werkwoord-jij-vorm-OTT
Voorbeeld:
werken - jij … = werkt lopen - jij … = loopt hangen - jij ... = hangt spelen - jij … = speelt bidden - jij … = bidt vragen - jij … = vraagt durven - jij … = durft krijgen - jij … = krijgt mogen - jij … = mag kijken - jij … = kijkt spreken - jij … = spreekt wegen - jij … = weegt wandelen - jij … = wandelt antwoorden - jij … = antwoordt doden - jij … = doodt vissen - jij … = vist schrijven - jij … = schrijft blijven - jij … = blijft staken - jij … = staakt willen - jij … = wil; wilt kunnen - jij … = kunt; kan zijn - jij … = bent hebben - jij … = hebt zullen - jij … = zult kiezen - jij … = kiest eten - jij … = eet zetten - jij … = zet opletten - jij … = let op afmaken - jij … = maakt af houden - jij … = houdt
Deze pagina is gemaakt met het overhoorprogramma
Teach2000
.