Uitspraken van Rudolf Steiner in verband met pedagogie: VREEMDE TALEN
nummer | Voor de herkomst van de uitspraken (boek, bladzijde, voordracht, stad, datum): klik hier. |
506 | Men zou veel meer moeten lezen en de eigen gedachten in de vreemde taal tot uitdrukking brengen dan te vertalen uit en naar de vreemde taal. |
507 | Dan doet u er goed aan om die leerlingen bij wie u de herhaling van de stof en de uitbreiding daarvan met elkaar wilt verweven, niet aan het vertalen te zetten, maar ze vrij aan elkaar te laten vertellen wat er in die teksten staat. |
508 | Vooral bij kinderen die het twaalfde jaar al achter zich hebben is het noodzakelijk om grammaticale elementen tot bewustzijn te brengen. |
509 | Economisch werken met vreemde talen: U kunt bijvoorbeeld in het Latijn, in het Frans en in het Duits laten zeggen: het regent. |
510 | R.St. geeft voorbeeld van hoe in de vreemde taal grammatica kan aangebracht worden. Begin met de zin: het regent. Maar stel je nu een weiland voor dat pas gemaaid is. Breng de leerlingen dan zo ver dat ze over het weiland zeggen: het geurt. Dan laat u de zin omzetten in : Het weiland geurt. Dan werkt u er naartoe dat ze de zin 'Het weiland geurt' veranderen in de voorstelling, in het begrip: 'het geurige weiland'. |
511 | Probeert u als het kan de grammatica als een op zichzelf staand iets te behandelen |
512 | Probeert u daarom de grammatica en zinsleer zo te beoefenen dat u wél zinnen maakt die speciaal zo gevormd zijn dat ze de een of andere regel duidelijk maken. Nu moet u het zo doen dat u deze voorbeeldzinnen, waarin u de regels van de een of andere vreemde taal verduidelijkt, niet laat opschrijven. Die zinnetjes moeten niet overgeschreven worden, maar steeds weer geoefend worden.... Voor de grammatica moeten de voorbeelden wegvallen, die moet men vooral niet netjes opschrijven |
518 | Er gaat ongelooflijk veel tijd verloren doordat de jongens en meisjes van 13, 14, 15 jaar steeds andere leerkrachten krijgen voor Latijn, Frans en Engels. Men wint er veel mee wanneer één leraar dezelfde gedachte door de ene leerling in de ene taal, een tweede leerling in een andere taal en een derde in de derde taal laat uitdrukken. |
519 | Men zou gebruik moeten maken van de ondersteuning die de ene taal voor een andere kan zijn. En daardoor krijgt men dan de mogelijkheid om bij het onderwijs in grammatica en zinsbouw te verwijzen naar andere talen. Daarbij kunt u iets doen wat van eminent belang is voor de leerlingen. Een leerling leert iets veel beter als hij verschillende toepassingen kent. (voorbeeld van een zin in het Duits en het Latijn: in het Duits met persoonlijk voornaamwoord, in het Latijn zonder). |
520 | geeft u niet zoveel regels voor de uitspraak, maar leest u voor en laat nalezen. Dan laat u vertellen wat er gelezen is, u laat de leerlingen ook gedachten ontwikkelen over de tekst en deze kunt u in de verschillende talen laten weergeven. Grammatica en syntaxis behandelt u afzonderlijk en wel zo dat de regels onthouden moeten worden en de voorbeelden vergeten kunnen worden. |
527 | In deze levensfase ( 6 tot 9 jaar) moet men de vreemde talen nog aanleren als een leren spreken. Men leert de kinderen spreken in de vreemde taal. |
531 | De vreemde talen lopen natuurlijk gewoon door en monden uit in de belichaming van de grammatica. (tussen 9 en 12 jaar) |
538 | U zult ervaren dat de leerlingen werkelijk met veel plezier met elkaar in de vreemde taal spreken, terwijl de leraar alleen maar verbetert of hoogstens het gesprek leidt. |
542 | Leest men in de klas iets voor en hebben de leerlingen de boeken ook voor zich om mee te lezen dan is dat verloren tijd in hun leven. Dat is het allerergste wat men kan doen. De juiste wijze is dat de leraar vertélt wat hij wil overbrengen of zelfs, als hij een tekst letterlijk vertelt of een gedicht voordraagt, dat hij het dan uit zijn hoofd doet, zonder hulp van een boek. De leerlingen hoeven daarbij alleen maar te luisteren: ze lezen dus niet mee. En als het kan, laat men ze dan herhalen wat ze gehoord hebben, zonder het eerst te lezen. Dat is belangrijk voor het onderwijs in de vreemde talen. Voor het moedertaalonderwijs is dat niet zo belangrijk. Maar bij de vreemde talen moeten de leerlingen iets al luisterend begrijpend en niet lezend. De stof wordt mondeling overgebracht. |
543 | Huiswerk moet ook bij de vreemde talen voornamelijk beperkt worden tot lezen. Wat opgeschreven moet worden moet dus eigenlijk op school gebeuren. Voor de vreemde talen moet zo min mogelijk huiswerk gegeven worden, pas later, na het twaalfde jaar. |
544 | op schoolse wijze in de les opstellen in de vreemde taal laten schrijven, die los staan van het werkelijke leven, dat is niet eens onzin, dat is waanzin. Op zijn hoogst kan men nog verhalen laten maken. |
548 | Heel belangrijk is het ook dat we de leerlingen bij de vreemde talen geleidelijk zo ver krijgen dat ze kort kunnen weergeven wat ze gezien of gehoord hebben. |
549 | Verder is het belangrijk om vooral de reflexkant van de taal te hanteren, dat wil zeggen, de kinderen zo mogelijk in de gebiedende wijs aanspreken. Doe dit, doe dat… en ze dat dan te laten doen. Bij zulke oefeningen in de klas volgt op de woorden van de leraar het doen - en niet zozeer het nadenken over die woorden of een langzaam antwoord in die taal. Daarmee wordt ook het bewegingsaspect in het taalonderwijs gecultiveerd. |
550 | Steeds zal het er vooral om gaan het wilsmatige op juiste wijze te verbinden met het intellectuele (hier vooral in het kader van de lessen in vreemde talen, maar dit geldt in feite in elke les). |
552 |
schematisch overzicht van welke vakken in welke fase van de lagere school
aan bod komen. Zie blz 123 Tot het negende jaar: muziek - schilderen - tekenen schrijven - lezen vreemde talen, iets later rekenen Tot het twaalfde jaar: grammatica, woordleer dierkunde plantkunde vreemde talen, geometrie natuurkundige begrippen aardrijkskunde Tot aan het eind van de lagere school: zinsleer mineralogie natuurkunde en scheikunde vreemde talen geschiedenis aardrijkskunde |
598 | Want het kind moet voelen dat het, als het Grieks spreekt eigenlijk alleen spreekt met het strottenhoofd en de borst en dat als het Latijn spreekt er altijd iets van de gehele mens doorklinkt. Daar moet ik de kinderen op wijzen. Ik zal ze ook wijzen op het levendige, wanneer ze Frans spreken, wat zeer op het Latijn lijkt. Wanneer het Engels spreekt, spuugt het de letters bijna uit: daar is de borst veel minder bij betrokken dan bij het Frans; in het Engels wordt veel, heel veel weggeworpen. Vooral bepaalde lettergrepen worden gewoonweg uitgespuugd, voordat ze tot volledige werking zijn gekomen. U hoeft de kinderen niet te zeggen 'uitgespuugd' maar u zult vertellen dat een woord in de Engelse taal aan het eind sterft. Zo zult u proberen om de articulatie heel pregnant te behandelen in de talen - vooral bij kinderen van 12, 13 jaar die uit het reguliere onderwijs komen. |
772 | Voorts dienen we een mogelijkheid te creëren dat de kinderen in de vierde klas vrijwillig Latijn in hun leerplan opnemen. Frans en Engels geven we al op heel eenvoudige wijze zodra het kind op school is. |
773 | Met Latijn beginnen we in de vierde klas door het aanhoren en, voor zover dat gaat, het weergeven - maar dat zal pas geleidelijk ontstaan - van kleine stukken gesprek. Ook bij het Latijn begint men zeer zeker met voorspreken en men probeert aan de hand van het gesprokene, via het gehoorde in eerste instantie dat te bereiken wat gewoonlijk voor het eerste jaar wordt voorgeschreven. Deze lessen in Latijn zullen dan - volgens de aanwijzingen die ik in de didactische voordrachten heb gegeven - zo ver gaan dat de leerlingen bij het verlaten van de lagere school even ver zijn als in de derde, vierde klas gymnasium. Dus het Latijn van onze vierde klas stemt ongeveer overeen met dat van de eerste klas gymnasium; dat van de vijfde klas met de tweede klas, de zesde met de derde; en dan rest ons nog wat daar in de vierde klas gegeven wordt. |
774 | (vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste klas) Daarnaast gaan de lessen in Frans en Engels door, waarbij met name aan de orde komt wat we in het didactische deel van deze voordrachten hebben gehoord. |
775 | En degenen die dat willen, kunnen vanaf de zesde klas vrijwillig beginnen met de basis van het Grieks, ook dit zoals we in het didactische deel gehoord hebben. Met name proberen we weer het schrijven van de Griekse letters te gebruiken om via het tekenen van vormen tot dat schrijven te komen. En voor degenen die dan Grieks willen leren zal het buitengewoon weldadig zijn om in andere lettervormen te herhalen wat eerst bij het ontwikkelen van het schrijven uit het tekenen is gedaan. |
850 | We houden er absoluut aan vast om dadelijk vanaf het begin op bescheiden wijze Engels en Frans te geven. Niet gouvernanteachtig, maar zo dat de kinderen de twee talen op hun waarde leren schatten en dat ze een gevoel krijgen voor de juiste manier van uitdrukken in beide talen. |
853 | En dan beginnen we in de vierde klas met Latijn en in de zesde klas met Grieks, voor de kinderen die dat willen doen, zodat we drie jaar kunnen geven. Wanneer we de school verder zouden kunnen uitbreiden, zouden we tegelijk met Latijn en Grieks beginnen. We moeten er dan een oplossing voor vinden dat die kinderen die Latijn en Grieks nemen enigszins ontlast worden bij het Duits. Dat is heel goed mogelijk omdat veel van de grammatica dan bij Grieks en Latijn aan de orde komt, wat anders bij het Duits moet gebeuren. En ook nog heel wat andere dingen kan men laten vallen. |
854 | De c werd in het oude Latijn als k uitgesproken; in het middeleeuwse Latijn, dat een spreektaal was, als c. In het oude Romeinse land werden veel dialecten gesproken. Men kan 'Cicero' zeggen, omdat dat in de middeleeuwen nog zo werd uitgesproken. Men kan bij talen niet zeggen dat iets 'juist' is, omdat dat berust op conventie. |
855 | De methodiek van het onderwijs in de oude talen dient langs dezelfde lijn opgebouwd te worden, met dien verstande dat men bij de oude talen in essentie het officiële leerplan kan volgen - met uitzondering van wat ik vanmorgen heb gezegd. Want dat leerplan stamt nog uit de beste pedagogische tijden van de middeleeuwen. Daar vindt men nog veel voor de methodiek van het Grieks en Latijn wat pedagogisch nog enigszins toonbaar is. Op dit gebied volgen de leerplannen nog steeds wat men vroeger heeft gedaan en dat is niet geheel onzinnig. De schoolboeken kan men tegenwoordig niet meer gebruiken, aangezien men de ietwat stuntelige regels achterwege zou moeten laten. Die beleeft een mens van deze tijd als ietwat kinderlijk en ze zijn, vertaald in het Duits, ook wel wat te stuntelig. Dat moet men achterwege proberen te laten, maar verder is de methodiek niet zo slecht. |
930 | 1e en 2e klas: spellend lezen, schrijven, tekenen, eerste beginselen van het rekenen. Zingen, muziek, euritmie, Engels en Frans. (R. Steiner op 25 april 1919 in gesprek met Emil Molt, E.A.Karl Stockmeyer en Herbert Hahn over het leerplan van de Unterrealschule (Oostenrijks schoolmodel tot 16 jaar) (Hans Rudolf Niederhäuser) |
1298 | Een uitzondering moet daarbij gemaakt worden voor het onderwijs in de vreemde talen, wat bij ons eigenlijk spraakonderwijs is. Want op de Waldorfschool gaat het zo, dat het kind als het op de lagere school komt meteen al onderwijs krijgt in de vreemde talen, voorzover ons dat op dit moment mogelijk is, Engels en Frans, en het kind leert meteen vanaf het begin in de desbetreffende taal te spreken. Het kind leert de taal zoveel mogelijk zonder te vertalen, zelfs al was het alleen maar in gedachten. |
1299 | Het woord in de vreemde taal wordt dus in verband gebracht met het voorwerp, niet met het overeenkomstige woord in de moedertaal. Zodat het kind de tafel opnieuw leert kennen, maar nu in een of andere vreemde taal. |
1300 | Het leert niet, uitgaande van het woord 'tafel' door dat woord te vertalen, het vreemde woord. Het leert dus inderdaad, en dat is vooral bij jonge kinderen goed te zien, zich in te leven in een taal, die niet zijn moedertaal is. |
1301 | Daarbij houden we ons eraan bij de allerjongste kinderen in het geheel niet aan te komen met abstracte grammatica, intellectuele grammatica. De grammatica kan pas door de kinderen begrepen worden tussen het negende en tiende jaar, op dat belangrijke moment waarover ik reeds heb gesproken. |
2118 | Vanzelfsprekend wordt het onderwijs in de moedertaal op de manier die ik bij de andere onderwijsvakken heb beschreven, in overeenstemming met de leeftijd gegeven. Maar het bijzondere van de Waldorfschool is erin gelegen dat we meteen wanneer het kind de school binnenkomt - dus op het zesde, zevende jaar - beginnen met het onderwijs in twee vreemde talen, in Frans en Engels. Daardoor proberen we de kinderen voor de toekomst inderdaad datgene mee te geven wat de mens voor deze toekomst steeds meer nodig zal hebben. |
2119 | Bij het taalonderwijs moet je immers, als je het echt menselijk wilt aanpakken, vóór alles bedenken dat de taal zich diep inwortelt in het hele menselijke wezen. |
2121 | Maar het moet ons volkomen duidelijk zijn dat de diverse talen in de wereld - bij de zogeheten primitieve talen is dat duidelijk genoeg, bij de geciviliseerde talen verbergt het zich vaak, maar toch is het er - op heel verschillende manier de mens doordringen en het menselijke openbaren. |
2122 | Binnen de Europese talen is er een die geheel en al voortkomt uit het gevoelselement: die heeft in de loop van de tijd heel sterk het karakter van de intellectualisering van het gevoelselement aangenomen, maar ze komt uit het gevoelsleven voort. Zodoende worden het intellectuele element en het wilselement bij deze taal minder bij de mensen door de taal reeds ingeplant. Daar moeten dan deze andere wezensdelen van het menselijk wezen door het leren van andere talen worden ontwikkeld. |
2123 | Zo hebben we een taal die heel speciaal uit het element van de plastische fantasie, die om zo te zeggen de dingen in de klankvorming kleurt. Daardoor komt het kind terecht in een natuurlijke, plastisch-beeldende kracht bij het leren van talen. |
2124 | Binnen het geciviliseerde Europa hebben we een andere taal, die bij voorkeur gericht is op het wilselement; een taal waarbij je formaal aan haar toonval, aan haar vocalisering en consonantenvorming hoort dat ze helemaal op het wilselement is gericht, dat de mens voortdurend, tijdens het spreken, zich gedraagt alsof hij met de uitgestoten lucht zeegolven zou willen terugslaan. Daar leeft het wilselement in de taal. |
2125 | Er zijn andere talen die meer zo uit de mens naar buiten komen dat het gevoelsmatig-muzikaal-fantasiematige in de mens wordt aangesproken. Elke taal heeft een bijzondere relatie tot de mens. |
2126 | Nu zult u zeggen dat ik voor de afzonderlijke talen die ik heb gekarakteriseerd, de namen zou moeten noemen. Daarvoor zal ik wel oppassen. Want we zijn tegenwoordig niet zo ver dat we met die objectiviteiten in de geciviliseerde wereld tegenover elkaar staan om zoiets geheel objectief te verdragen. |
2127 | Maar wat ik in verband met de karakteristiek van de talen heb gezegd, maakt het volstrekt noodzakelijk - als we de mens tegenwoordig een zuiver menselijke, niet een gespecialiseerd menselijke, volksmatige vorming en ontwikkeling willen geven - dat we inderdaad met betrekking tot het talige wat vanuit de taalgenius van de ene taal over de menselijke natuur heen komt, door de andere taal in evenwicht brengen. |
2128 | Dat heeft eenvoudigweg in zuiver pedagogisch-didactisch opzicht de aanleiding gegeven voor het feit dat we voor de kleinste kinderen in de Waldorfschool al met drie talen beginnen. En we geven taalonderwijs in echt overvloedige mate. |
2129 | Nu is het heel goed zo vroeg met taalonderwijs in de vreemde talen te beginnen, omdat immers tot aan het tijdstip dat tussen het negende en tiende jaar in het menselijk leven ligt, het kind in de schoolrijpe leeftijd nog iets meedraagt wat ik als bijzonder karakteristiek voor de eerste leeftijdsfase van de mens, van de geboorte tot de tandenwisseling, heb beschreven. Daar is de mens bij voorkeur een nabootsend wezen. |
2130 | De moedertaal, nietwaar, leert de mens helemaal volgens het principe van de nabootsing. Zonder dat het intellect sterk wordt aangesproken leert het kind innerlijk datgene nadoen wat het als taal hoort. En het kind hoort tegelijk met het uiterlijke klankelement, met het toonmatige van de taal volstrekt het innerlijk-zielsmatig-muzikale element van de taal. |
2132 | Vervolgens, wanneer het kind bij de tandenwisseling in de school binnenkomt, spreken we ook in het taalonderwijs al meer tot het puur zielsmatige, niet meer zo sterk tot het lichamelijke. Maar het kind brengt in elk geval nog tot het negende, tiende jaar genoeg fantasievolle imitatievermogen in de school binnen, zodat we het onderwijs in de taal op die wijze kunnen sturen dat de taal door de hele mens wordt opgenomen, niet bijvoorbeeld alleen door de zielengeestelijke krachten. |
2133 | Daarom is het van zo'n enorm ingrijpend belang dat we voor het onderwijs in vreemde talen het eerste, tweede, derde schooljaar niet onbenut voorbij laten gaan. Alleen vanuit een didactisch-pedagogisch-humaan principe is het dus in de Waldorfschool ingevoerd het onderwijs in de vreemde talen bij de entree van het kind in de lagere school te beginnen. |
2135 | Zo hebben de mensen gezien dat in de tijd ervoor het taalonderwijs geheel en al, vooral in Latijn en Grieks, gebaseerd was op de grammatica, op de regels van de taal, en dat dit het onderwijs veruiterlijkte, mechaniseerde. Nu is weer het tegenovergestelde principe gekomen, alleen omdat men niet consequent naar de zaken kan kijken. En wanneer men merkt dat het onheil er is, dan vervalt men in het andere uiterste, omdat men gelooft daardoor het onheil te kunnen vermijden. En zo is het principe ontstaan, überhaupt niet meer iets grammaticaals te onderwijzen. |
2136 | Dat is opnieuw onzinnig. Want dat zou op een speciaal gebied weer niets minder betekenen dan: je moet de mens alleen maar bij bewustzijn laten, niet tot zelfbewustzijn laten komen. De mens komt nu eenmaal tussen het negende en tiende jaar van bewustzijn tot zelfbewustzijn. Hij onderscheidt zich van de wereld. |
2137 | Dat is immers ook het tijdstip waar je - weliswaar op voorzichtige wijze - kunt overgaan tot grammaticale, tot syntactische regels. Want daar komt de mens ertoe niet alleen over de wereld te denken, maar enigszins over zichzelf na te denken. Het nadenken over zichzelf, dat betekent bij de taal: niet alleen instinctief te spreken, maar de taal in een verstandelijke soort regels te kunnen brengen. |
2138 | Dus wederom: het is waanzin om bij talen helemaal zonder grammatica te onderwijzen. Je geeft de mens niet die innerlijke stevigheid die hij nodig heeft voor het leven als je van alle regels afziet. |
2139 | Waarmee daarbij echter vooral rekening moet worden gehouden, dat is dat juist in dat levenselement tussen het negende en tiende jaar de mens ertoe komt, uit het zuivere bewustzijn naar het zelfbewustzijn te willen, dat daarom alle grammaticale onderwijs vóór die tijd waanzin is. |
2140 | Je moet deze overgang tussen het negende en tiende levensjaar vinden om nu ook het geheel en al slechts instinctief uit de zaak genomen taalonderwijs weloverwogen voorzichtig in het grammaticaonderwijs over te brengen. |
2141 | Ook voor de moedertaal moet dat zo zijn. Je bederft het zielenleven van het kind volledig als je grammaticale of syntactische regels vóór dit belangrijke moment in het leven bij het kind naar binnen propt. Tot die tijd moet op instinctieve, routinematige wijze worden gesproken, zoals het enkel en alleen door nabootsing gebeurt. Het zelfbewustzijn moet het spreken inleiden - en in de regel treedt altijd het zelfbewustzijn met de grammatica en syntaxis op - tussen het negende en tiende jaar. |
2142 | Als u bedenkt, zult u zien hoe we juist in de Waldorfschool de twee of drie jaren vóór dit moment in het leven benutten om het taalonderwijs te plaatsen in de juiste levensfase volgens de ontwikkeling van de mensen. En zo ziet u stuk voor stuk dat de Waldorfschoolpedagogie de leerkracht wil leren lezen, echter niet in een boek, niet in een pedagogisch systeem, maar in de mens. |
2420 | We zullen zeer zeker voor alle Europese talen het Griekse, de Griekse cultuur en civilisatie, niet verliezen als wij, maar alleen de bekwaamste mensen, vertrouwd maken met de Griekse en Latijnse taal. En deze bekwaamste mensen vanuit een werkelijk begrijpen van de Griekse cultuur - waartoe nog veel andere dingen behoren dan het begrijpen van de Griekse taal zoals die aan het gymnasium wordt geleerd - als u vanuit een zodanig begrijpen de Griekse cultuur laten herrijzen juist in de moderne vorm, vanuit het moderne leven. En dan komen we juist op deze basis tot heel opmerkelijke aperçu's. |
2422 | En het zal waarschijnlijk beter zijn als deze impulsen door zulke mensen gegeven worden, die werkelijk als individuele mensen daarin binnendringen, maar ze dan ook zo zullen geven, dat deze impulsen nu in de moderne taal binnendringen, dat ze door de moderne talen in een voor deze tijd gepaste vorm weergegeven worden. |