AARDRIJKSKUNDE
Als vak komt aardrijkskunde in het vierde, vijfde en zesde leerjaar aan bod.
Maar ook in het eerste, tweede en derde leerjaar is er aandacht
voor de wereld. Zo worden in periodes
wereldoriëntatie diverse facetten reeds in
de onderbouw belicht. Bijvoorbeeld: de tijd, het
weer, het geld enz.
De gezamenlijke lunch in de klas is bovendien een goed moment om
met de kinderen in de onderbouw over
dergelijke zaken te spreken.
Vierde leerjaar:
Eerst de eigen klas, dan de school, dan het grondplan van de
school, dan de wijk. Zo breidt de studie - met
veel verhalen daaromtrent -
zich uit tot de
wijk of het dorp in zijn verschillende facetten - wegennet,
wijken,
organisatie, bestuur, hydrografie e.d., daarna tot de
stad en
de omliggende
gemeenten, de provincie, het
gewest, België (staatkundig,
hydrografisch, bestuurlijk, infrastructuur enz.)
Veel opdrachten zijn van kunstzinnige aard: kaarten tekenen
(kaarten moeten uit het hoofd kunnen
getekend worden en krijgen daarom eerst een fantasievolle
invulling, zodat de vorm beter in het geheugen
blijft), muziek (de Vlaamse Leeuw, De Brabançonne, Lied van de
Kempen, Limburgs volkslied, ...),
gedichten ....
Dagelijks een dictee in verband met aardrijkskunde
Vijfde leerjaar:
Korte herhaling van België en dan via de aangrenzende buurlanden
naar alle landen van Europa met hun
specifieke gegevens.
Opdrachten zijn: fantasiekaarten tekenen van elk land en
daaropvolgend kaarten tekenen met een minimaal
aantal gegevens (steden, streken,
gebergten enz,) en kaarten herkennen en kunnen beschrijven.
Muziek uit de verschillende landen: nationale hymnen zingen en
instrumentaal spelen, volksmuziek uit de
diverse landen spelen ...
Tekeningen in verband met de verschillende landen.
Hoofdsteden leren en aanduiden op de kaart.
Tabellen maken over elk land met daarop steden, gebergten,
zeeën, eilanden, rivieren, typische producten,
bekende personen, munt,
bevolking enz.
Elke
dag een dictee in verband met aardrijkskunde (over gemeenten uit
de omgeving).
De kinderen krijgen een handboek dat door de school is
samengesteld en waarin de opdrachten zijn
opgenomen. De kinderen kunnen dit op eigen tempo afwerken. Zo
kan het gebeuren dat kinderen enkele
dagen voor het einde van de periode klaar zijn en tijd hebben om
andere zaken te doen, of om de leerstof
verder uit te werken naar eigen keuze.
Dagelijks een dictee in verband met aardrijkskunde.
Zesde leerjaar:
Van
Europa vertrekkend, alle landen van de wereld, per continent.
Dezelfde werkwijze als in de vijfde klas.
Elke
dag een dictee over verschillende aspecten van aardrijkskunde.
Onder andere over zon, maan en
planeten enz.
Het
handboek op eigen tempo afwerken, zoals in de vijfde klas.
Spreekbeurt over een zelf gekozen land voorbereiden en
voorbrengen met daarbij het klaarmaken of
meebrengen van een typisch gerecht uit
het
gekozen land.
De kinderen maken zelf een wereldbol met continenten en zeeën
erop geschilderd. Zo mogelijk ook met
aanduidingen van het reliëf (met gesso).
|