Uitspraken van Rudolf Steiner in verband met pedagogie: HANDWERK - HANDENARBEID
nummer | Voor de herkomst van de uitspraken (boek, bladzijde, voordracht, stad, datum): klik hier. |
1314 | Ik hecht er altijd bijzonder veel waarde aan, dat kinderen ook bij speelgoed al begrip krijgen voor hetgeen er beweegt, wat dus niet enkel in rust verkeert, maar waarbij je iets moet doen. Zo maken de kinderen dan dingen die hen bij het vervaardigen bijzonder veel vreugde verschaffen. Ze maken geen dingen, die zonder meer realistisch zijn maar helemaal naar hun eigen idee maken zij van deze kabouterachtige dingen en dergelijke |
1315 | Ze ontdekken zeker ook de mogelijkheid, zulke dingen op een ingewikkelder manier in elkaar te zetten; het wordt hun wel verteld, dat men dat kan doen, maar het kind wordt alleen op het juiste spoor gezet, zodat het vanzelf zo'n vrolijke knaap (beweegbare raaf) kon maken, die er zó weer knorrig, bedroefd uitziet. (tekeningen: raaf met kop omhoog, raaf met kop omlaag, uil met gespreide vleugels) |
1317 | Welnu, behalve dit handvaardigheidsonderwijs kennen wij nog het eigenlijke handwerken. En daarbij valt op te merken dat op de Waldorfschool jongens en meisjes steeds samen de lessen volgen. Tot en met de hoogste klassen is de school steeds gemengd. Er zijn natuurlijk kleine afwijkingen, en hoe hoger we komen, hoe meer er gedifferentieerd moet worden, maar over het geheel leren de jongens feitelijk hetzelfde als de meisjes, ook op dit gebied, en er blijkt op merkwaardige wijze, hoe graag de jongens breien en haken, en hoe de meisjes ook graag werk verrichten, dat men elders alleen de jongens laat doen. |
1318 | Daardoor wordt ook op sociaal gebied iets bereikt: het wederzijds begrip tussen de geslachten, waarnaar tegenwoordig in de allereerste plaats dient te worden gestreefd. Op dit terrein is sociaal nog volstrekt geen vooruitgang geboekt en bezitten wij nog de grootst mogelijke vooroordelen. En het doet werkelijk bijzonder veel deugd wanneer er iets bereikt wordt, zoals hetgeen ik hierna als voorbeeld wil geven. |
1319 | Maar op de Waldorfschool zitten, zoals gezegd, bij het handwerken jongens en meisjes door elkaar. In die handwerkles wordt van alles gemaakt. Jongens en meisjes werken daarbij heel vreedzaam tezamen. U zult bijvoorbeeld niet gemakkelijk aan deze werkstukken kunnen zien, zolang u niet op details ingaat, waar de verschillen liggen tussen het werk van een jongen en dat van een meisje (twee dekentjes). |
1320 | Er is daarbij maar één merkwaardigheid opgetreden. Het betreft de hoogste klas die we tot nu toe hebben gevormd, waarin de zestienjarige en zeventienjarige jongens en meisjes samen zitten, ook bij het spinnen en weven - een bezigheid overigens waardoor ze ook het leven leren kennen. Wel, het merkwaardige is nu: de jongens willen niet spinnen, daarbij willen ze namelijk de meisjes helpen. De meisjes moeten spinnen, en de jongens willen dan de materialen aandragen, ze willen daarbij op een of andere manier hun ridderlijkheid tonen. Dat is het enige dat tot nog toe is gebleken, dat bij het spinnen de jongens de meisjes willen bedienen. Voor het overige hebben we echter gezien, dat het handwerken in alle mogelijke vormen ook door de jongens gedaan wordt. |
1321 | Er wordt nu ook gepoogd, het handwerken op te bouwen vanuit hetgeen binnen het schilderonderwijs wordt nagestreefd. Niet in die zin, dat men eenvoudig iets laat tekenen om dat daarna te borduren, maar werkelijk zo, dat men de kinderen in de eerste plaats helemaal vanuit wat zij als menselijk wezen zijn met de kleuren laat omgaan. Daarbij is het natuurlijk van het allergrootste belang dat men van meet af aan het juiste kleurbeleven bij het kind opwekt. |
1327 | Als men op deze wijze een gevoel voor de harmonie der kleuren oproept, dan zorgt men er daarvoor voor, dat de kinderen voorwerpen die op een of andere manier dienstig kunnen zijn, ook vervaardigen. Deze boekomslag is niet eerst getekend, maar het kind leert de kleur te beleven, en later aan iets zoals een boekband, vorm te geven. Het gaat er daarbij om, het werkelijke levensgevoel bij het kind te wekken. Juist vorm en kleur bieden de mogelijkheid om het kind op krachtige wijze in het leven binnen te leiden. |
1328 | Af en toe maakt men mee, dat iemand, verschrikkelijk genoeg, aan een jurk een randje langs de hals laat maken, en verder een ceintuur en van onderen een zoom, die alle hetzelfde motief bezitten. Dat kan men af en toe zien. Vanuit kunstzinnige instincten gezien is dat natuurlijk het verschrikkelijkste wat er in het leven kan gebeuren. Het kind moet al vroeg leren, dat een rand, die langs de hals is aangebracht de tendens bezit op een of andere manier naar beneden toe open te zijn, naar beneden toe te werken, en dat de zoom van de jurk op de een of andere manier omhoog moet streven, en aan de onderzijde rusten moet, opdat het niet, verschrikkelijk genoeg gebeurt, dat een kind eenvoudigweg leert een stuk band kunstzinnig vorm te geven, maar dat het ook weet, hoe dat band er uit moet zien, al naar gelang de plaats waar de mens het draagt. (Tekening van zomen op blz 155) |
1329 | Zo moet men bijvoorbeeld, wanneer men een boekband maakt, weten, dat wanneer men het boek bekijkt, het aldus wordt opengeslagen. Er moet verschil zijn tussen boven en onder. Dit ruimtelijk gevoel, dit vormgevoel, daar moet het kind noodzakelijkwijze ingroeien. Dat gaat dan tot in de ledematen. Dat is een soort onderwijs dat af en toe een veel sterkere uitwerking heeft op het fysieke, dan op abstracte wijze gymnastiek bedrijven. |
1330 | En naar u ziet groeit zo vanuit het omgaan met de kleuren juist hetgeen dat tot het maken van allerlei nuttige voorwerpen leidt, waar op zodanige wijze mee wordt omgegaan dat het kind werkelijk kleur naast kleur ervaart en vorm op vorm, en dat het geheel ergens toe behoort, en daarom zó gemaakt wordt. |
1331 | Dát is het wat tot in de onderdelen toe, thuis hoort in een levende wijze van werken. Het onderwijs moet nu eenmaal een voorbereiding voor het leven zijn. U zult tussen deze werkstukjes allerlei interessante dingen vinden, hier zelfs iets wat door een naar verhouding zéér klein meisje gemaakt is (eierwarmer). |
2107 | Daarom hebben we in het leerplan in onze Waldorfschool voor deze levensjaren dingen opgenomen die volstrekt de mens vol begrip in het praktische leven plaatsen: het spinnen, het weven, met het leren van de erbij behorende handgrepen. De leerling moet weten hoe er wordt gesponnen, ook hoe er fabrieksmatig wordt gesponnen, en hoe er wordt geweven. Hij moet de beginselen ook van de chemische technologie leren kennen, het bereiden van kleuren enzovoort. |
2157 | We kunnen er niets aan doen dat dit vrije godsdienstonderwijs in de Waldorfschool door de meeste kinderen wordt bezocht, hoewel wij het als strenge regel hanteren alleen op wens van de ouders het kind toe te laten tot dit vrije godsdienstonderwijs. Alleen speelt daarbij toch het pedagogisch-didactische element een uitzonderlijke rol. |
2273 | U heeft gezien, nietwaar, we hechten er grote waarde aan dat het kind niet alleen naar de kant van de geest en de ziel wordt ontwikkeld, maar dat het ontwikkeld wordt als gehele mens, naar geest, ziel en lichaam. Daarom beoefenen we ook de lichamelijk activiteit, met name die lichamelijke activiteit waardoor de mens echt vol begrip in het leven kan worden binnengeleid. |
2274 | En zo kunt u bij ons in de Waldorfschool in de zogeheten handwerklessen jongens én meisjes naast elkaar zien zitten breien en haken. Dat we daarmee niets onmenselijks, maar iets zeer menselijks doen, dat kunt u daaraan waarnemen dat bij ons de jongens werkelijk met een zeker enthousiasme kousen leren breien en ook leren stoppen. Ze doen dat zonder te denken dat hun mannelijke waardigheid daar ook maar enigszins onder lijdt. |
2275 | Niet zozeer om de jongens deze verschillende kundigheden bij te brengen laten we dat doen, maar vooral opdat er in alle richtingen begrip ontstaat. Want het is wel een van de belangrijkste nadelen van onze huidige sociale toestanden dat de ene mens zo weinig begrijpt van wat de ander doet. We moeten in feite zo ver komen dat we niet als geďsoleerde, afzonderlijke mensen of groepen erbij staan, maar vol begrip tegenover elkaar staan. En wat de hoofdzaak is, het beoefenen van zulk handwerk maakt de mens handig in de meest uiteenlopende richtingen. |
2276 | Het ziet er misschien een beetje paradoxaal uit, maar toch ben ik de overtuiging toegedaan dat niemand een behoorlijke filosoof kan zijn die niet in staat is, wanneer het nodig is, ook zijn sokken te stoppen of zijn kleren te repareren. Hoe kun je nu over de grootste wereldgeheimen iets zinnigs weten als je in de grond van de zaak niet in noodgeval zelfs je voetbekleding kunt maken. Je kunt heus niet met innige menselijke belangstelling in de wereldgeheimen willen binnendringen als je voor wat het dichtste bij ligt helemaal niet de geringste vaardigheid hebt. |
2277 | Het ziet er misschien wat paradoxaal uit, maar ik ben er toch van overtuigd dat een filosoof zelfs een beetje verstand zou moeten hebben van hoe laarzen worden gemaakt en dergelijke, omdat de filosoof anders een abstracteling wordt. |
2278 | Welnu, dat zijn extreme gevallen, maar door middel van die extreme gevallen wil ik erop wijzen hoe het opstijgen naar het hoogste geestelijke aan de ene kant en ook het afdalen naar behandeling van het lichamelijke, verzorging van het lichamelijke in ons pedagogisch principe aanwezig moet zijn. |
2279 | Daardoor zijn we echter ook in de gelegenheid de kinderen van dit handwerkonderwijs naar een begrijpend beoefenen van een werkelijk handvaardigheidsonderwijs te voeren. |
2280 | Op de leeftijd die daarbij past, en wel tamelijk vroeg, brengen we de kinderen zover dat ze speelgoed voor zichzelf maken - zoals u hier heeft gezien in de tentoonstelling die we van de werkstukken van de kinderen hebben gemaakt - voor zichzelf speelgoed uit hout snijden en daardoor het spel met het kunstzinnige verbinden. |
2281 | Het is in feite helemaal in overeenstemming met waar de menselijke natuur om vraagt als je het spel geleidelijk overbrengt naar een kunstzinnige vorm, en dan ook naar dat praktische vormgeven waarvan ik zojuist heb gesproken. En het is buitengewoon interessant hoe bij de kinderen een bepaalde plastiek, scheppende plastisch-kunstzinnige activiteit als vanzelf zijn weg vindt bij het maken van speelgoed. |
2282 | Zo kunnen we dan ook het kunstzinnige weer in het kunstnijverheidachtige laten overgaan zo, dat de kinderen leren eenvoudige werkstukken te maken, eenvoudige huisraad, maar ook leren om zagen, messen en ander gereedschap op de juiste wijze te gebruiken voor allerlei meubelkmakerswerk. |
2283 | Met buitengewoon groot enthousiasme staan de kinderen, zowel jongens als meisjes, in onze werkplaats en vol enthousiasme geven ze dat werken met beitels en zagen en andere instrumenten een plaats naast het andere onderwijs, en zijn ze blij als ze daarbij dingen voor elkaar krijgen die het karakter hebben van wat voor het leven nuttig en bruikbaar is. Op deze wijze wek je alle instincten voor het leven. We zien daarbij hoe aan de ene kant de zin voor het praktische, aan de andere kant de zin voor kunst werkelijk wordt ontwikkeld. |
2285 | En ik zie hoe buitengewoon interessant het is hoe dan de kinderen die bij ons eigenlijk juist in het praktische uitermate vrij werken en zich aan hun eigen vindingen mogen overgeven, datgene wat bij hen als vormgeving van het een of andere lid van de mens binnengekomen is, in hun plastische vormen weer tot uitdrukking brengen niet in slaafse nabootsing, maar in het vrije scheppen. |
2286 | Je ziet de merkwaardigste vormen vanuit de ziel van het kind zelf ontstaan, al naar gelang het kind over de mens of over de dieren het een of ander, ik zou willen zeggen, heeft leren aflezen van het reëel-kunstzinnige van de natuur. |
2288 | De kinderen van de Waldorfschool, die hebben niet alleen een idee, maar ze voelen altijd dat idee. Dat idee gaat over in hun hele voelen. Hun ziel leeft in de zin van dit idee. Het idee is niet een begrip, het idee is een plastische vorm. De ideeënsamenhang wordt uiteindelijk tot menselijke gestalte. En vervolgens gaat dat ten slotte allemaal over in de wil. |
2289 | Het kind leert eigenlijk alles ook maken wat het leert denken. Zodat niet de gedachten aan de ene kant van de mens zitten en de wil aan de andere kant blijft en louter instinctief wordt gevoed, en de mens eigenlijk een soort wesp is! (zie uitweiding over dit beeld op blz 297) |
2391 | Zo worden dan uit de geschilderde de plastische vormen, en de kinderen gaan erg graag over, ik mag wel zeggen, vanuit het zuiver onopzettelijke scheppen, dat een speels-kunstzinnig karakter heeft, naar wat in de richting gaat van het doelmatige, van het nuttige. Je komt op die wijze erg gemakkelijk vanuit het speels-kunstzinnige terecht in het gebied van de kunstnijverheid, in de vervaardiging van allerlei dingen die nuttig zijn. |
2392 | Nu moet je een dergelijk onderwijs, zou ik willen zeggen, met een ernstige humor ten uitvoer brengen. Je moet de kinderen namelijk ertoe brengen dat ze dingen die geheel aan hun eigen fantasie ontspringen, bijvoorbeeld speelgoed maken (laat een houten pop zien). Ik geloof dat dit dingen zijn die eigenlijk elke kunstenaar moeten aanspreken, eerder dan menig kunstwerk op tentoonstellingen. Het volgende: een lappenpop. Zulke dingen zijn toch schitterend; dat maken heel jonge kinderen; ze leren daarbij het begin voor het nuttige, zoals u ziet; ze naaien het zelf. |
2393 | Maar bijzonder blij worden de kinderen door wat zij als het ware in het verhalende, in het beweeglijke kunnen binnenbrengen, en dan zijn ze zeer vindingrijk. Deze dingen die dan zinvol bewegen (een haas), die maken ze met grote overgave. Het is dan heel bijzonder interessant hoe de kinderen vindingrijk worden bij dit beweeglijke speelgoed. Hoe grappiger de beesten zijn die daar gemaakt worden (ooievaar), des te meer geeft het kinderen vreugde. |
2394 | De kinderen vinden het erg leuk het verschil van een dier dat blij en trots is, met een melancholisch eruitziend dier, zoals deze raaf. Dat de kinderen vanuit het stijf gevormde binnengaan in het beweeglijke is iets wat innerlijk reusachtig sterk stimuleert, uit het slapende organisme de wakende ziel tevoorschijn haalt, haar tevoorschijn roept. |
2395 | Ziet u, dat is iets wat, als het kind het af heeft, het zelf reusachtig blij maakt (een eend); ze is zo gemaakt dat ze de snavel beweegt; dat is voor het kind verrukkelijk, nietwaar. Zo krijgt het kind werkelijk een innerlijk gevoel voor dat wat leeft. |
2396 | Dan gaan we ook ertoe over dat de kinderen werkelijk dat leren wat voor het leven betekenis voor hen heeft. Het gaat er dan om dat je een werkelijk gevoel voor vorm, een werkelijk kunstenaarsgevoel bij de kinderen ontwikkelt (een sofakussen). Het is zo vaak gebruikelijk dat zulke kussens niet zo gemaakt worden dat je eraan afziet waartoe ze dienen, hoe ze in het leven een functie hebben. Bij ons wordt er grote waarde aan gehecht dat je aan de dingen ziet waarvoor ze in het leven dienen (een deken). Daar rust het ding op; daar heeft het geen versiering nodig. We hebben er op gelet dat elk ding zo gemaakt wordt al naar gelang het doel waarvoor het ding bestemd is. Zó moet de versiering aangebracht zijn op het kussen. In dit opzicht werken de kinderen van alles uit het leven uit. Daar kun je op gaan liggen (in het midden); hier kun je niet gaan liggen - dat moet het kind begrijpen. |
2397 | Een theemuts. Dat wordt over de theepot heen gedaan en dat moet aan beide kanten gelijk zijn. Dat moet je allemaal doelmatig vanuit het leven laten vormen. Zo wordt het kind dan overgebracht naar dat wat kunstnijverheid is, wat dus als iets moois betekenis heeft (een tas), overgebracht uit het vormbeleven, uit het tekenen naar het praktische toepassen van de kunstnijverheid. De motieven worden eventueel ook eerst geschilderd en getekend, en het kind merkt dan hoe je alles anders moet behandelen als je met verf op papier schildert, of als je met draad en stof werkt. De verschillende manieren om het materiaal te respecteren, dat kun je heel wonderbaarlijk bij deze zaken uitwerken. En overgangen zijn wel zeer mooi om te scheppen, nietwaar. |
2398 | Wat alleen maar voor het plezier, voor de verrukking bestaat (bewegend houten speelgoed), gaat dan dus in het meest nuttige over, in wat dan bijvoorbeeld ook als pollepel gemaakt wordt. Dat is iets wat de kinderen steeds met dezelfde overgave uitvoeren. |
2399 | We zijn ook al zo ver gekomen dat onze kinderen boekbinderswerk doen, dat onze kinderen leren om boeken in te binden, leren om kartonnen doosjes, kleine doosjes te maken. Dat is iets wat op een geweldige wijze de handigheid en ook de zin voor het leven aanspoort. Zulke dingen, zoals mijn notitieboekje (laat het zien), zulke dingen worden gemaakt in de boekbinderij-handenarbeidslessen. |
2400 | Er wordt door de grotere kinderen ook tuinierswerk verricht. De hele leergang wordt door de lerares zelf gemaakt. |
2401 | En zo wordt dus overal geprobeerd om het kunstzinnige gevoel aan de ene kant tot ontwikkeling te brengen, maar dat ook werkelijk over te brengen in het praktische leven. Je kunt immers juist op die manier bereiken dat de kinderen werkelijk helemaal in hun diepste innerlijk bij deze dingen erbij zijn. Je ziet hoe de kinderen vindingrijk worden, hoe ze vrolijk zijn, als hun een of ander invalt op dit gebied van de handenarbeid, en je bereikt daardoor werkelijk een enorme beleving van de lessen. |
2438 | Dat handvaardigheid praktische intelligentie bevordert en een weldadige invloed heeft op het zelfbeeld van leerlingen 'kijk, dat heb ik gemaakt!' was al langer bekend. Het verwerven van competenties vraagt om een kunstzinnige, fantasievolle omgang met een onderwerp, hart en handen zitten namelijk ook in het hoofd. (Christof Wiechert) |