◄
Sterrenbeelden
TWEELINGEN
Nederlands Tweelingen
Latijn
Gemini
Frans
Gémeaux
Engels
Twins
Duits
Zwillinge
Italiaans
Gemelli
Spaans
Géminis
Portugees
Gemini
De Tweelingen in de Griekse mythologie
Op een dag toen Leda, de echtgenote van de Spartaanse koning
Tyndareüs, langs de rivier Eurotas wandelde, werd ze door Zeus benaderd. Zeus
verleidde Leda en bevruchtte haar.
Bang als ze was voor de wraak van haar echtgenoot als die ooit iets over
dit avontuur zou te weten konen, zorgde de wijze Leda ervoor dat ze dezelfde
avond nog haar man ontving en van hem zwanger werd.
In de loop van de negen maanden die volgden, werd het allengs duidelijker
dat Leda een tweeling verwachtte en toen de geboortedag kwam, zagen twee
jongetjes het levenslicht. De ene was Castor, diens vader was Tyndareüs; de
andere was Polydeuces, en diens vader was Zeus. Daardoor kwam het dat
Polydeuces (die later ook wel Pollux wordt genoemd) onsterfelijk was, terwijl
Castor een gewone sterveling was, zij het dan van koninklijken bloede.
De twee jongens leken wonderlijk goed op elkaar; het was ondanks hun
voorgeschiedenis onmogelijk ze uit elkaar te herkennen. Daarom noemden de
mensen hen meestal: zonen van Tyndareüs, of op de Oud-Griekse manier: de Tyndariden. Later, toen hun levensloop ten einde was, en ze door Zeus aan de
hemel waren gezet, sprak men echter veel meer over de Dioscuren, wat wil
zeggen : zonen van Zeus (Dios).
De twee jongens waren onafscheidelijk, en dat bleef hun hele leven lang zo.
Waar de een was, was de ander. Ze lieten elkaar nooit in de steek. Wat de een
beleefde, beleefde de ander ook. Bij al hun avonturen waren ze samen
betrokken.
Toch waren er verschillen. Al kregen ze beiden dezelfde opvoeding, en
hadden ze dezelfde leermeesters, toch werd ieder van hen een meester in een
andere discipline. Castor werd beroemd om de manier waarop hij met paarden kon
omgaan. Niemand kon beter dan hem wilde paarden bedwingen en hanteren. Hij was
een meesterlijk ruiter.
Polydeuces wierp zich op de kunst van het vuist vechten. Niemand was tegen
hem opgewassen. Om die reden was hij al op jonge leeftijd wijd en zijd
beroemd.
In die tijd hadden ze gelegenheid genoeg om hun moed te bewijzen en hun
kunde te tonen. Er waren spelen, er waren oorlogen. Maar eens, ze waren toen
nog vrij jong, werd hen een uitstekende gelegenheid geboden om te tonen wat ze
in hun mars hadden. De Atheense held Theseus was daar de oorzaak van. Dat kwam zo :
Theseus had een vriend, Peirithoös. Die was ooit door Theseus gered en
daarom was Peirithoös zeer aan Theseus verknocht. Nu stierf de jonge,
bloedmooie vrouw van Peirithoös en hij was zeer ongelukkig. Na korte tijd kon
hij het niet meer uithouden in zijn burcht en stapte naar Theseus. Ze smeedden
een vermetel en bijzonder roekeloos plan. Ze zouden een onsterfelijke vrouw
roven. Dan hoefden ze gegarandeerd nooit meer te treuren om het verlies van
hun echtgenote. Ze beloofden elkaar daarbij te helpen en van zodra ze een
onsterfelijke schone hadden gevonden zouden ze erom loten wie haar tot vrouw
zou nemen. Ze zwoeren daar plechtige eden op. Dus trokken ze er op uit.
Ze hadden vernomen dat koningin Leda van Sparta een dochter had, waarvan
Zeus de vader was. Die dochter heette Helena en was veruit de mooiste van heel
Griekenland. Om haar zou later trouwens de Trojaanse Oorlog losbarsten. Een
kenmerk van de goddelijke afkomst van Helena was, dat ze onsterfelijk was. En
dat was, behalve schoonheid, wat Theseus en Peirithoös van hun toekomstige
bruid verlangden.
Nu liep alles van een leien dakje. Amper waren ze in Sparta aangekomen of
de gelegenheid deed zich voor dat ze Helena, die toen nog een klein kind was,
zonder slag of stoot konden meenemen. Ze brachten haar snel naar de landstreek
Attica, en vertrouwden Helena voorlopig toe aan de moeder van Theseus, Aithra.
Theseus en Peirithoös wierpen het lot, en het was Theseus die haar kreeg
toegewezen als toekomstige echtgenote.
Maar tot een huwelijk zou het nog zo snel niet komen, want in Sparta was de
verdwijning van Helena al vlug bekend geworden en Castor en Polydeuces zetten
zich aan het hoofd van een expeditie om haar te zoeken. Al snel kwamen ze te
weten dat de misdaad was gepleegd door een held uit Athene, dus richtten ze
hun schreden naar deze stad en belegerden haar. Ze eisten Helena terug, maar
de Atheners wisten - eerlijk - van niets. Het kon niet baten, de Dioscuren
bleven de stad belegeren. Gelukkig voor Athene en de tweeling, vernamen ze
kort daarop waar Helena verbleef. Dus trokken ze weg van Athene, kwamen bij de
plek waar Theseus’ moeder met Helena zat en namen beiden mee naar Sparta. Dat
lukte omdat Theseus op dat moment net niet aanwezig was. Dat was de fout van
Peirithoös: die had Theseus gedwongen om met hem mee te gaan om een tweede
onsterfelijke vrouw te zoeken. Omdat er op aarde geen meer te vinden was,
hadden zij zich op aanraden van het orakel naar de onderwereld begeven om aan
Hades te vragen of hij zijn gade Persephone niet wilde afstaan aan Peirithoös.
Het zou hen slecht vergaan. Amper hadden ze hun vraag gesteld of Hades liet
hen op een steen neerzitten, waaraan ze onmiddellijk vastgroeiden. Alleen
Theseus kreeg na vier jaar de toestemming om de onderwereld te verlaten. Maar
toen was Helena al lang terug in Sparta.
De Dioscuren hadden ondertussen een
regent in Athene aangesteld. Maar die regeerde zo slecht, dat er na korte tijd
al pure chaos heerste. Toen Theseus uit de onderwereld terugkeerde kreeg hij
niet de kans om orde op zaken te stellen. Hij verliet Athene en wilde zich op
zijn landgoed buiten de stad gaan vestigen. Maar korte tijd later stierf hij,
van een hoge rots neerstortend in zee.
De strijd tegen Theseus, omwille van de roof van Helena, was niet de enige
heldendaad van de Dioscuren. Castor en Polydeuces (Pollux) namen ook deel aan
de jacht op het Calydonische everzwijn. Dat was een everzwijn dat de godin
Artemis uit wraak had gezonden om het land rond de stad Calydon te verwoesten.
Veel eer haalde de tweeling niet uit dit avontuur, de prijs van de dapperste
ging naar de heldin Atalante. Het was echter Meleagros, koningszoon uit Calydon,
die het everzwijn velde.
Meer roem putte de tweeling uit de tocht van de Argonauten. Naast alle
helden uit Griekenland namen ook Castor en Pollux deel aan deze tocht die hen
leidde naar Colchis, waar Jason het 'gulden vlies' bemachtigde. Vooral
Polydeuces wist zich met roem te overladen door zijn gevecht met de
reusachtige koning der Bebryken. Deze had namelijk gesteld dat iedere
vreemdeling die zich in zijn land aandiende zich eerst met hem in een
vuistgevecht moest meten. Deze koning was buitengewoon groot en sterk en tot
dan toe hadden alle vreemdelingen in het zand moeten bijten en het met hun
leven moeten bekopen. Dank zij Polydeuces kwam een einde aan de wrede
maatregel van deze koning. Polydeuces versloeg hem in het vuistgevecht, zodat
zijn rijk voortaan open lag voor reizigers.
Zoveel heldendaden verrichtten de twee onafscheidelijke broers, dat
Heracles besloot hen tot leiders van de Olympische Spelen aan te stellen.
Castor en Polydeuces hadden twee neven, Lynceus en Idas. Zij waren hun
beste vrienden. Lynceus, wiens naam ‘oog van de lynx’ betekent, was bijzonder
scherpziend. Hij kon door bomen en bergen heen kijken. Zijn broer Idas was
ongelooflijk sterk en zo moedig dat hij voor niets of niemand opzij ging,
zelfs niet voor de goden. Er wordt over hem verteld dat hij het ooit opnam
tegen de god Apollo, en dat er pas een eind aan de strijd was gekomen omdat
Zeus hen uiteen had gerukt.
Idas en Lynceus, Castor en Polydeuces waren een viertal dat graag op
avontuur uittrok. Dat avontuur kon ook een gewone rooftocht zijn. Zo waren ze
eens samen op rooftocht gegaan naar de landstreek Arcadië, en hadden daarbij
een prachtige kudde runderen buitgemaakt. Op de terugweg besloten ze de kudde
onder elkaar te verdelen, en vroegen aan Idas om dat voor hen te regelen. Idas
had een zonderlinge manier om dat te doen. Hij koos uit de kudde een stier en
slachtte ze. Dan verdeelde hij het karkas in vier gelijke delen en liet het
boven vuren braden. Toen besliste hij dat ieder een deel moest opeten, en dat
degene die het snelst zou eten de halve kudde zou krijgen. Wie in deze
eetwedstrijd tweede eindigde zou de andere helft van de kudde als beloning
krijgen. De derde en de vierde moesten zich met niets tevreden stellen.
Nauwelijks was het vlees gebraden of de vier helden zetten zich aan het
eten, of beter gezegd: schrokken en slokken. Idas rukte zijn portie uiteen en
stak het met handenvol in de mond, en al snel was hij als eerste klaar. Toen
slokte hij nog een groot deel van zijn broers portie naar binnen zodat Lynceus
als tweede eindigde. De neven kregen dus de hele kudde en Castor en Polydeuces
moesten zonder buit huiswaarts. Dat was niet naar hun zin en zij zonnen op
wraak.
Ze richtten hun schreden niet direct naar huis, maar begaven zich naar
Messenië, waar Leucippus woonde met twee beeldschone huwbare dochters, Phoibe
en Hilaira. Die waren verloofd met Lynceus en Idas. Daar was het de tweeling
nu om te doen. Ze roofden de twee meisjes en voerden die met hen mee,
dwongen hen zelfs om met hen te huwen. Daarna brachten ze hen onder in een
geheime schuilplaats, terwijl ze zichzelf verstopten in een holle eik, klaar
om hun neven te overvallen van zodra die zich zouden vertonen.
Toen Lynceus en Idas korte tijd later vernamen wat er met hun verloofden
was gebeurd, was hun woede onvoorstelbaar groot. Zo iets lieten ze zich niet
gevallen en ze waren op wraak uit. Maar waar waren Castor en Polydeuces ?
Lynceus beklom een hoge berg en liet zijn scherpziende ogen over het
landschap gaan. Daar ontdekte hij, verborgen in een holle boom, de tweeling.
Snel riep hij Idas bij zich en samen overvielen ze de schuilplaats, nog voor
Castor en Polydeuces erop bedacht waren.
De speer die Idas gooide, was zo krachtig geworpen, dat ze de boom
doorkliefde en daarmee Castor doorboorde.
Polydeuces zag hoe zijn geliefde broer aan zijn voeten doodbloedde en werd
razend van woede. Hij sprong te voorschijn en stortte zich op zijn twee neven.
Zo hevig was zijn aanval dat Lynceus en Idas op de vlucht sloegen en zich
achter het graf van hun vader Aphareus verschansten. Idas lichtte de enorme
grafsteen op en smeet hem naar Polydeuces, maar het geweldige blok marmer
deerde de onsterfelijke Polydeuces geenszins. Hij rende gewoon verder op zijn
neven toe en stootte zijn speer in de zij van Lynceus. Zo hevig dat deze
gespiest ter aarde neerzonk.
Toen wendde hij zich tot Idas en er ontstond een gevecht waarbij geen van
de twee de overhand kon halen. Hun lijven drongen tegen elkaar op, hun armen
raakten in elkaar verstrengeld, maar geen kon de ander op de knieën dwingen.
Hun woede om de dood van hun broers was zo groot dat ze elkaar in de strijd
waard waren. Tenslotte keek Polydeuces ten hemel en zond een bede naar zijn
vader Zeus. Die zag de ellendige toestand van zijn zoon en wierp zijn bliksem
op Idas, die daarop stervend neerzonk.
Snel begaf Polydeuces zich nu terug naar Castor. Die lag daar nog steeds,
en was op sterven na dood. Intens droef knielde Polydeuces naast hem neer en
smeekte zijn goddelijke vader om samen met Castor te mogen sterven.
Hij riep, terwijl hij ogen en armen ten hemel hief : "O, vader Zeus, laat
mij samen met mijn broer, mijn innigste vriend, sterven. Laat mij met hem het
rijk der schaduwen betreden!"
Zeus daalde neer van de hoge Olympus en boog zich over zijn zoon. "Jij bent
onsterfelijk, zei hij, je kan niet samen met Castor sterven. Maar ik geef je
een kans, je mag kiezen. Wil je onsterfelijk blijven en in volle jeugd
eeuwig op de heilige Olympus temidden van de goden wonen, ga dan met me mee.
Maar je broer Castor kan je niet meenemen. Wil je echter het lot van je broer
delen, dan moet je met hem de helft van de tijd in de duistere onderwereld
doorbrengen en de andere helft mag hij met je verblijven in de wereld der
goden."
Polydeuces koos het laatste, hij wilde hoe dan ook het lot van zijn
geliefde broer delen.
Zeus boog zich over de pas gestorven jongeling, blies hem zijn goddelijke
adem in, opende weer zijn ogen en maakte zijn tong weer levend.
Van die dag af verblijven Polydeuces en Castor, zij aan zij, de ene dag in
het rijk der goden en de andere dag in het rijk van de duisternis.
De Tweelingen, in hun gestalte der Dioscuren, zijn de mensen zeer genegen.
Zij staan hen bij in hun noden. In het heetst van de strijd begeven zij zich
als stralende sterren bij de helden om hen naar de overwinning te leiden. Als
het stormt op zee, moeten de schippers hun namen slechts aanroepen om geholpen
te worden. Dan zeilen de Dioscuren op gouden vleugels naar beneden en redden
de schipbreukelingen.
Homerus, die een lofzang dichtte op de goddelijke tweeling ziet hen ook als
redders bij schipbreuk, maar stelt het tafereel enigszins anders voor: opdat
zij ter hulp zouden komen moet er voor de afvaart een offer van witte lammeren
gebracht worden op de voorsteven van het schip. Komt het schip dan in nood,
dan verschijnen de Dioscuren, gevolgd door een vlucht mussen.
Vele schippers in nood hebben in de loop der eeuwen gezien hoe de Dioscuren
hen ter hulp snelden. Alleen zijn de namen van de Tweelingen in de loop der
tijden vervangen door andere. Zo zijn ze bekend als het Sint-Elmisvuur, en
werden ze ook verward met Sinterklaas en Sint Pieter, die bij christelijke
schippers als het Sint-Elmisvuur verschenen. Sint Pieter werd hun beschermer
omdat hij op het water kon wandelen, Sinterklaas omdat hij een storm kon
bedaren.
De naam van Sint Paulus, de tweede grote apostel van de christelijke kerk,
is ook verbonden met het sterrenbeeld Tweelingen, omdat het schip waarop hij
voer als boegbeeld een afbeelding van de Dioscuren droeg.
Zo schrijft Lukas in Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 28, vers 11 :
Drie maanden later (na een schipbreuk op Malta) gingen we (Paulus en
Lukas) aan boord van een Alexandrijns schip, dat op het eiland overwinterd
had en de Dioscuren als kenteken droeg.
Zo voer Paulus naar Rome en eindigt ook Lukas’ Handelingen der Apostelen.
De Tweelingen zijn Jakobus de Meerdere
Maar het christelijke sterrenbeeld heeft niet met Petrus, noch met Paulus
te maken. In de christelijke voorstelling ziet men in het sterrenbeeld
Tweelingen de afbeelding van de apostel Jakobus de Meerdere. Hij is de broer
van de evangelist Johannes (zie
sterrenbeeld Kreeft). Hij heet de Meerdere omdat hij ouder was dan de
apostel Jakobus de Mindere. Die laatste was dus jonger. Niet meer of niet
minder.
Deze Jakobus is het die volgens de legende het evangelie verkondigde in
Spanje. Zijn naam leeft voort in de stad Santiago de Compostella, waar tevens
zijn relieken bewaard worden. Deze stad is een van de grootste
bedevaartsoorden in de wereld.
Meer over
Jakobus in www.cielen.eu
De Tweelingen in de Bijbel (Oude Testament)
De Bijbel weet het dit keer ook niet, want nu eens zijn dit Adam en Eva,
dan weer zijn het Kaïn en Abel of David en Jonathan. Nu eens zijn het twee zonen van Rebekka,
dan weer is het de jongste zoon van de aartsvader Jakob, of zijn het Simeon en
Levi, zonen van Jakob.
Wie zijn al deze figuren ?
Adam en Eva zijn voldoende gekend. Zij zijn volgens de Bijbel de eerste
door God geschapen mensen. Zij leefden, vrij van ziekte en dood, in het Aards
Paradijs. Door de slang (duivel) zijn ze echter in het ongeluk gestort en met
hen de hele mensheid. Zij zijn oorzaak en bron van alle kwaad dat op de wereld
bestaat. Daarom worden in alle christelijke godsdiensten (die net als de joden
zich op de Bijbel beroepen) kinderen en bekeerlingen gedoopt om hen te
bevrijden van de erfzonde die Adam en Eva over de mensen hebben gebracht.
Kaïn en Abel zijn de eerste twee zonen van Adam en Eva. Kaïn is boer
en Abel herder. Op een dag brengen ze beiden een offer aan God. Het offer van
Abel bestaat uit een mooi lammetje, het offer van Kaïn uit onbruikbare
veldvruchten. Het offer van Abel wordt door God met welgevallen aanvaard, dat
van Kaïn wijst hij af. Kaïn is daarom kwaad op zijn broer en slaat hem dood.
David en Jonathan. In de dagen dat Saül koning was over Israël, gebeurde
het dat de profeet Samuel tot de koning kwam en hem zijn ongehoorzaamheid
verweet. Daardoor was Jahweh vertoornd op Saül. Samuel ging daarop op zoek
naar een nieuwe man uit het volk van Israël, die door Jahweh zou aangeduid
worden. Het werd David, die tot dan toe een eenvoudige herdersjongen was
geweest. Wel een heel moedige, want hij had al leeuwen en beren verslagen. Hij
was ook heel bekwaam in het spel op de citer en slaagde er daarmee in de
regelmatige woedeaanvallen van koning Saül tot bedaren te brengen.
In een strijd tegen de Filistijnen nam David het in een tweegevecht op
tegen de reusachtige Goliath. Hij versloeg deze met zijn stenenslinger.
Daardoor kreeg de zoon van koning Saül, Jonathan een enorme bewondering voor
David en zij werden onafscheidelijke vrienden.
David huwde korte tijd later de zus van Jonathan, waardoor de
vriendschapsbanden nog werden aangehaald. Maar koning Saül had heel andere
gevoelens tegenover David: hij stond hem zelfs naar het leven.
Toen Saül weer eens in een waanzinnige bui als een razende tekeer ging,
wilde hij David doden. Maar Jonathan slaagde erin David tijdig op de hoogte te
brengen en hielp hem vluchten. Zo werd David een vogelvrije die aan het hoofd
van een troep ongeregeld het land afschuimde en strooptochten organiseerde.
In een nieuwe strijd tegen de Filistijnen, waarbij Jonathan sneuvelde, zag
Saül dat zijn leger het onderspit zou delven, waarop hij zich in zijn eigen
zwaard stortte. David werd daarop tot koning van Juda aangesteld, en werd
later koning over het hele land.
Simeon en Levi zijn twee zonen van Jakob. Twee van de twaalf. Zonen van
Lea, de vrouw met wie Jakob moest trouwen eer hij zijn geliefde Rachel kon
huwen. Zo staat in de Bijbel (Genesis):
Zij (Lea) werd opnieuw zwanger, baarde een zoon en zei : "Jahweh heeft
gehoord dat ik minder bemind word; daarom heeft hij mij ook dit kind
gegeven. En zij noemde hem Simeon. Zij werd nog eens zwanger, baarde weer
een zoon en zei : "Ditmaal zal mijn man zich wel aan mij gaan hechten,
want ik heb hem drie zonen geschonken." Daarom kreeg hij de naam Levi.
Uit Levi zal later de priesterstand voortkomen. Simeon en Levi waren
absoluut geen vrolijke knapen. Veel Bijbelvertalingen laten de geschiedenis
van Jakobs zonen trouwens onvertaald, omdat het geen stichtelijke literatuur
is.
De Tweelingen zijn ook wel eens vereenzelvigd met de twee zonen van Rebekka
en Isaac: Ezau en Jakob. Hun geschiedenis is vooral bekend gebleven dankzij
het verhaal over het bord linzensoep, waarbij Ezau zijn eerstgeboorterecht
verspeelde aan Jakob.
De Tweelingen in de Romeinse legenden
Nog een bijzondere tweeling kan aanspraak maken op de twee sterren van dit
sterrenbeeld, misschien wel de meest bekende tweeling van allen: Romulus en
Remus.
De koning van Alba Longa, Numitor, werd door zijn jongere broer Amulius van
de troon gestoten en verbannen naar een boerderij in Latium. De zonen van
Numitor liet hij doden en de dochter, Rhea Silvia, werd als vestaalse maagd in
een tempel geplaatst. Op die manier was Amulius er zeker van dat zij geen
kinderen zou krijgen, en dat er dus ook geen zonen konden komen die later zijn
troon zouden kunnen opeisen.
Maar Mars, de oorlogsgod, doorkruiste die plannen. Hij drong de kamer van
Rhea Silvia binnen, en bevruchtte haar. Daarop werd een tweeling geboren.
Amulius liet de pasgeborenen in een mandje leggen en op de Tiber
neerzetten, om ze naar zee te laten wegspoelen. Hij durfde ze niet doden,
daarom deze oplossing. Maar de Tiber was buiten zijn oevers getreden en het
mandje spoelde aan temidden van rietvelden bij een moerassige plek. Een wolvin
vond de huilende baby’s en zoogde hen. Zo werden ze van de hongerdood gered.
Dat merkte een herder, die de tweeling bij zich in huis nam en opvoedde.
Toen ze volwassen waren, waren Romulus en Remus aanvoerders van een bende
rovers, die voortdurend op strooptocht ging. Bij een van die acties werd Remus
gegrepen en bij Numitor gebracht. Die herkende in deze jonge man de trekken
van zijn eigen dochter en vermoedde wat er was gebeurd. Al snel kwam hij het
hele verhaal te weten van de herder en aan het hoofd van een legertroep
trokken grootvader en kleinzoon naar Alba Longa, waar met de hulp van Romulus
Amulius van de troon werd gegooid.
Romulus en Remus verveelden zich al gauw stierlijk in Alba Longa en ze
besloten een nieuwe stad te stichten. Op de plaats waar ze ooit aangespoeld
waren in een mandje stichtten ze Rome.
Terwijl de wolvin het symbool is geworden voor de stad Rome, werd op munten
ook dikwijls een schip met 2 sterren erboven afgebeeld : Romulus en Remus als
beschermers van de varende Romeinen.
De uitdrukking is niet meer zo courant, maar eertijds kon men ze in
Antwerpen regelmatig horen: 'God Sjimenas!' Het zou kunnen dat deze uitdrukking
teruggaat op de Romeinse uitdrukking: 'O Gemini!' De Romeinen gebruikten deze
uitdrukking te pas en te onpas, daarmee doelend op de stichters van hun stad, Romulus en Remus. De uitroep is in verschillende varianten op diverse plaatsen
terug te vinden. Dus waarom ook niet in Antwerpen ?
Zoals alle sterrenbeelden van de dierenriem heeft ook Tweeling een symbool
: . Volgens
sommigen is dat teken niet meer dan het Romeinse cijfer 2, maar anderen
beweren dat het teken verwijst naar een Spartaanse tweelinggodheid of naar het
spijkerschriftteken voor de Akkadische berg Kas (= de Tweeling).
In de oude Chinese zonnedierenriem was dit sterrenbeeld bekend als Yin Yang
: de twee principes, waaruit de hele schepping is opgebouwd. Yin en Yang zijn
nu nog zeer bekend, maar ze worden niet meer verbonden met het sterrenbeeld.
In Polynesische verhalen zijn de twee sterren van het sterrenbeeld bekend
als Pipiri (Castor) en Rehua (Pollux).
De Bosjesmannen in Zuid-Afrika kennen deze twee sterren als "de jonge
vrouwen van de grote antiloop".
Ster en steen
Op de borstplaat van de Israëlische hogepriester waren 12
stenen bevestigd. Die correspondeerden met de 12 zonen van Jakob en daardoor
ook met de 12 sterrenbeelden van de dierenriem.
Exodus 39, 8-14
Een kunstenaar
maakte van hetzelfde materiaal als de efod de orakeltas: van gouddraad,
paarse, karmijnrode en scharlaken wol, en van getwijnd linnen. Ze was
vierkant als het doek dubbelgeslagen werd, een span lang en een span breed,
en bestond uit twee stukken. Ze werd bezet met vier rijen edelstenen: een
robijn, een topaas en een smaragd vormden de eerste rij; een granaat, een
saffier en een aquamarijn de tweede rij. Op de derde waren een hyacint, een
agaat en een amethist bevestigd. De vierde bevatte een chrysoliet, een
kornalijn en een onyx. Ze waren gevat in gouden zettingen. Er waren twaalf
stenen, zoals er twaalf namen zijn van de zonen van Israël. Op iedere steen
was de naam van een der twaalf stammen gegraveerd, zoals men dat bij zegels
doet. (1)
Steen (mineralogie): Onyx
(vierde rij, eerste kolom)
Onyx is een vorm van agaat met afwisselende zwarte en
witte lagen.
De link met het sterrenbeeld is hypothetisch. Er zijn in de
literatuur linken met andere stenen te vinden.
De helderste sterren van de Tweelingen.
De sterfelijke paardrijder
Alfa Geminorum is Castor, de paardrijder, de sterfelijke zoon van
Tyndareüs.
De onsterfelijke vuistvechter
Beta Geminorum is Pollux, de onsterfelijke zoon van Zeus. Alhoewel deze
ster helderder is dan Castor, draagt ze toch Beta als naam. Men vermoedt dat
zij enkele eeuwen geleden ook minder helder was dan Alfa Gemini, waardoor ze
op de tweede plaats belandde in de tabellen.
De voeten van de Tweelingen
Behalve Castor en Pollux zijn er nog enkele heldere sterren in dit
sterrenbeeld. Een ervan is
Gamma Geminorum. Het is een helderwitte ster die ook de naam
Almeisan ( = de
prachtige wandelaar) of Alhena (merkteken) draagt en de voeten van de
Tweelingen aanduiden.
Midden tussen de Tweelingen
Delta Geminorum of Wasat ( = middelpunt) duidt inderdaad ook het midden
van het sterrenbeeld aan, maar ligt ook op de ecliptica, de centrale cirkel
van de sterrenhemel.
Astronomie: de zon vertoeft in het sterrenbeeld Tweelingen van
± 21 juni tot
± 20 juli.
Astrologie: de zon vertoeft in het sterrenbeeld Tweelingen van
± 21 mei tot
± 20 juni
Zie ook:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Tweelingen
De namen van de sterren in de belangrijkste sterrenbeelden
Een beknopt overzicht van de sterrenbeelden die in de lessen astronomie aan
bod komen
◄
28-09-07
|