RINKRANK BEWEGING

 

 

Rinkrank is een school waar kinderen haast voortdurend in beweging zijn.

Ze zijn niet verplicht om steeds op hun plaats te blijven, ze mogen vrij doorheen de klas (en zelfs verder) gaan tijdens de verwerkingsmomenten, maar niet tijdens de instructie of het verhaal of tijdens gezamenlijke activiteiten zoals muziek.

Als de kinderen op hun werkplek zijn, is er ook nog veel bewegingsvrijheid. De kinderen zitten in de lagere school op Tripp-Trappstoelen, die heel wat mogelijkheden bieden tot variabele zitsituaties. En kinderen proberen die natuurlijk allemaal uit.

 

Door het samenwerken in steeds wisselende groepen (klasoverschrijdend) is er ook al veel beweging.

Tijdens de verwerkingsmomenten zijn de kinderen in beweging. Het is bij voorkeur niet de leerkracht die bij de kinderen langskomt, maar het zijn de kinderen die bij de leerkracht langskomen of naar een andere leerkracht gaan met hun werk, of naar kinderen in andere klassen gaan om hun werk te laten nazien.

 

Het computerlokaal is ver genoeg van de klassen verwijderd om de kinderen extra in beweging te zetten. Er zijn dus altijd kinderen onderweg en zo komen ze voorbij andere klassen en zien en horen wat daar gebeurt. Dat is ook de bedoeling, want zo kunnen er veel ontmoetingen tussen kinderen tot stand komen. Aan de computers gaan de kinderen niet zitten, maar ze werken er staand hun opdrachten af.

 

Tijdens rekenlessen worden de kinderen extra in beweging gezet. Vooral kinderen die het moeilijk hebben met rekenen krijgen extra bewegingskansen. Zij gaan bijvoorbeeld buiten of in de gang of in een andere klas een opgave uitwerken met materialen en komen dan terug om ze op te schrijven. Hierbij wordt het geheugen ook extra aangesproken.

 

In de kleuterschool is een belangrijk deel van de voormiddag gewijd aan vrij spel (meestal in de klas). De kinderen zijn dan volop in beweging.

 

Dan zijn er natuurlijk ook de lessen lichamelijke opvoeding (met volksdans) en zwemmen.

In de onderbouw van de lagere school (klassen 1 - 2 - 3) is er dagelijks een half uur ritmiek.

De zesde klas loopt minstens tweemaal per week een parcours van 2 kilometer in de omgeving van de school.

De wekelijkse zwemles gaat gepaard met een wandeling heen en terug (in totaal 4 kilometer) voor 4e, 5e en 6e klas.

 

 

Wanneer zit een kind stil?

Tijdens de instructies, al is dat niet steeds nodig. Ik geef de instructies meestal terwijl de kinderen bij het bord staan. Regelmatig gebeurt de instructie ook op een andere plaats.

Tijdens de verhalen. De verhalen worden niet altijd op dezelfde plaats verteld: de leerkracht kiest voor elk verhaal een geschikte plek.

Telkens als dat nodig is in het kader van een les.

Tijdens de verwerking van de leerstof, op die momenten dat het kind zich dat zelf oplegt of de leerkracht erom vraagt. De ervaring leert dat kinderen er heel goed toe komen zichzelf tot rust te brengen binnen een grote groep, en dat bevordert in hoge mate het concentratievermogen.