
Apollonia maghet teer
Bewaar mij voor het tandenzeer.
In Saksen, Duitsland, is er een Apolloniabron, waar men de mond kan spoelen tegen tandpijn. In Beieren verzamelde men rond midzomer de Apollonienwurz (monnikskap) en in Ticino gebruikt men de Fior di Sant’ Apollonia (witte klokbloem) tegen de tandpijn.
Vanzelfsprekend is Apollonia de patrones geworden van de tandartsen en tandtechnici. Ze wordt afgebeeld met een nijptang in de hand, met in die nijptang een tand - die meestal veel te groot wordt afgebeeld, en helemaal niet passend in de mond van de heilige.
Leopold I van Oostenrijk had als kind veel last van rotte tanden en had dus ook veel tandpijn. Zijn ouders, keizer Ferdinand III en Maria Leopoldina beloofden een kapel in te richten als Apollonia hun zoontje te hulp zou komen. Die belofte hielp blijkbaar want enkele jaren later werd de kapel ingericht in de Augustinkirche in Wenen. De keizerin had een uitgesproken verering voor deze heilige maagd. Als bewijs daarvan droeg zij een tand van Apollonia aan een kettinkje om haar hals. Zij was niet de enige die een ‘echte’ tand van Apollonia bezat. Er waren er zoveel in omloop dat men er vele gebitten mee kon vullen. In Rome alleen al waren er zes kerken die een tand bezaten. En verder waren er nog in Keulen, Mechelen, Rijsel, Douai, Dendermonde, Namen, Cambrai, Trier, Essen (Duitsland) en op nog veel meer plaatsen.
Ook in onze dagen, waarin tandartsen over zulke gesofisticeerde apparatuur beschikken dat ze Apollonia niet meer moeten aanroepen om te komen helpen, is haar naam nog bekend. Er bestaat een tandartsentijdschrift dat ‘The Apollonian’ heet.
Maar wie heet er nu nog Apollonia ?