Uitspraken van Rudolf Steiner in verband met pedagogie: LICHAMELIJKE OPVOEDING
nummer | Voor de herkomst van de uitspraken (boek, bladzijde, voordracht, stad, datum): klik hier. |
113 | Enerzijds kunnen we de lichamelijke activiteit van een kind meer en meer sturen in de richting van puur lichamelijke beweging, van gymnastiek, turnen, daarbij wordt dan alleen het lichaam gevraagd welke bewegingen gedaan moeten worden. - En anderzijds kunnen we de uiterlijke bewegingen van een kind sturen in de richting van zinvolle bewegingen, bewegingen die geheel en al van zin doordrongen zijn; dan dartelt het kind met zijn bewegingen niet in het geestelijke rond, maar volgt de richtingen van de geest. Dan richten we de lichamelijke bewegingen op de euritmie. Hoe meer we een kind alleen lichamelijk laten turnen, des te meer brengen we het ertoe een bovenmatige behoefte aan slaap te ontwikkelen en een bovenmatige tendens om dit te worden. |
115 | Dat we langzamerhand ook van het turnen een zinloze bezigheid hebben gemaakt die puur het lichaam volgt, is een bijverschijnsel van het materialistische tijdperk. En dat we er ook nog sport van hebben gemaakt - waarbij we niet alleen zinloze, betekenisloze, louter lichamelijke bewegingen zich laten uitleven, maar waar ook nog het aspect van de onzin, de antizin, bijkomt - dat stemt overeen met het streven om van de mens niet alleen een materialistisch denkend mens te maken, maar hem ook nog te degraderen tot een dierlijk voelend mens. Overdreven sportbeoefening is de praktische uitwerking van het darwinisme. Theoretisch darwinisme wil zeggen dat men beweert dat de mens van de dieren afstamt. Darwinisme in de praktijk is sport en wil zeggen dat men een ethiek hanteert die de mens wederom tot het dier verlaagt. |
174 | Het onderwijs valt immers - als we de begrippen wat strak omlijnen - in essentie uiteen in twee delen, die elkaar weliswaar voortdurend beïnvloeden: in het deel waar we de kinderen iets leren waaraan ze met hun praktische vaardigheid, met hun hele lichaam deelnemen, waar we ze dus tot een vorm van zelfwerkzaamheid brengen. We hoeven maar te denken aan euritmie, muziek of gymnastiek; ja zelfs als aan schrijven of de uiterlijke handeling tijdens het rekenen: we brengen de kinderen daarbij tot een bepaalde activiteit. Het andere deel van het onderwijs is het beschouwende deel, waarbij we de kinderen laten kijken, waarbij we ze op bepaalde dingen wijzen. |
177 | Als we daarentegen euritmie met de kinderen doen, als we ze laten zingen, als we muzikaal met hen bezig zijn, als we ze gymnastiek geven, ja zelfs als we ze laten schrijven - voor zover ze daarbij zelfstandig werken - als we ze handenarbeid geven; dan is er een activiteit die te vergelijken is met het wakker zijn; het betekent een versterkte mate van wakker zijn. |
206 | Geheel zelfstandig wordt het fysieke lichaam aangesproken bij euritmie, bij muziek, bij gymnastiek en tot op zekere hoogte bij het instrumentale muziekonderwijs; maar niet meer bij het zingen. Natuurlijk is alles slechts relatief. Maar het is volstrekt tegenovergesteld: wat we in déze vakken met de kinderen doen, ook wat de kinderen leren bij het lezen en schrijven, waarbij we sterk appelleren aan de lichamelijke activiteit, staat in tegenstelling tot de vakken waarbij dat veel minder het geval is, bijvoorbeeld bij het rekenen, waarbij de lichamelijke activiteit een ondergeschikte rol speelt; terwijl bij het schrijven de lichamelijke activiteit juist een zeer grote rol speelt. |
215 | We brengen de kinderen na de euritmie, de gymnastiek of het zingen korte tijd tot een zekere rust. We laten de hele groep een beetje uitrusten en proberen die rust te handhaven, ook al is het maar een paar minuten lang. Hoe ouder de kinderen zijn, des te noodzakelijker is dat. |
228 | U kweekt mensen die zich in het leven verliezen als u de vrijgemaakte geest niet weer tot rust laat komen na een lichamelijke of een zangoefening. |
232 | Er wordt begonnen met verschillende balspelen en tennisspelletjes - ik weet werkelijk niet hoe ze allemaal heten. Dat begint de mensen dermate te interesseren dat het hun hele aandacht afleidt van de meest belangrijke sociale aangelegenheden. De gesprekken nemen plotseling zo'n karakter aan: laten we kijken hoe we zo snel mogelijk naar buiten kunnen, naar de plaatsen waarop de grote spelen worden gehouden, waar we ons als mensen zó bewegen dat onze spieren zo sterk mogelijk worden en we onze interesse op deze belangrijke zaken richten, dat we er speciaal op letten hoe de ene persoon zoiets als een bal gooit en de ander die op de juiste wijze met zijn grote teen opvangt, of iets dergelijks. (Ik beschrijf het misschien wat dilettanterig, maar ik kan me niet inlaten met een precies gedetailleerde vakkundige beschrijving van deze fenomenen in de cultuur). |
593 | We zullen zang/muziek en gymnastiek/euritmie zoveel mogelijk naar de middag en de rest naar de ochtend verschuiven. 's Middags zullen we - met mate, totdat we voelen dat het teveel wordt - met de leerlingen zang/muziek en gymnastiek/euritmie beoefenen. Want 1 uur per week daarvoor uittrekken is een lachertje. Daaraan kunt u al zien dat het hele onderwijs toegespitst is op het intellectuele. |
623 | Dat zou het ideaal zijn: dat we geen enkel kind meer dan drieënhalf uur bezighouden. Dan zullen we altijd uitgeruste kinderen hebben en moeten we ons alleen afvragen wat we met ze doen in de grote tuinen gedurende de tijd dat er geen les is. Ze mogen 's zomers op de open plekken spelen, maar 's winters in de gymzaal zal het moeilijk zijn om ze bezig te houden. Er moet één uur in de week gymnastiek komen en één uur euritmie. Het zal goed zijn dat de kinderen ook op school kunnen zijn als er geen les is, dan kunnen ze spelen en dergelijke. Ik geloof dat het geen groot verschil maakt of de lessen vroeg in de ochtend beginnen of later, zodat we heel goed twee groepen kunnen maken. |
631 | Vakleerkrachten hebben we nodig voor de kunstzinnige vakken, die op de wil inwerken, ook voor de talen die afzonderlijk gegeven worden. De kunstzinnige dingen behoren tot het terrein van een vakleerkracht. De klassenleraar dient voornamelijk te werken als de verbindende schakel. Door het geheel van zijn lessen werkt hij met name in op het intellect en het gemoed. Op de wil werken de kunstzinnige vakken: gymnastiek, euritmie, tekenen, schilderen. |
677 | Die kinderen die niet goed rekenen, die laat u samen een heel of een half uur langer euritmie of gymnastiek doen. |
678 | U laat die kinderen (die niet goed rekenen) in de eerste plaats staafoefeningen doen. De staaf in de hand: naar voren 1, 2, 3; naar achteren 1, 2, 3, 4. Het kind moet de staaf dus steeds naar voren en naar achteren houden. Het moet zich inspannen om de staaf op de een of andere manier bij 3 naar achteren te krijgen. Dan moet er ook gelopen worden: 3 stappen naar voren, 5 stappen terug; 3 stappen naar voren, 4 terug; 5 stappen naar voren, 3 terug enzovoort. U moet proberen om in de gymnastiek en misschien ook in de euritmie getallen te verbinden met de bewegingen van het kind, zodat het gedwongen is te tellen terwijl het zich beweegt. U zult zien dat dat succes heeft. Ik heb dat diverse keren gedaan bij leerlingen. |
823 | De gymnastiek en de euritmie moeten afgeleid worden uit de rest van het kunstzinnige. Uit de muziek en ook uit de andere kunstzinnige gebieden moeten de gymnastiek en de euritmie worden afgeleid. |
834 | Vanaf de vierde klas moeten euritmie en gymnastiek de uren delen. In de vierde, vijfde en zesde klas werken we in de gymnastiek vooral met bewegingen van de ledematen en verder met alles wat verband houdt met rennen, springen en klimmen, en doen we alleen eenvoudige oefeningen aan toestellen. |
835 | Ingewikkelde oefeningen aan toestellen doet men pas in de zevende en achtste klas, waarbij ook de vrije oefeningen worden voortgezet. Maar de vrije oefeningen moeten allemaal samenhangen met rennen, klimmen en springen. |
1262 | Zo zult u eveneens met een jongen of meisje waarbij de voorstelling in het hoofd blijft steken zonder dat die verder gebracht kan worden, de gymnastiekzaal met andere bedoelingen betreden, dan met een kind dat een hoofd heeft als een zeef, waarbij alles afdaalt in de rest van het lichaam, en in de bloedsomloop van het verdere lichaam. |
1263 | U gaat met allebei de groepen van kinderen naar de gymnastiekzaal. De kinderen waarbij alles als een zeef is, waarbij alles naar beenden stroomt, die laat u zo turnen dat ze afwisselend gymnastische oefeningen doen en iets reciteren of zingen. De andere groep, waarbij alles in het hoofd blijft steken, laat u zo veel mogelijk de oefeningen zó doen dat de kinderen er bij zwijgen moeten. En zo kunt u helemaal vanuit de aard van het kind de brug slaan tussen de lichamelijke opvoeding en de zielsmatige geaardheid van de individu. |
1264 | U moet een kind waarbij de voorstellingen blijven steken op een andere manier laten turnen dan een kind waarbij de voorstellingen door het hoofd gaan, als door een zeef. |
1265 | Het is iets ontzettends als aan de ene kant de leraar in de klas onderwijs geeft en dan de kinderen naar de gymnastiekzaal stuurt. De gymnastiekleraar weet helemaal niets van wat er in de klas gebeurt, en hij geeft volgens een bepaald schema het gymnastiekonderwijs. Het gymnastiekonderwijs moet geheel en al het resultaat zijn van hetgeen men in de klas met de kinderen heeft ervaren. |
1575 | Onze gedachten worden geen gebaren. Ze moeten echter weer gebaren worden. Ze moeten niet alleen opgepakt worden door het kind dat er zit, maar ze moeten de armen en handen van het kind bewegen, ze moeten het kind begeleiden wanneer het naar buiten de wereld in gaat. Dan zullen we harmonische mensen hebben die één geheel vormen, en harmonische mensen moeten we weer opvoeden; dan zullen we mensen hebben bij wie datgene wat we in de schoolklas hun bijbrengen, zijn vervolg vindt in de lichamelijke opvoeding. |
1576 | In deze tijd denkt men: in de schoolklas, daar is zoiets op zichzelf intellectualistisch, dat moet nu eenmaal geleerd worden; dat maakt de mens moe, dat maakt de mens uitgeput, misschien zelfs nerveus. Nu moet er iets bij komen! En dan denkt men geïsoleerd de lichamelijke opvoeding erbij. |
1577 | En zo zijn er tegenwoordig twee dingen: intellectualistische opvoeding op zich - lichamelijke opvoeding op zich. Het een doet geen serieus beroep op het ander! We hebben eigenlijk twee mensen, een vage, bedachte mens, en een werkelijke mens, die we niet meer doorgronden, zoals de Grieken hem doorgrond hebben. En we kijken aldoor scheel wanneer we naar de mens kijken, we hebben er steeds twee voor ons. |
1622 | Het hele menselijk karakter, voor zover het uit het innerlijk voortkomt, berust erop dat de juiste harmonie tot stand wordt gebracht door menselijke activiteit tussen denken en wil. En dit overeenstemmen, dit harmoniseren van denken en wil bezorgden de Grieken doordat zij in zekere zin de stroom van het hoofd naar de ledematen, die in de eerste jaren vanzelf aanwezig is, in hun gymnastiek weer tevoorschijn riepen, doordat ze armen en benen zo lieten bewegen in hun dansen en worstelen dat de hoofdactiviteit op de juiste wijze werd ingeschakeld. |
1649 | De Griekse gymnastiek was een openbaring van het woord. En in hun zwakkere deel, in de muzikale, muzische opvoeding was dat weer een afschaduwing van datgene wat men in het woord ervoer; in het Griekse worstelen werkte het woord; in de Griekse dans werkte de afschaduwing van het woord in het muzikale. Daar werkte de geest in op de mensennatuur, ook al had men zelfs lichamelijke, gymnastische opvoeding. |
1791 | We moeten anderzijds lichamelijk gezonde mensen opvoeden, dat wil zeggen, we moeten de lichaamsverzorging, de lichaamsoefeningen zo inrichten dat de mens gezond voor het hele leven kan worden, voor zover dat tenminste in zijn lot is uitgestippeld. |
1814 | En omdat men als ideaal heeft dat het kind net zo moet worden als men zelf als volwassene is, dat het nu eenmaal net zo zijn gymnastiek moet doen als men dat als volwassene doet, dan brengt men het kind dwangmatig spelenderwijs datgene bij wat men als volwassene als juist beschouwt. Dat wil zeggen, men heeft een zekere voorstelling: dat past bij een nette, fatsoenlijke mens, daartoe moet men het kind nu ook brengen. |
1815 | Daar brengt men door uiterlijke dwang op grond van de overweging, vanuit het abstracte, ook al is de zaak nog zo materieel, het materiële uit het abstracte het kind bij, en men vertelt hem: jij moet deze, jij moet die beweging maken. Men richt de toestellen zo in dat het kind deze of gene beweging moet maken, en het kind begint aan de beweging van het lichaam omwille van deze beweging. Alleen, dat veroorzaakt verbrandingsprocessen waarmee het menselijke organisme niet goed meer bekend is. Het kan die niet meer terugdraaien. En zo'n uiterlijk aanbrengen van lichamelijke verzorging, van lichamelijke oefeningen, veroorzaakt een onrustige slaap. (vervolgt in uitspraak nr, 1816) |
1817 | Brengen we de kinderen op uiterlijke wijze, zuiver conventioneel de lichamelijke oefeningen bij, dan krijgen de kinderen niet die diepe, volle slaap die ze hebben moeten, en ze kunnen dan ook niet uit de slaap de regeneratie van het organisme halen die nodig is. |
1827 | Zo is het tegenwoordig ook zo ver gekomen dat men geen grote aandrang heeft om over deze fijne processen in het menselijk organisme na te denken: hoe komt uit het kunstzinnig bezig zijn de gymnastiek op kunstzinnige wijze voort? |
1829 | Op een abstracte, prozaïsche en onkunstzinnige manier de lichaamsverzorging, de gymnastiek ontwikkelen is in strijd met alle didactiek, omdat het tegen de eigenlijke ontwikkeling van de mens is. |
1830 | En zo zou men tegenwoordig veel meer dan dat we, ik zou willen zeggen, uit het boek een soort renaissance van de Olympische Spelen creëren, zich moeten afvragen: Hoe begrijp je het innerlijk van de mens? - En daar kun je dan ontdekken dat niet-organische, dat wil zeggen, niet uit de mensennatuur tevoorschijn gehaalde lichaamsoefeningen de mens te sterk verbranden. Zodat hij door zulke oefeningen, als die in de kindertijd worden gedaan, later een te geringe stevigheid in de spieren heeft, zodat de spieren zijn ziel, zijn geest niet volgen. |
1834 | Die kinderen die dwangmatig in de lichaamsverzorging worden binnengeleid, die spartelen met hun ziel tijdens hun slaap, en het spartelen tijdens de slaap veroorzaakt dat zij 's morgens in hun organisme met de ziel terugkomen terwijl ze dit organisme onrustig maken, en aanleiding geven tot verkeerde verbrandingsprocessen. |
2114 | We willen in het Waldorfschoolprincipe absoluut geen bekrompen burgermannetjes zijn en bijvoorbeeld de in vele opzichten weldadige gymnasiale opvoeding helemaal opruimen; we bereiden onze leerlingen, van wie de ouders dat wensen, of die het zelf willen, ook voor op de loopbaan aan het gymnasium, voor het eindexamen gymnasium. Maar we overzien niet dat onze tijd begrip vraagt voor de huidige dag. |
2292 | Daardoor zijn we in staat van deze opvoedingsbasis weer de juiste brug te slaan naar de moreel-religieuze opvoeding… Alles komt daarop aan dat we met al de onderwijsvakken en alle gymnastische oefeningen zo omgaan dat het kind overal voelt: het lichamelijke is de openbaring van iets geestelijks, en het geestelijke wil overal scheppend in het lichamelijke overgaan; zodat het kind zogezegd nergens geest en lichaam gescheiden voelt. |
2320 | Ik wil alleen nog zeggen dat de euritmie daarom in onderwijs en opvoeding is opgenomen omdat ze een prachtige tegenhanger van de uiterlijke gymnastiek vormt. |
2321 | Neem dat wat men in Duitsland de gymles 'turnen' noemt. De lichamelijke oefeningen worden, zoals gezegd, beslist gedaan in onze Waldorfschool. Maar als u deze uiterlijke gymnastiek neemt, dan zult u zien dat de vormen van deze gymnastiek zo ontwikkeld zijn dat de mens in zekere zin bij elke oefening die hij verricht, eerst de ruimte beleeft, de ruimterichting. En de ruimterichting is er eigenlijk het eerst. De mens voelt dus de ruimterichting en plaatst nu zijn arm in deze ruimterichting. Dus bij het gymnen geeft de mens zich gymnastisch aan de ruimte over. |
2322 | Dat is de wijze waarin je alleen op gezonde wijze gymnastiekoefeningen kunt vinden. De ruimte is naar alle kanten bepaald… In werkelijkheid hebben we boven het hoofd, onder de benen: dat is boven en onder. Verder hebben we links en rechts. We leven midden in deze richting wanneer we onze armen uitstrekken. Dan gaat het er helemaal niet om waar de absolute richting is: dat we ons kunnen draaien, daarin zit alles. En dan hebben we voor en achter. En daarop zijn alle overige ruimterichtingen georiënteerd. Ze strekken zich en breken af en schuiven terug. En vind je op deze wijze de ruimte, dan vind je de gezonde beweging voor turnen en gymnastiek. Dan geeft de mens zich terug aan de ruimte over. |
2323 | Terwijl we door de uiterlijke gymnastiekoefeningen de mens zich in de ruimte laten plaatsen, laten we de mens in de euritmie overeenkomstig zijn wezen naar buiten doe de beweging zo uitvoeren als het organisme die zelf verlangt. |
2324 | Het innerlijke zich naar buiten laten bewegen, dat is het wezen van het euritmische. Het uiterlijke van de mens vullen zodat de mens zich verbindt met de buitenwereld, dat is het wezen van de gymnastiek. |
2325 | Wil je de hele mens opvoeden, dan kun je juist dit gymnastische van de andere pool laten uitgaan, van de pool waar de beweging van de mens helemaal uit het innerlijke wordt gehaald in de euritmie. Maar in elk geval moet het euritmische steeds wanneer het in het onderwijs wordt gebruikt, gehaald zijn uit het kunstzinnig opgevatte element van de euritmie. |
2326 | Het is mijn overtuiging dat de beste gymnastiekleraren diegenen zijn die hun gymnastiek van de kunst hebben geleerd. De Grieken hebben de inspiratie en impulsen voor hun schoolgymnastiek, voor hun Olympische Spelen uit de kunst gehaald. En als men zich houdt aan de consequentie van het hier naar voren gebrachte, namelijk om alles in de school uit het kunstzinnige te halen, dan zal men dat wat ik met een voorbeeld uit de euritmie heb laten zien, ook wel voor de andere takken van het leven vinden. Men zal niet iets bijzonders voor het onderwijs bedenken, maar het leven de school in willen brengen. Vanuit de school zal dan het leven ook weer kunnen uitgroeien in de sociale orde. |
2427 | Het is niets nieuws dat na een langdurige geestelijke inspanning beweging ons weer verfrist, het 'hoofd weer vrijmaakt'. Die beweging hoeft niet noodzakelijk meteen sport te zijn. Wat is de oorzaak van dat verfrissingseffect? (zie aanhalingen 2428, 2429, 2430 en 2431 uit de tekst van Christof Wiechert over beweging en intelligentie). |