1e
rekenperiode september-oktober 2012
Dit is een voorbeeld voor het begin van
zo’n periode waarin begonnen wordt met het cijferen.
Dag 1:
getallenkennis. Uitbreiding van de getallenreeks tot 1.000.
1: Eerst concreet maken. Laat de kinderen rijstkorrels of
andere zaden of granen tellen. Telkens op hoopjes van 10 leggen. Per 100 in
zakjes doen (per zakje dus 10 x 10). In totaal heb je 10 zakjes van 100 nodig.
Liefst doorschijnende plastic-of cellofaanzakjes. Op elk zakje kan een etiket
met daarop: 100 (10 x 10).
2: Honderdveld invullen tot 100. (eerste dag van 1 tot 100,
2e dag van 101 tot 200 en zo elke dag één honderdveld invullen tot je op de
10e dag bij 1.000 komt). Een honderdveld kun je op een A4-blad zetten en
kopiëren (liefst op stevig papier bv. 120 g/m²)
3: Thema van de dag: EENHEDEN en TIENTALLEN.
De kinderen kunnen daarvoor hun eigen materiaal maken. Dit
kan op verschillende manieren, onder andere zo:
Geef elk kind een blok klei. Laat die platdrukken en mooi
gladstrijken. Ook de randen mooi glad maken. Op het platte vlak laat je drie
gleuven trekken, waarin later de knikkers (of zelfgemaakte kleibolletjes)
kunnen liggen. Er moeten er 10 in elke gleuf kunnen.
Dit is een ABACUS
(indien in klei: de abacus goed dik maken, anders barst hij te veel bij het
drogen).
Met deze abacus kunnen de kinderen nu oefenen.
De abacus kan ook een afbeelding zijn op ene blad, waarop de kinderen dan
schijfjes of iets anders leggen.
Opdracht kan zijn: leg 6 knikkers. Die gaan in de meest
rechtse gleuf. Het zijn 6 eenheden (elke knikker is een eenheid op zich). Leg
er nog 4 bij. Dat zijn er 10. Als er 10 zijn, mag je die wegnemen uit de
rechtse gleuf en vervangen door 1 knikker in de middelste gleuf. In de
middelste gleuf is elke knikker er dus 10 eenheden waard. Die ene knikker telt
dus voor 10.
Dit oefen je een paar keer met sommen die telkens op 10
uitkomen.
Vraag steeds: Hoeveel knikkers liggen er in de middelste
gleuf (die van de knikkers die 10 waard zijn of tientallen)? antwoord 1. En
hoeveel knikkers liggen er in de rechtse gleuf (eenheden)? NUL.
Dan oefenen met sommen die boven 10 uitkomen. Voorbeeld: 7
+ 5 =
Leg 7 knikkers. Doe er 5 bij. (als de kinderen bij 10 komen
moeten ze eerst omwisselen met 1 knikker in de middelste gleuf) en dan pas
kunnen ze verder doen.
Vraag: Wat is de uitkomst? 12
Vraag: hoeveel knikkers bij de tientallen? 1
Vraag: Hoeveel knikkers bij de eenheden? 2
Zo enkele opgaven geven.
Dan getallen leggen (beneden 100).
Leg 15 (1 knikker bij de tientallen, 5 knikkers bij de
eenheden).
Leg 38 enz…
Als de eerste dag de abacus gemaakt
wordt, is er waarschijnlijk geen tijd over om herhalingsoefeningen te maken.
Als de abacus op voorhand werd
gemaakt, kunnen er schriftelijke herhalingsopgaven komen (op bord of
gekopieerd). Deze herhalingsopgaven bevatten optellen, aftrekken,
vermenigvuldigen en delen beneden 100.
Dag 2:
1: honderdveld van 101 tot 200
2: oefenen met de abacus met getallen tot 200
3: EENHEDEN, TIENTALLEN, HONDERDTALLEN
De kinderen maken 3 stroken papier (stevig papier) met op
elke strook 10 cijfers, gaande van 0 tot en met 9.
Die stroken kunnen naast elkaar liggen en ten opzichte van
elkaar verschuiven. Dat kan gewoon los naast elkaar of naast elkaar door een
gleuf van een ander stuk papier gestoken worden, zodat er een venster ontstaat
waarin getallen kunnen afgelezen worden.
Hiermee oefenen zoals met de abacus.
4: herhalingsoefeningen: +, -, x en : tot 100. Alles door elkaar
|