AMBROSIUS, 7 december
Luc Cielen in Rinkkrant 713 van 5 december 2003
Zijn naam doet denken aan ambrozijn, dat hemelse godenvoedsel, die onsterfelijk makende godenspijs. Nu, dat is ook de betekenis van deze naam. En die betekenis delen allen die deze naam dragen. Of ze zich daar ook naar gedragen ? In elk geval, als je deze naam draagt, dan heet je ofwel Ambrosius, of Ambroos, Ambrose, Ambroise, Ambrogio, Ambrozy, Ambrosio, Ambroz. Maar voor zover ik weet heb ik nog geen hedendaagse Ambrosius als voornaam ontmoet. Of het zou de kloosternaam van een of ander kloosterling geweest zijn. In familienamen kom je deze honingzoete naam wel nog tegen : Brosens is in Kalmthout geen onbekende. Brusin bestaat ook, en dan verder nog Ambroes, Ambroisin, Ambrosini en Ambrus of Ambrusch. Allemaal familienamen afgeleid van deze heilige.
Nu wil ik wat vertellen over Ambrosius, want we komen hem in de geschiedenisperiode van vijfde en zesde klas tegen. Eerst en vooral als kerkvader, maar ook als leermeester van Sint Augustinus (ook kerkvader) en als tegenspeler van de heilige Martinus van Tours. Die laatste komen we eerder al tegen in de verhalen van eerste, tweede en derde klas, en kennen we ook van dat zalige lantaarnfeest op de vooravond van 11 november.
Ambrosius werd geboren in Trier in het jaar 339. Hij was de zoon van een Romeins prefect en daardoor al van jongs af vertrouwd met een bestuurlijke omgeving, iets wat hem later zeer van pas zal komen. De kinderen van de prefect waren blijkbaar voorbeelden van christelijke deugden, want behalve Ambrosius telde het gezin nog twee andere heiligen : Sint Satyrus,broer van Ambrosius en Sinte Marcellina, zus van onze heilige.
De legende die over hem verteld wordt gaat over zijn prilste kindertijd. Hij was nog een kleine baby, toen hij eens buiten lag te slapen. En zoals kleine kindjes wel eens doen, hij sliep met de mond wagenwijd open. Een bijenzwerm die daar passeerde aanzag de mondholte als dé geschikte plek om neer te strijken. Dat gebeurde dus ook, en de bijen verzamelden in zijn mond hun honing. Er was zoveel dat de honing zelfs uit zijn mond liep. Toen de vader dat zag - en nadat hij de eerste opkomende paniek had overwonnen - zei hij dat dit kind een groot redenaar zou worden. Uit zijn mond zou honing vloeien. Niet letterlijk, maar overdrachtelijk. Maar we weten uit de levensbeschrijving dat het niet altijd honingzoete woorden waren die uit zijn mond stroomden. Hij was trouwens de eerste christen die de keizer verwijten durfde maken. Hij zal op dat moment zeker niet zoet geklonken hebben. Deze legende wordt op uiteenlopende wijzen verteld. Zo vind je ook het verhaal dat een zwerm bijen zich op de lippen van het kind neerzetten, waarop de moeder ze verjoeg. Elders staat te lezen dat de bijenzwerm voorbijvloog, en er honingdruppels in zijn mond vielen. Of je leest dat enkele bijen zich op de lippen van de baby neerzetten en dan weer opvlogen. Deze laatste versie stemt het meest overeen met wat reeds vele jaren eerder verteld werd over Plato, die hetzelfde zou meegemaakt hebben. Mar ook de god Apollo zou door bijen gevoed zijn en dan mogen we niet vergeten dat de hoogste god Zeus, toen hij in de grot op Kreta in het verborgene werd opgevoed onder andere door bijen werd gevoed.
Kort na deze gebeurtenis overleed zijn vader. Zijn moeder vond het buitenleven in Gallië niet echt overweldigend en met gepaste spoed haastte ze zich weer Romewaarts, haar kinderen meevoerend. Daar groeide Ambrosius op en al spoedig werden zijn redenaarscapaciteiten merkbaar. Hij kon iedereen door zijn woord boeien en begeesteren.
Dus besloot de keizer hem naar Milaan te sturen, waar op dat ogenblik een hevige strijd geleverd werd tussen de katholieken en de arianen. De ariaanse bisschop van Milaan was pas gestorven en er moest een nieuwe bisschop gekozen worden. Men geraakte het niet eens en dus werd aan Ambrosius gevraagd om te bemiddelen. Hij kweet zich terdege van deze taak, deed dat zelfs zo goed en met zoveel inzicht dat de mensen hem plots op straat begonnen uit te roepen als hun nieuwe bisschop. “Maak Ambrosius bisschop !” werd er geroepen. Volgens de legende was het een klein jongetje dat aan de hand van zijn vader mee in de ruziënde menigte was verzeild, dat dit het eerst had geroepen, waarop de omstaanders dit overnamen en spoedig weerklonk zowel bij de katholieken als bij de arianen de roep om Ambrosius bisschop te maken.
Ambrosius weigerde natuurlijk, hij was niet eens gedoopt. Het enige wat hij van het christendom kende, was wat hij had opgestoken uit de verhalen van zijn moeder. Ambrosius blijft weigeren, gaat zelfs op de vlucht, maar niets helpt. Iedereen in Milaan wil hém als bisschop en zo geeft hij ten slotte toe.
Nog dezelfde week wordt hij gedoopt, wordt priester gewijd en wordt op 7 december (nu zijn feestdag) bisschop gewijd. Het kan snel gaan : amper is hij Romeins politiek functionaris of hij is al bisschop. En zoals goede politici dat ook moeten doen : van zodra ze een nieuwe opdracht hebben, beginnen ze ijverig te studeren. Ambrosius begint dus de kerkelijke leer grondig in zich op te nemen en korte tijd later kan hij al met gezag over godsdienstige onderwerpen spreken. Hij wordt daar zo goed in, dat zijn toehoorders van heinde en ver komen om hem te horen. Zo komt er zelfs uit Noord-Afrika een man, Augustinus geheten, naar Milaan; die wordt zo geboeid door Ambrosius’ woorden, dat hij zich laat dopen en verder laat onderrichten, waardoor hij later zelf een groot kerkleraar zal worden.
Ambrosius was een groot verdediger van de overmacht van de kerk op de politiek. Hij schreef dat de keizer niet bóven de kerk staat, maar ín de kerk. En de conclusie is dan snel gemaakt : de paus staat boven de keizer en de keizer heeft zich te schikken naar diens gezag. Ambrosius laat dat zelf duidelijk merken. Zo duidelijk zelfs dat hij het keizerlijk gezag naast zich neerlegt en de keizer durft berispen. Keizerin Justina ondervindt als eerste naar wie ze zich moet schikken. Zij is ariaanse en eist in Rome een kerk op om ter beschikking te stellen voor de ariaanse eredienst. (De arianen belijden hetzelfde geloof als de christenen of katholieken, maar aanvaarden niet het geloof in de goddelijke persoon van Christus. Jezus is voor hen een mens, die de goddelijke leer heeft gebracht.) Ze botst op een njet van Ambrosius en moet zich naar zijn woord schikken. De volgende keizer die het zwaar te verduren krijgt is Theodosius. Die had een opstand in Thessaloniki zwaar neergeslagen en zevenduizend mensen in het plaatselijke circus bijeengedreven, waar hij ze koudweg liet afslachten. Toen hij terugkeerde naar Rome, en een dankmis in de kerk wilde bijwonen, verbood Ambrosius hem de toegang tot de kerk. In het openbaar werd de keizer berispt en Ambrosius maakte hem duidelijk dat hij eerst vergeving voor zijn grote zonden moest vragen en een ernstige boetedoening daarbovenop moest verrichten, pas dan zou hij weer de kerk binnen mogen. De keizer deed wat Ambrosius vroeg, en werd later zelfs een goede vriend van Ambrosius, zo goed zelfs dat Ambrosius hem in zijn stervensuur mocht verzorgen en troosten. Omdat hij de keizer zo streng had berispt, wordt Ambrosius soms afgebeeld met een geselroede in de hand : zijn woorden waren als striemende geselslagen. Ambrosius liet het geloof ook doordringen in de politiek : in de Romeinse senaat moesten van hem namelijk alle ‘heidense’ altaren verdwijnen. De eerste beeldenstorm lijkt hij dus ook al in gang gezet te hebben.
Ambrosius schreef diverse traktaten. Onder andere over de maagdelijkheid, over het geloof, en nog vele andere onderwerpen. Hij vertaalde teksten van Origenes in het Latijn en dichtte verschillende kerkgezangen, hymnen, die nu nog steeds gezongen worden. De bekendste hymne van zijn hand is het Te Deum, dat op plechtige gelegenheden nog steeds weerklinkt. Op de Belgische nationale feestdag was het tot nu de gewoonte om een plechtig Te Deum te zingen, waarbij het hele koninklijke gezin en de hoogste politieke leiders, gelovig of niet, aanwezig waren. Van scheiding van kerk en staat gesproken, maar wel helemaal in de geest van wat Ambrosius nastreefde.
Hij pleegde ook enige archeologische activiteit. Hij vond namelijk in Milaan het gebeente terug van de heiligen Gervasius en Protasius. Hij liet de stoffelijke resten overbrengen naar de kathedraal, maar onderweg gebeurde er een wonder : een blinde kreeg plots het licht in de ogen weer toen de stoet passeerde. Dat hij daarmee zijn enige bron van inkomsten verloor, wordt niet vermeld. Blinden zaten namelijk meestal bij de ingang van de kerk en bedelden daar.
Er worden nog meer wonderen aan Ambrosius toegeschreven. Het kind van Pasophius zou hij uit de dood hebben laten opstaan. Opwekking uit de dood was een duidelijk kenmerk van heiligheid in de vierde eeuw; zowat elke heilige uit die periode heeft zich daartoe laten verleiden. Hij heeft ook eens een huis beschermd dat door overstroming werd bedreigd. Daarom is hij ook de patroon van de brandweerlui geworden, en van politie en andere groeperingen die instaan voor veiligheid en bewaking. Tijdens een mis die Ambrosius opdroeg genas Nicetas op wonderbaarlijke wijze van een ziekte. Toen hij de begrafenismis van Sint Martinus opdroeg geraakte hij in extase. Tegen het eind van zijn leven, hij is amper 58 jaar oud geworden, kreeg hij een visioen waarin Christus zelf hem zijn nakende dood aankondigde. Die kwam op Goede Vrijdag 4 april 397.
Als je naar Milaan gaat, dan kan je verwachten dat er een en ander genoemd is naar deze heilige. Natuurlijk de basiliek, maar die heet ook naar de twee heiligen die Ambrosius daarheen heeft laten overbrengen. Veel bekender is de Biblioteca en Pinacoteca Ambrosiana.
Maar je moet zover niet gaan om Ambrosius te ontmoeten. Wandel even naar het Natuur- en Educatief Centrum bij de parking van de heide in Kalmthout en stap het bijenteeltmuseum binnen. Daar staat hij, Ambrosius, bij de ingang van het museum. Want natuurlijk is hij de patroon van de imkers, maar ook van de bijen en bij uitbreiding van alle huisdieren.
En zijn feestdag op 7 december kreeg een weerspreuk :
Ambroos, patroon van bijen en van spreeuwen,
houdt van waaien en van sneeuwen.