Uitspraken van Rudolf Steiner in verband met pedagogie: RAPPORT - GETUIGSCHRIFT
nummer | Voor de herkomst van de uitspraken (boek, bladzijde, voordracht, stad, datum): klik hier. |
96 | De leraar moet bijvoorbeeld in staat zijn om aan het begin van het jaar een soort overzicht over zijn leerlingen te hebben en vooral ook aan het begin van die periodes die met het negende en het twaalfde jaar samenhangen. Dan moet hij als het ware parade houden en zien hoe de kinderen zich lichamelijk hebben ontwikkeld en zich inprenten hoe ze er uitzien. En dan moet hij na verloop van tijd, bijvoorbeeld aan het eind van het schooljaar, opnieuw parade houden en de veranderingen bekijken die zich hebben voorgedaan. En het resultaat van die twee inspecties moet zijn dat hij weet welk kind niet zo gegroeid is als het had moeten groeien en welk kind een stuk gegroeid is. En dan moet hij zich afvragen hoe hij de volgende periode of het volgend jaar moet inrichten, opdat er een evenwicht bestaat tussen geheugen en fantasie en abnormale groei wordt tegengegaan. |
857 | Zolang de kinderen op dezelfde school blijven, waarom zou men dan rapporten geven? Geeft u een rapport wanneer ze van school gaan. Het is toch niet van diepgaand pedagogisch belang om nieuwe beoordelingen te verzinnen. Beoordelingen voor afzonderlijk werk kan men vrij geven, zonder bepaald schema. |
858 | De mededeling aan de ouders is in zekere zin ook iets als een rapport, maar dat zal men niet geheel kunnen vermijden. Zoals het bijvoorbeeld ook nodig kan blijken - wat we natuurlijk met een ander accent zouden behandelen dan gewoonlijk gedaan wordt - dat een leerling een klas overdoet; dat moeten wij dan natuurlijk ook doen. Met onze methode zullen we het natuurlijk zo veel mogelijk kunnen vermijden. Want wanneer we het praktische principe volgen om fouten zo te verbeteren dat de leerling iets heeft aan de verbetering - dus bijvoorbeeld bij het rekenen niet zozeer benadrukken dat hij iets níet kan, maar hem zo ver brengen dat hij het later wél kan - wanneer we dus dit principe volgen dat volledig tegengesteld is aan wat tot nu toe wordt gehanteerd, dan zal het niet-kunnen niet meer zo'n grote rol spelen als het nu doet. |
859 | In het hele onderwijs zou de beoordelingsdrang, die de leraar bij zichzelf aankweekt doordat hij iedere dag cijfers noteert in zijn notitieboekje, dus omgedraaid worden tot de poging om de leerling op ieder moment steeds opnieuw te helpen in plaats van hem te beoordelen. De leraar zou zichzelf evenzeer een onvoldoende moeten geven als de leerling wanneer deze iets niet kan, omdat het hem dan nog steeds niet gelukt is om het hem bij te brengen. |
860 | Zoals gezegd kunnen we de rapporten dienst laten doen als mededeling aan de ouders en als iets wat door de buitenwereld geëist wordt. En dan moeten we ons natuurlijk houden aan hetgeen gebruikelijk is. Maar in de school moeten we in ieder geval de stemming creëren dat dat voor ons niet in eerste instantie belangrijk is - en dat hoeven we niet speciaal uit te leggen. Die stemming moeten we uitstralen als een morele sfeer. |
1357 | Het is nodig vast te stellen wat men met het kind een schooljaar aan werk verricht heeft, als dat schooljaar wordt afgesloten. Men noemt dat tegenwoordig evalueren of en in hoever het kind het leerdoel bereikt heeft. In sommige landen wordt van de manier waarop het kind het leerdoel heeft bereikt één of zelfs meermalen per jaar aan de ouders of verzorgers van het kind kennis gegeven door middel van cijfers: 1, 2, 3, 4, waarbij elk getal aanduidt dat het kind met betrekking tot een bepaald onderwerp een bepaalde kennis of vaardigheid heeft verkregen. Ik verzeker u dat ik de kunst menselijke vermogens in dergelijke getallen uit te drukken me nooit eigen heb kunnen maken. |
1358 | De evaluatie wordt op de Waldorfschool op een heel andere manier aangepakt. Zo goed als het lerarencollege op zodanige wijze een eenheid vormt, dat elke leraar in zekere zin elk kind dat op school is kent, zo is het ook mogelijk, vanuit het kind als geheel een oordeel over het kind te geven. Daarom ziet een getuigschrift, zoals we dat aan het eind van het schooljaar aan het kind uitreiken er uit als een kleine biografie, als een korte kenschetsing van de ervaringen die men in en buiten de klas in de loop van het jaar met het kind heeft gehad. |
1359 | Het kind, en ook de ouders of wie anders voor het kind verantwoordelijk zijn, bezitten daarmee dan een afspiegeling van hoe het kind op deze leeftijd is. Op de Waldorfschool hebben wij zelfs ervaren, dat men in dit 'spiegelende' getuigschrift scherpe kritiek kan uitoefenen; de kinderen nemen deze met tevredenheid op. |
1360 | En in dat getuigschrift schrijven wij ook nog iets anders. Wij verbinden het verleden met de toekomst. Wij kennen het kind, en we weten of er tekorten liggen in de wilsfuncties, in het gevoelsleven of in de denkactiviteit, of deze of gene emoties overheersen. Daarnaar maken wij op de Waldorfschool een kernachtige spreuk. |
1361 | Die (spreuk) schrijven wij in het getuigschrift. Die zal een richtsnoer moeten vormen voor het gehele volgende schooljaar. Het kind neemt deze spreuk zo in zich op dat het er steeds aan moet denken. En deze spreuk heeft dan de eigenschap, op de wil, op de affecten of op de eigenschappen van het gemoed op adequate wijze compenserend, controlerend te werken. |
1362 | Zo drukt het getuigschrift niet alleen op intellectuele wijze uit wat het kind heeft gepresteerd, maar draagt het ook een kracht in zich, en het oefent zijn werkzaamheid uit, tot het kind weer een nieuw getuigschrift krijgt. Maar juist daaruit kunt u opmaken op welke exacte wijze men moet doordringen in de individualiteit van het kind, teneinde tot op zekere hoogte in staat te zijn het kind een dermate krachtig werkzaam getuigschrift te geven. |